Gerechtshof Amsterdam, 04-10-2018, ECLI:NL:GHAMS:2018:3710, 17/00579
Gerechtshof Amsterdam, 04-10-2018, ECLI:NL:GHAMS:2018:3710, 17/00579
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 4 oktober 2018
- Datum publicatie
- 17 oktober 2018
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2018:3710
- Zaaknummer
- 17/00579
Inhoudsindicatie
In zijn uitspraak van heden in de zaak met nummer 17/00581 heeft het Hof het hoger beroep van belanghebbende ongegrond verklaard. Voor dat geval is tussen partijen niet in geschil dat het hoger beroep in de onderhavige zaak ongegrond is.
Uitspraak
Kenmerk 17/00579
4 oktober 2018
uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur,
tegen de uitspraak in de zaak met kenmerk HAA 16/1167 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
[X] , te [plaats] , belanghebbende
gemachtigde: mr. F.A. Piek
en
de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft aan belanghebbende over het jaar 2009 een navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen opgelegd (hierna: de Navorderingsaanslag), berekend naar een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 6.500.000.
Na daartegen door belanghebbende gemaakt bezwaar, heeft de inspecteur de Navorderingsaanslag bij uitspraak op bezwaar verminderd tot een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 5.691.500.
Belanghebbende heeft tegen die uitspraak beroep ingesteld. De rechtbank heeft bij de uitspraak van 20 oktober 2017 als volgt beslist (in deze uitspraak is de inspecteur aangeduid als ‘verweerder’ en belanghebbende als ‘eiseres’):
“De rechtbank:
verklaart het beroep gegrond;
vernietigt de uitspraak op bezwaar;
vernietigt de navorderingsaanslag, en
veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 990.”
Het tegen deze uitspraak door de inspecteur ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 29 november 2017. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 september 2018. Namens de inspecteur zijn verschenen mrs. N.M. van Gorsel, B.J.E Lodder en P.N. Warnaar. Namens belanghebbende is verschenen gemachtigde voornoemd.
Dit hoger beroep is gelijktijdig behandeld met het hoger beroep van belanghebbende betreffende de navorderingsaanslag inkomstenbelasting over 2010 (met kenmerk 17/00581). Gelet op de verwevenheid zal het Hof in beide zaken gelijktijdig uitspraak doen.
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2 Tussen partijen vaststaande feiten
Hof stelt de feiten als volgt vast:
Belanghebbende houdt alle aandelen in [Y] N.V. (hierna: de NV).
Volgens de tot de gedingstukken behorende fiscale jaarstukken van de NV bedroegen de ondernemingsvermogens en de winstreserves de volgende bedragen (in euro’s):
Ondernemingsvermogens |
Winstreserves |
|
31 december 2006 |
15.183.397 |
15.074.490 |
31 december 2007 |
* |
* |
31 december 2008 |
14.301.449 |
14.165.693 |
31 december 2009 |
16.530.230 |
16.394.474 |
31 december 2010 |
14.876.363 |
14.740.607 |
31 december 2011 |
15.203.702 |
15.067.946 |
* Jaarstukken 2007 ontbreken.
De rekening-courantschuld van belanghebbende aan de NV bedroeg (in euro’s):
31 december 2000 |
4.594.139 |
31 december 2001 |
6.223.646 |
31 december 2002 |
9.398.957 |
31 december 2003 |
12.762.359 |
31 december 2004 |
13.545.741 |
31 december 2005 |
onbekend |
31 december 2006 |
13.324.285 |
31 december 2007 |
12.935.340 |
In 2007 hebben de inspecteur en belanghebbende een Geldleningsovereenkomst gesloten teneinde een winstuitdeling in het jaar 2002 te voorkomen (hierna de Geldlening). Die overeenkomst (waarin belanghebbende de Geldnemer en de NV de Geldgever is) luidt – voor zover van belang – als volgt:
“OVERWEGENDE DAT:
A. De Geldgever aan de Geldnemer wil verstrekken en de Geldnemer van de Geldgever wil ontvangen een lening van maximaal EUR 11.000.000 (…).
B. De Geldgever de Lening wil verrekenen met de tussen Geldgever en Geldnemer bestaande rekening-courantverhouding.
C. De Geldnemer in het bezit is van een landgoed (…) (hierna aangeduid als het “Domaine”), welke een waarde van circa EUR 10.000.000 (…) vertegenwoordigen.
D. De Geldgever (het Hof begrijpt dat hier Geldnemer is bedoeld) in het bezit is van een uitgebreide collectie moderne kunst ter waarde van circa EUR 1.000.000, als beschreven in de aangehechte bijlage. (…)
Artikel 2 De faciliteit
Onder de bepalingen van deze Overeenkomst, verstrekt de Geldgever de Lening, zijnde een lening met de hoofdsom van maximaal EUR 13.000.000 (…), aan de Geldnemer. (…)
Artikel 3 Storting
Betaling uit hoofde van deze Overeenkomst geschiedt per datum 1 januari 2007 door middel van verrekening met de in rekening-courant openstaande schuld van Geldnemer.
Artikel 4 Looptijd
De lening heeft een looptijd van 5 jaar, te rekenen vanaf de datum van ondertekening van deze Overeenkomst, derhalve eindigend op 31 december 2011 (…).
Artikel 6 Rente
De Geldnemer is over de Lening een jaarlijkse enkelvoudige rente verschuldigd van 5 (…) %. (…)
Artikel 7 Garanties
De Geldnemer verbindt zich gedurende de Looptijd niet over te gaan tot het hypothecair belasten van het Domaine, met uitzondering van lid 2 van dit artikel. (…)
Zo de Geldgever dat wil, zal de Geldnemer het Domain hypothecair belasten ten behoeve van de Geldgever. Indien en voor zover nodig verstrekt de Geldnemer hierbij aan Geldgever de onherroepelijke volmacht daarbij Geldnemer te vertegenwoordigen.
De Geldnemer verplicht zich bij verkoop van het Domaine de daaruit verkregen gelden aan te wenden voor terugbetaling van de Lening. (…)
Artikel 9 Opeisbaarheid
De Lening en alle bedragen die de Geldnemer ingevolge deze Overeenkomst aan de Geldgever verschuldigd zal zijn kunnen door de Geldgever onmiddellijk worden opgeëist door middel van een schriftelijke kennisgeving aan de Geldnemer:
(i) bij niet-nakoming of overtreding door de Geldnemer van enige verplichting onder deze Overeenkomst;
(ii) indien executoriaal beslag op enige roerende of onroerende goederen van de Geldnemer wordt gelegd.
De Geldnemer is verplicht de Geldgever onmiddellijk schriftelijk per aangetekende brief te informeren indien zich één van de in dit artikel genoemde gronden voor vervroegde opeising voordoet.”
De overeenkomst is ondertekend door belanghebbende, als geldnemer, en belanghebbende als vertegenwoordiger van de NV.
Volgens de tot de gedingstukken behorende fiscale jaarstukken van de NV bedroeg de schuld van belanghebbende uit hoofde van de Geldlening aan de NV per ultimo 2008, 2009, 2010, 2011 en 2012 € 11.000.000.
Belanghebbende verkoopt Domaine en levert die onroerende zaak in 2010 aan een derde. Zij ontvangt op 26 mei 2010 de verkoopopbrengst van € 4.414.351,50 op haar bankrekening.
Op 31 mei 2010 vonden bij de NV en belanghebbende onder andere de volgende overboekingen plaats:
Van |
Naar |
Bedrag |
Onder vermelding van |
|
a. |
Belanghebbende |
NV |
€ 4.400.000 |
kruispost |
b. |
NV |
Belanghebbende |
€ 4.750.000 |
kruispost |
c. |
Belanghebbende |
[naam] N.V. |
€ 4.750.000 |
lening |
Belanghebbendes rekening-courantschuld aan de NV bedroeg op 31 december 2009 € 383.000.
Belanghebbende geeft in haar aangifte inkomstenbelasting over 2009 een Box 1, 2 en 3 inkomen van nihil aan. De inspecteur heeft deze aangifte gevolgd.
Op 7 februari 2015 vordert de inspecteur na naar een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 6.500.000.
Bij uitspraak op bezwaar is voormeld belastbaar inkomen teruggebracht tot € 5.691.500 [als volgt gespecificeerd: 50% x (€ 11.000.000, zijnde de schuld uit hoofde van de Geldlening + € 383.000, zijnde belanghebbendes rekening-courantschuld aan de NV)].
3 Geschil in hoger beroep
Evenals in eerste aanleg is in hoger beroep in geschil of de inspecteur terecht in 2009 ‘reguliere voordelen’ als bedoeld in artikel 4.12 Wet IB 2001 in belanghebbendes inkomen heeft begrepen.
Het geschil spitst zich toe op de volgende vragen:
-
Is er - en zo ja: in hoeverre is er - sprake geweest van een uitdeling door de NV aan belanghebbende?
-
Is de Navorderingsaanslag in strijd met het vertrouwensbeginsel opgelegd?
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Voor hetgeen zij daaraan ter zitting hebben toegevoegd, wordt verwezen naar het van het verhandelde ter zitting opgemaakte proces-verbaal.