Home

Gerechtshof Amsterdam, 04-09-2018, ECLI:NL:GHAMS:2018:4759, 17/00218

Gerechtshof Amsterdam, 04-09-2018, ECLI:NL:GHAMS:2018:4759, 17/00218

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
4 september 2018
Datum publicatie
31 december 2018
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2018:4759
Zaaknummer
17/00218

Inhoudsindicatie

Het Hof geeft in de zaak uitleg aan de (on)bevoegdheid van de belastingrechter inzake verrekeningsbeslissingen van: de (i) ontvanger van de Belastingdienst en (ii) de Belastingdienst Toeslagen.

Uitspraak

kenmerk 17/00218

4 september 2018

uitspraak van derde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [plaats] , belanghebbende,

tegen

de uitspraak in de zaak met kenmerk HAA 16/4535 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) van 29 maart 2017 in het geding tussen

belanghebbende

en

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft met dagtekening 12 april 2013 aan belanghebbende voor het jaar 2009 een aanslag opgelegd in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 20.477 (hierna: de aanslag IB/PVV 2009). Gelijktijdig is bij afzonderlijke beschikking, tezamen met de aanslag verenigd in één geschrift, € 68 aan heffingsrente aan belanghebbende vergoed

1.2.

Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de inspecteur bij uitspraak, gedagtekend 12 mei 2016, het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.

1.3.

Bij brief van 27 mei 2016 heeft de inspecteur een door belanghebbende ingediend verzoek om een dwangsom - vanwege het niet tijdig beslissen op het bezwaar - afgewezen.

1.4.

Het beroep van belanghebbende heeft de rechtbank bij uitspraak van 29 maart 2017 ongegrond verklaard.

1.5.

Het tegen de uitspraak van de rechtbank ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 18 april 2017 en is aangevuld bij brieven van 14 mei 2017 en 8 juni 2017. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.6.

Belanghebbende heeft bij brief van 1 juni 2018 nadere stukken ingediend.

1.7.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 juni 2018. Bij die gelegenheid zijn de zaken met procedurenummers 17/00216 tot en met 17/00221 gelijktijdig behandeld. Belanghebbende is verschenen. Namens de inspecteur is verschenen mr. R.G.A. de Jong. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 2. Feiten

2.1.

Het Hof stelt de feiten als volgt vast:

2.2.

Bij brief van 10 april 2013 - met als briefhoofd “Mededeling Verrekening of terugbetaling” - is aan belanghebbende het volgende medegedeeld:

“Hierbij deel ik u mede, dat de negatieve aanslag inkomstenbelasting/premie volksverz. 2009 nummer [aanslagnummer] ten bedrage van € 752,00 als volgt is verwerkt

€ 752,00 wordt uitbetaald of verrekend door de ontvanger Belastingdienst/Oost. ”

2.3.

Met dagtekening 12 april 2013 is de aanslag IB/PVV 2009 aan belanghebbende opgelegd (zie hiervoor onder 1.1).

2.4.

Bij (handgeschreven) brief van 19 april 2013, met als onderwerp “Betreft inkomstenbelasting 2008 [,] [nummer] dd 9 april 2013 [,] inkomstenbelasting 2009 [nummer] dd 12 april 2013”, gericht aan de “Belastingdienst/Arnhem”, heeft belanghebbende het volgende aan de Belastingdienst medegedeeld:

“Tot op heden mocht ik van u nog geen betalingen hebben ontvangen inzake bovengenoemde aanslagen inkomstenbelasting 2008 en 2009. Ik verzoek hier met spoed om en wel te storten op rekening nr. (…)”

2.5.

Bij brief van 1 juli 2014 heeft belanghebbende inzake de aanslag IB/PVV 2009 beroep ingesteld bij rechtbank Amsterdam die het beroep heeft doorgezonden aan de rechtbank.

2.6.

De rechtbank heeft de brief van 1 juli 2014 bij brief van 10 augustus 2015 doorgezonden naar de inspecteur, met daarbij het verzoek om de brief als bezwaar tegen de aanslag IB/PVV 2008 in behandeling te nemen.

2.7.

Belanghebbende heeft de inspecteur bij brief van 13 april 2016 in gebreke gesteld vanwege het uitblijven van een uitspraak op bezwaar.

2.8.

Bij uitspraak van 12 mei 2016 heeft de inspecteur het bezwaar tegen de aanslag IB/PVV 2008 wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk verklaard.

2.9.

Bij beschikking met dagtekening 27 mei 2016 heeft de inspecteur het verzoek om een dwangsom afgewezen.

2.10.

Belanghebbende heeft tegen de hiervoor onder 2.8 en 2.9 genoemde besluiten op 13 juni 2016 beroep ingesteld.

2.11.

Ter zitting in hoger beroep heeft belanghebbende, onder andere, het volgende verklaard:

“- Met betrekking tot het jaar 2009 merk ik op dat hier hetzelfde speelt als bij de aanslag IB/PVV 2008. De aanslag IB/PVV 2009 is vastgesteld op een door mij te ontvangen bedrag van € 752. Ik heb dat geld echter niet ontvangen. Ik heb diverse brieven geschreven waarbij ik de uitbetaling van het aan mij uit te betalen bedrag heb gevorderd.

- U houdt mij voor dat de aanslag IB/PVV 2009 is gedagtekend 12 april 2013 en dat door de rechtbank is vastgesteld dat ik op 1 juli 2014 bezwaar daartegen heb gemaakt [Hof: lees het beroepschrift dat bij de rechtbank is binnengekomen en als bezwaarschrift is doorgezonden aan de inspecteur]. Ik verzet mij echter tegen deze vaststelling door de rechtbank.

Ik heb geen specifieke redenen die verklaren waarom het bezwaar te laat is ingediend.

Mijn stelling is dat er meerdere geschriften zijn ingediend vóór 1 juli 2014. Ik heb nadat de aanslag IB/PVV 2009 was vastgesteld namelijk meerdere brieven naar de inspecteur verstuurd, waarin ik er blijk van heb gegeven dat ik het niet eens was met de gang van zaken. U houdt mij voor dat de aanslag IB/PVV 2009 is vastgesteld conform de aangifte. Dat is juist. Ik ben ook hier het niet eens met de wijze waarop het aan mij uit te betalen bedrag van € 752 is verrekend. Ik weet niet waar dit bedrag naartoe is gegaan. U houdt mij de brief voor van 19 april 2013. U vraagt mij of deze brief is bedoeld als een bezwaar tegen de aanslag IB/PVV 2009. Neen, dat blijkt ook uit de inhoud van deze brief. Het is gericht tegen de mededeling verrekening van 10 april 2013.”

3 Geschil in hoger beroep

Evenals voor de rechtbank is voor het Hof in geschil of de inspecteur het bezwaar tegen de aanslag IB/PVV 2009 terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Voorts is tussen partijen in geschil of de inspecteur een dwangsom dient te verbeuren.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing