Gerechtshof Amsterdam, 11-10-2018, ECLI:NL:GHAMS:2018:3816, 17/00512
Gerechtshof Amsterdam, 11-10-2018, ECLI:NL:GHAMS:2018:3816, 17/00512
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 11 oktober 2018
- Datum publicatie
- 24 oktober 2018
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2018:3816
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2020:462
- Zaaknummer
- 17/00512
Inhoudsindicatie
Belasting van personenauto’s en motorrijwielen; de bestelauto met dubbele cabine van belanghebbende voldoet niet aan wettelijke inrichtingseisen (kap is 20 centimeter te laag); herstelbeleid (BLKB 2012/1106M) niet van toepassing; vertrouwens- of gelijkheidsbeginsel geschonden?
Uitspraak
kenmerk 17/00512
11 oktober 2018
uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] te [woonplaats], belanghebbende,
gemachtigde: J. Bulder
tegen de uitspraak van 28 augustus 2017 in de zaak met kenmerk HAA 16/1244 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft aan belanghebbende met dagtekening 2 juni 2015 een naheffingsaanslag belasting van personenauto’s en motorrijwielen (hierna: bpm) opgelegd van € 65.850.
Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de inspecteur bij uitspraak van 28 januari 2016 de naheffingsaanslag gehandhaafd.
Bij de uitspraak van 28 augustus 2017 heeft de rechtbank op het beroep van belanghebbende als volgt beslist:
“De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vermindert de naheffingsaanslag tot € 51.605 en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 990; en
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 168 aan eiser te vergoeden.”
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank op 6 oktober 2017 hoger beroep bij het Hof ingesteld en dit bij brief van 6 november 2017 nader gemotiveerd. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 september 2018. Belanghebbende is verschenen, bijgestaan door zijn echtgenote en de gemachtigde voornoemd. Met belanghebbende is voorts verschenen [naam getuige], die een getuigenverklaring heeft afgelegd. Namens de inspecteur is verschenen mr. C. Burger. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2 Feiten
De rechtbank heeft in haar uitspraak – waarin belanghebbende en de inspecteur zijn aangeduid als ‘eiser’ respectievelijk ‘verweerder’ – de volgende feiten vastgesteld:
1. De auto [merk auto] (de auto) staat vanaf 15 juli 2011 op het Nederlandse kenteken [kentekennummer]. De auto is voor de Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992 (Wet BPM) aangemerkt als bestelauto met dubbele cabine met als omschrijving van de inrichting: open wagen.
2. Tot de stukken van het geding behoort een zogenoemde “Melding Controle Autoheffingen”. Volgens deze melding bevond het motorrijtuig zich op 19 mei 2014 om 12.00 uur op de Schipholboulevard te Schiphol. Bij de controle is geconstateerd dat het motorrijtuig een bestelauto is, maar niet voldoet aan de wettelijke inrichtingseisen. In de melding is onder 7 ‘Verklaring bestuurder/bijzonderheden’ het volgende vermeld:
“Pick-up dubbele cabine met geblindeerde kap over de laadruimte. De kap is te laag; 110 cm. 130 cm is vereist voor de hoogte van de laadruimte. Aan de lengte-eis 150 cm en 40% eis wordt wel voldaan.
“Auto zo gekocht, ik haal de kap er thuis direct af.”
3. De Belastingdienst Centrale Administratie heeft aan eiser bij brief van 10 december 2014 een vooraankondiging naheffingsaanslag en boetebeschikking ten aanzien van de motorrijtuigenbelasting verzonden. Aan het slot van deze brief is de volgende passage opgenomen:
“Deze controle heeft mogelijk ook gevolgen voor de heffing van de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (BPM). Mocht dit het geval zijn dan ontvangt u hierover apart bericht.”
Nu de hiervoor vermelde feiten door partijen op zichzelf niet zijn bestreden, zal ook het Hof daarvan uitgaan.
3 Geschil in hoger beroep
Evenals bij de rechtbank is bij het Hof in geschil of de naheffingsaanslag bpm, zoals door de rechtbank verminderd, terecht is opgelegd.