Gerechtshof Amsterdam, 23-08-2018, ECLI:NL:GHAMS:2018:4763, 17/00384
Gerechtshof Amsterdam, 23-08-2018, ECLI:NL:GHAMS:2018:4763, 17/00384
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 23 augustus 2018
- Datum publicatie
- 31 december 2018
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2018:4763
- Zaaknummer
- 17/00384
Inhoudsindicatie
Het Hof overweegt dat de heffingsambtenaar de aanslag over het tijdvak 2015 weliswaar ambtshalve heeft verminderd, maar dat belanghebbende daar uitdrukkelijk niet in heeft berust blijkens ook haar voor de rechtbank gehouden pleidooi. Het tegen die ambtshalve vermindering gerichte beroep kan belanghebbende evenwel niet baten, aangezien daartegen geen rechtsmiddel opstond. Dit laatste had de rechtbank dienen te betrekken bij haar oordeel over de ontvankelijkheid van belanghebbendes beroep. Omdat de rechtbank dat niet heeft gedaan, zal het Hof doen hetgeen de rechtbank had behoren te doen, en het beroep voor zover gericht tegen de ambtshalve vermindering, alsnog niet-ontvankelijk verklaren.
Uitspraak
kenmerk 17/00384
23 augustus 2018
uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] te [plaats] , belanghebbende,
tegen de uitspraak van 26 juni 2017 in de zaak met kenmerk HAA 16/4648 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Bergen, de heffingsambtenaar.
1 Ontstaan en loop van het geding
De heffingsambtenaar heeft met betrekking tot vijf tijdvakken in de periode 2011 tot en met 2015, telkens binnen twee maanden na aanvang van het desbetreffende heffingstijdvak, aanslagen rioolheffing (hierna: de aanslagen) aan belanghebbende opgelegd.
Belanghebbende heeft bij brief met dagtekening 24 maart 2016 bezwaar gemaakt tegen deze aanslagen. Bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 18 augustus 2016 heeft de heffingsambtenaar het bezwaar tegen de aanslagen niet-ontvankelijk verklaard vanwege termijnoverschrijding. Tevens heeft de heffingsambtenaar de aanslag rioolheffing met betrekking tot het belastingjaar 2015 ambtshalve verminderd (hierna: ambtshalve vermindering).
Belanghebbende heeft tegen die besluiten beroep ingesteld. De rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 26 juni 2017 ongegrond verklaard.
Het tegen de uitspraak van de rechtbank door belanghebbende ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 7 augustus 2017. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 juli 2018. Belanghebbende is verschenen. Namens de heffingsambtenaar is verschenen B. Verhagen. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2 Feiten
De rechtbank heeft in haar uitspraak (waarin belanghebbende wordt aangeduid als ‘eiseres’ en de heffingsambtenaar als ‘verweerder’) de navolgende feiten vastgesteld.
“1. De aanslagen zijn eiseres opgelegd met de dagtekeningen 25 februari 2011 (2011), 23 februari 2012 (2012), 25 februari 2013 (2013), 28 februari 2014 (2014) respectievelijk 28 februari 2015 (2015).
2. Het bezwaarschrift van eiseres dat betrekking heeft op de onder 1 genoemde belastingjaren is gedagtekend 24 maart 2016 en is ook op die datum door verweerder ontvangen.
3. Verweerder heeft in de uitspraak op bezwaar van 18 augustus 2016 de bezwaren van eiseres niet-ontvankelijk verklaard. De voor het belastingjaar 2015 opgelegde aanslag is door verweerder bij beslissing van gelijke datum ambtshalve verminderd.”
Nu de hiervoor vermelde feiten door partijen op zichzelf niet zijn bestreden, zal ook het Hof daarvan uitgaan.
3 Geschil in hoger beroep
Evenals voor de rechtbank is voor het Hof in geschil of de heffingsambtenaar het bezwaar van belanghebbende tegen de aanslagen terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Tevens is de hoogte van de aanslagen in geschil.