Home

Gerechtshof Amsterdam, 21-08-2018, ECLI:NL:GHAMS:2018:4322, 17/00546

Gerechtshof Amsterdam, 21-08-2018, ECLI:NL:GHAMS:2018:4322, 17/00546

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
21 augustus 2018
Datum publicatie
23 juli 2019
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2018:4322
Formele relaties
  • Eerste aanleg: ECLI:NL:RBROT:2015:1657, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
Zaaknummer
17/00546
Relevante informatie
Wet waardering onroerende zaken [Tekst geldig vanaf 01-01-2024] art. 18

Inhoudsindicatie

WOZ. De bestemming van de onroerende zaak is gewijzigd in een bedrijfsbestemming. De waarde moet dan op grond van artikel 18, lid 2, van de Wet WOZ worden bepaald naar de staat van die zaak bij het begin van het kalenderjaar waarvoor de waarde wordt vastgesteld.

Uitspraak

Kenmerk 17/00546

21 augustus 2018

uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep – na verwijzing door de Hoge Raad der Nederlanden – van

[naam] , wonende te [woonplaats] , belanghebbende,

tegen de uitspraak in de zaak met kenmerk ROT 14/565 van de rechtbank

Rotterdam (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Hellevoetsluis, de heffingsambtenaar,

(gemachtigde: mr. E. Blom).

1 Ontstaan en loop van het geding voor verwijzing

1.1.

De heffingsambtenaar heeft bij beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) voor het belastingjaar 2013 de waarde vastgesteld voor de onroerende zaak [object] te [plaats] (hierna: de onroerende zaak) op € 45.000.

1.2.

Na tegen de beschikking gemaakt bezwaar heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak van 20 januari 2014 het bezwaar ongegrond verklaard.

1.3.

Bij uitspraak van 12 maart 2015 heeft de rechtbank het door belanghebbende tegen de uitspraak van de heffingsambtenaar ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen die uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof Den Haag. Het Gerechtshof Den Haag heeft bij uitspraak van 29 maart 2016, BK-15/00317, belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep en het verzoek om schadevergoeding afgewezen.

1.5.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag beroep in cassatie ingesteld.

1.6.

Op 20 oktober 2017, nr. 16/02441, ECLI:NL:HR:2017:2656, heeft de Hoge Raad arrest (hierna: het verwijzingsarrest) gewezen, waarbij het beroep gegrond is verklaard, de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag is vernietigd behoudens de beslissing omtrent de schadevergoeding, en de zaak ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van het arrest is verwezen naar het Gerechtshof te Amsterdam (hierna: het Hof).

2 Loop van het geding na verwijzing

2.1.

Belanghebbende en de heffingsambtenaar zijn door de griffier van het Hof bij brieven van 1 november 2017 in de gelegenheid gesteld een schriftelijke reactie op het arrest in te dienen. De heffingsambtenaar heeft bij brief van 8 november 2017 zijn reactie gegeven. Bij brief van 23 november 2017 heeft belanghebbende van deze gelegenheid gebruik gemaakt.

2.2.

Bij brieven en faxberichten van 11 december 2017, 12 maart 2018, 4 mei 2018 en 9 juli 2018 zijn van belanghebbende nadere stukken bij de griffie van het Hof ingekomen. Een afschrift van deze stukken is aan de heffingsambtenaar gezonden.

2.3.

Het beroep is behandeld ter zitting van het Hof van 19 juli 2018. Aldaar is belanghebbende verschenen en de eerder genoemde gemachtigde van de heffingsambtenaar, vergezeld door L. Flohr. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt, waarvan een kopie aan deze uitspraak is gehecht.

3 Tussen partijen vaststaande feiten

3.1.

Door het Gerechtshof Den Haag zijn de volgende feiten vastgesteld

“3.1.Belanghebbende is bij het begin van het belastingjaar 2013 gebruiker en genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van de onroerende zaak.

3.2.De onroerende zaak heeft op 1 januari 2013 een bedrijfsbestemming.

3.3.Belanghebbende heeft de onroerende zaak in gebruik als kantoor.”

3.2.

Het Hof zal van dezelfde feiten uitgaan. Het Hof vult deze feiten als volgt aan.

3.3.

In november 2012 is de bestemming van de onroerende zaak gewijzigd in een bedrijfsbestemming.

3.4.

Tot de gedingstukken behoort een taxatierapport van de onroerende zaak, gedateerd 16 januari 2017, dat in opdracht van belanghebbende is opgemaakt in verband met een planschadeprocedure. Hierin is onder meer opgenomen:

“A. OPDRACHT/OPNAME

Opdrachtgever

Waardepeildatum: 3 januari 2017

Datum van de opdracht: 27 december 2016

Datum opname en inspectie: 3 januari 2017

Naam opdrachtgever(s): [naam belanghebbende]

Adres opdrachtgever: [adres belanghebbende]

Taxateur

Opdracht is uitgevoerd door taxateur [naam taxateur]

Naam kantoor [naam kantoor]

(…)

B.OBJECT

Object adres: [adres object]

(…)

Korte objectomschr Bedrijfspand gelegen aan dijk met erf, tuin, ondergrond en overig toebehoren

C. DOEL VAN DE TAXATIE

Doel van de taxatie: verschaffen van inzicht in de waarde t.b.v. fiscale doeleinden

D. WAARDERING

Het object is per waardepeildatum getaxeerd op:

Marktwaarde: € 138.000,00”

3.5.

Nu de hiervoor vermelde feiten door partijen op zichzelf niet zijn bestreden zal ook het Hof daarvan uitgaan.

4 Het verwijzingsarrest

5 Geschil in hoger beroep na verwijzing

6 Beoordeling van het geschil

7 Kosten

8 Beslissing