Home

Gerechtshof Amsterdam, 04-09-2018, ECLI:NL:GHAMS:2018:4757, 17/00216

Gerechtshof Amsterdam, 04-09-2018, ECLI:NL:GHAMS:2018:4757, 17/00216

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
4 september 2018
Datum publicatie
31 december 2018
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2018:4757
Zaaknummer
17/00216

Inhoudsindicatie

Rechtbank heeft beroep terecht niet-ontvankelijk verklaard en het beroep inzake de dwangsom terecht ongegrond verklaard. Hof bevestigt uitspraak rechtbank

Uitspraak

kenmerk 17/00216

4 september 2018

uitspraak van derde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [plaats], belanghebbende,

tegen

de uitspraak in de zaak met kenmerk HAA 16/2394 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) van 29 maart 2017 in het geding tussen

belanghebbende

en

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft met dagtekening 1 maart 2013 aan belanghebbende voor het jaar 2007 een aanslag opgelegd in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 10.715 (hierna: de aanslag IB/PVV 2007). Gelijktijdig is bij afzonderlijke beschikking, tezamen met de aanslag verenigd in één geschrift, € 152 aan heffingsrente in rekening gebracht.

1.2.

Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de inspecteur bij uitspraak, gedagtekend 4 juni 2013, het bezwaar gegrond verklaard en de aanslag IB/PVV 2007 verminderd tot nihil.

1.3.

Op 4 december 2013 heeft belanghebbende verzocht het bedrag van de voorlopige aanslag terug te geven.

1.4.

Bij brief van 27 mei 2016 heeft de inspecteur een door belanghebbende ingediend verzoek om een dwangsom - vanwege het niet tijdig beslissen op het bezwaar - afgewezen.

1.5.

Op het door belanghebbende ingestelde beroep heeft de rechtbank bij uitspraak van 29 maart 2017 als volgt beslist:

“De rechtbank:

- verklaart het beroep gericht tegen de uitspraak op bezwaar betreffende de aanslag ib/pvv 2007 van 4 juni 2013 niet-ontvankelijk;

- verklaart het beroep gericht tegen de dwangsombeschikking van 27 mei 2016

ongegrond.”

1.6.

Het tegen deze uitspraak ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 18 april 2017 en is aangevuld bij brieven van 14 mei 2017 en 8 juni 2017. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.7.

Belanghebbende heeft bij brief van 1 juni 2018 nadere stukken ingediend.

1.8.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 juni 2018. Bij die gelegenheid zijn de zaken met procedurenummers 17/00216 tot en met 17/00221 gelijktijdig behandeld. Belanghebbende is verschenen. Namens de inspecteur is verschenen mr. R.G.A. de Jong. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Feiten

2.1.

Het Hof stelt de feiten als volgt vast:

2.2.

Op 28 december 2012 is de aangifte IB/PVV 2007 door de Belastingdienst ontvangen. Belanghebbende heeft daarbij aangifte gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van nihil.

2.3.

Bij brief van 28 januari 2013 heeft de inspecteur aangekondigd dat hij, in afwijking van de aangifte, de aanslag zal vaststellen naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 10.715. Met dagtekening 1 maart 2013 is de aanslag IB/PVV 2007 opgelegd conform die eerdere aankondiging. Dit heeft geleid tot een te betalen bedrag op de aanslag IB/PVV 2007 van € 938 (inclusief heffingsrente en onder verrekening van voorlopige teruggaven en voorheffingen). Belanghebbende heeft hiertegen bezwaar gemaakt.

2.4.

Bij uitspraak op bezwaar van 4 juni 2013 heeft de inspecteur de aanslag IB/PVV 2007 als volgt verminderd tot nihil:

“Berekening van het te ontvangen of te verrekenen bedrag

Bedrag van de aanslag € NIHIL

Eerder vastgesteld bedrag bij € 938

Te ontvangen of te verrekenen € 938”

2.5.

Het beroepschrift van belanghebbende is op 1 juli 2014 bij rechtbank Amsterdam binnengekomen en is vervolgens doorgezonden aan de rechtbank.

2.6.

Bij brief van 13 april 2016 heeft belanghebbende de inspecteur in gebreke gesteld wegens het uitblijven van een uitspraak op bezwaar.

2.7.

Bij beschikking met dagtekening 27 mei 2016 heeft de inspecteur het verzoek om een dwangsom afgewezen.

3 Geschil in hoger beroep

Tussen partijen is in geschil of de rechtbank het beroep van belanghebbende terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Voorts is tussen partijen in geschil of de inspecteur een dwangsom dient te verbeuren.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing