Gerechtshof Amsterdam, 25-09-2018, ECLI:NL:GHAMS:2018:4753, 18/00161 ev
Gerechtshof Amsterdam, 25-09-2018, ECLI:NL:GHAMS:2018:4753, 18/00161 ev
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 25 september 2018
- Datum publicatie
- 16 januari 2019
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2018:4753
- Zaaknummer
- 18/00161 ev
Inhoudsindicatie
Evenals de rechtbank is het Hof van oordeel dat aanslagen precarioheffing terecht aan de netbeheerder zijn opgelegd.
Uitspraak
kenmerken 18/00161 tot en met 18/00164
25 september 2018
uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[A] N.V., te [plaats] , belanghebbende,
gemachtigde: mr. M.P.C. Hendriks (AKD te Breda)
tegen de uitspraak van 1 juni 2017 in de zaken met de kenmerken 16/2, 16/4, 16/5 en 16/10 van de rechtbank Gelderland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Apeldoorn, de heffingsambtenaar.
1 Ontstaan en loop van het geding
De heffingsambtenaar heeft met dagtekening 15 december 2014 aan belanghebbende voor het tijdvak 1 januari 2011 tot en met 31 december 2011 een aanslag precariobelasting opgelegd van € 2.868.560 (hierna: de aanslag 2011).
De heffingsambtenaar heeft met dagtekening 14 februari 2015 aan belanghebbende voor het tijdvak 1 januari 2012 tot en met 31 december 2012 een aanslag precariobelasting opgelegd van € 2.930.920 (hierna: de aanslag 2012).
De heffingsambtenaar heeft met dagtekening 14 februari 2015 aan belanghebbende voor het tijdvak 1 januari 2013 tot en met 31 december 2013 een aanslag precariobelasting opgelegd van € 2.962.100 (hierna: de aanslag 2013).
De heffingsambtenaar heeft met dagtekening 14 februari 2015 aan belanghebbende voor het tijdvak 1 januari 2014 tot en met 31 december 2014 een aanslag precariobelasting opgelegd van € 3.118.000 (hierna: de aanslag 2014).
Na daartegen gemaakte bezwaren, heeft de heffingsambtenaar bij uitspraken op bezwaar van 24 november 2015 de hiervoor onder 1.1.1 tot en met 1.1.4 vermelde aanslagen verminderd naar respectievelijk € 2.503.139,68 (aanslag 2011), € 2.557.555,76 (aanslag 2012), € 2.584.763,80 (aanslag 2013) en € 2.720.804 (aanslag 2014).
De rechtbank heeft het tegen deze uitspraken op bezwaar ingestelde beroep in haar uitspraak ongegrond verklaard.
Het tegen de uitspraak van de rechtbank ingestelde hoger beroep is ingekomen bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 11 juli 2017, aangevuld bij brief van 13 november 2017. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft het hoger beroep bij beslissing van 20 maart 2018 voor verdere behandeling verwezen naar het Hof.
Belanghebbende heeft bij brief van 27 juli 2018 een nader stuk ingediend.
De heffingsambtenaar heeft bij brieven van 2 augustus 2018 en 9 augustus 2018 nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 augustus 2018. Voorafgaand aan de zitting hebben partijen het Hof bericht dat zij niet bij de zitting aanwezig zullen zijn. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
Bij brief van 31 augustus 2018 heeft mr. Hendriks het Hof bericht de behandeling van de zaken als gemachtigde te hebben overgenomen.
2 Feiten
De rechtbank heeft in haar uitspraak (waarin belanghebbende wordt aangeduid als ‘eiseres’ en de heffingsambtenaar als ‘verweerder’) de navolgende feiten vastgesteld.
“Feiten
1. Eiseres is netbeheerder van gas- en elektriciteitsleidingen (hierna: de leidingen) in de gemeente Apeldoorn (hierna: de gemeente). Deze leidingen bevinden zich deels in de grond die eigendom is van de gemeente. Eigenaar van de leidingen is [B] N.V. (hierna: [B N.V.] ) een 100% dochtermaatschappij van eiseres.
2. In november 1924 is tussen N.V. [C] (hierna: NV [C] ) en Burgemeester en Wethouders van de gemeente Apeldoorn een overeenkomst gesloten die betrekking heeft op de exploitatie van het elektriciteitsnetwerk van NV [C] in de gemeentegrond van de gemeente Apeldoorn (hierna: de Overeenkomst 1924). [B N.V.] is de rechtsopvolgster van NV [C] . In de Overeenkomst wordt NV [C] aangeduid als "Vennootschap". Daarin staat verder het volgende opgenomen:
" (…)
Artikel 4
Vergunning tot aanleg en instandhouding electriciteitswerken
1. De gemeente verleent door onderteekening van dezer overeenkomst aan de Vennootschap voor zoodanigen duur als naar het oordeel der Vennootschap voor de uitoefening van haar bedryf noodig zal blyken kosteloos het recht tot geleiding, transformeering, verdeeling en levering van electriciteit en de daarmede in verband staande beveiligings- en ondersteuningswerken te hebben, aan te brengen, in stand te houden en te verwyderen in, op, aan, door of boven gemeentelijke gronden, wegen, wateren en andere eigendommen der Gemeente.
2. De Vennootschap zal omtrent de uitvoering dier werken, alsmede omtrent het tydstip der uitvoering met de gemeente overleg plegen.
3. De Vennootschap verplicht zich na het verrichten van deze werkzaamheden het geleverde, op hare kosten (…) weer in den toestand te brengen van vóór de uitvoering van die werkzaamheden. (…)"
3. In februari 1976 is tussen de [D] NV (hierna: [D] NV) en de gemeente Apeldoorn een overeenkomst betreffende levering van gas en water gesloten (hierna: de Overeenkomst 1976). In de Overeenkomst 1976 wordt de [D] NV aangeduid als "de N.V.". Daarin staat verder het volgende opgenomen:
" (…)
Artikel 2
1. De gemeente verbindt zich, indien uit hoofde van de gas- en watervoorziening of voor de aanwezigheid van de leidingen en kabels en verder voor de distributie van gas en water benodigde installaties door de N.V enigerlei retributie of vergoeding in welke vorm ook aan haar verschuldigd is of wordt, aan de N.V. een bedrag uit te betalen gelijk aan de geheven retributie en/of vergoeding, een en ander onverminderd het bepaalde in artikel 4. (…) "
Nu de hiervoor vermelde feiten door partijen op zichzelf niet zijn bestreden, zal ook het Hof daarvan uitgaan.
3 Geschil in hoger beroep
Evenals voor de rechtbank is voor het Hof in geschil of:
-
belanghebbende door de heffingsambtenaar terecht als belastingplichtige is aangemerkt;
-
de in onderdeel 2 en 3 van de uitspraak van de rechtbank vermelde overeenkomsten aan de heffing van precariobelasting van belanghebbende in de weg staan;
-
de aanslag in strijd is met een of meer algemene beginselen van behoorlijk bestuur.