Gerechtshof Amsterdam, 27-09-2018, ECLI:NL:GHAMS:2018:3819, 17/00335
Gerechtshof Amsterdam, 27-09-2018, ECLI:NL:GHAMS:2018:3819, 17/00335
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 27 september 2018
- Datum publicatie
- 16 januari 2019
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2018:3819
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2020:1656
- Zaaknummer
- 17/00335
Inhoudsindicatie
Belasting van personenauto’s en motorrijtuigen; voertuig kan niet worden aangemerkt als een gebruikt voertuig
Uitspraak
kenmerk 17/00335
27 september 2018
uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[naam] h.o.d.n. [naam bedrijf] te [woonplaats] , belanghebbende,
gemachtigde: mr. T.B. Vriesema
tegen de uitspraak van 31 mei 2017 in de zaak met kenmerk HAA 15/4889 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft met dagtekening 1 december 2014 aan belanghebbende een
naheffingsaanslag belasting van personenauto’s en motorrijtuigen opgelegd van € 45.905.
Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de inspecteur bij uitspraak, gedagtekend 6 oktober
2015, de aanslag gehandhaafd.
Belanghebbende heeft daartegen beroep ingesteld. De rechtbank heeft in haar uitspraak
van 31 mei 2016 als volgt beslist. (Belanghebbende wordt in de uitspraak van de rechtbank aangeduid als ‘eiseres’, de inspecteur als ‘verweerder’)
“De rechtbank:- verklaart het beroep ongegrond;
- veroordeelt verweerder om aan eiser immateriële schadevergoeding wegens
overschrijding van de redelijke termijn te betalen tot een bedrag van € 400;
- veroordeelt de Staat om aan eiser immateriële schadevergoeding wegens
overschrijding van de redelijke termijn te betalen tot een bedrag van € 100;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.273,95;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 167 aan eiser te vergoeden.”
Het tegen deze uitspraak ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 5 juli
2017, aangevuld bij brief van 13 juli 2017. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Op 7 juni 2018 is bij het Hof een nader stuk van belanghebbende ingekomen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 juni 2018. Verschenen zijn de
gemachtigde voornoemd en, namens de inspecteur, mr. A.R. van der Maas. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2 Feiten
De rechtbank heeft de navolgende feiten vastgesteld.
“1. Eiser heeft op 18 april 2014 aangifte BPM gedaan voor een Ford [model a] (hierna: het voertuig). In deze aangifte heeft eiser gekozen voor vermindering op basis van de afschrijvingstabel. Het bruto BPM bedrag is € 24.400, na afschrijving resteert € 8.554.
2. Het voertuig is aangekocht op een veiling in Amerika voor een totaalbedrag van
$ 51.700. Inclusief kosten voor vracht en verzekering komt het totaalbedrag op $ 52.550
(€ 42.824).
Verweerder heeft de naheffingsaanslag BPM opgelegd naar een bedrag van € 45.905, berekend op basis van de CO2-uitstoot.
3. Het voertuig is in juli 2010 voor het eerst toegelaten en op 12 juni 2014 voor het eerst te naam gesteld en in gebruik genomen. Blijkens de gegevens van de Rijksdienst voor het Wegverkeer bedroeg de kilometerstand op dat moment 121 miles.”.
Nu de hiervoor vermelde feiten door partijen op zichzelf niet zijn bestreden zal ook het Hof daarvan uitgaan.
3 Geschil in hoger beroep
Evenals bij de rechtbank is bij het Hof in geschil of de naheffingsaanslag terecht en tot het juiste bedrag is opgelegd. Meer specifiek is in geschil of sprake is van een gebruikte personenauto in de zin van artikel 10, eerste lid, van de Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992 (hierna: Wet BPM).
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Voor hetgeen zij daaraan ter zitting hebben toegevoegd wordt verwezen naar het van het verhandelde ter zitting opgemaakte proces-verbaal.