Gerechtshof Amsterdam, 11-12-2018, ECLI:NL:GHAMS:2018:4925, 16/00545
Gerechtshof Amsterdam, 11-12-2018, ECLI:NL:GHAMS:2018:4925, 16/00545
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 11 december 2018
- Datum publicatie
- 20 februari 2019
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2018:4925
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2019:1371
- Zaaknummer
- 16/00545
Inhoudsindicatie
Wet waardering onroerende zaken; waardering woning
Uitspraak
kenmerk 16/00545
11 december 2018
uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[naam] , te [woonplaats] , belanghebbende,
tegen de uitspraak van 27 oktober 2016 in de zaak met kenmerk HAA 15/5828 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Bloemendaal, de heffingsambtenaar.
1 Ontstaan en loop van het geding
De heffingsambtenaar heeft bij op de voet van artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) genomen beschikking met dagtekening
28 februari 2015 de waarde van de onroerende zaak [adres] te [plaats] (hierna: de woning) voor het jaar 2015 vastgesteld op € 1.356.000 (hierna: de WOZ-waarde). Tegelijk met deze beschikking is - voor zover in hoger beroep van belang - de aanslag onroerende-zaakbelastingen (OZB) voor het jaar 2015 bekendgemaakt.
Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak van
20 november 2015 de WOZ-waarde en aanslag OZB gehandhaafd.
Belanghebbende heeft beroep bij de rechtbank ingesteld. De rechtbank heeft bij de uitspraak van 27 oktober 2016 het beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft op 6 december 2016 tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft bij faxbericht van 15 november 2018 nadere stukken ingediend. De nadere stukken zijn in kopie aan de heffingsambtenaar gezonden.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 november 2018. Belanghebbende is aldaar verschenen. Namens de heffingsambtenaar is verschenen mr. E. Brouwer, bijgestaan door [naam taxateur] (taxateur). Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2 Feiten
De rechtbank heeft in haar uitspraak - waarin belanghebbende en de heffingsambtenaar zijn aangeduid als ‘eiser’ respectievelijk ‘de heffingsambtenaar’ - de volgende feiten vastgesteld.
“1. Eiser is genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van de woning.
2. De woning is een twee-onder-één-kapwoning met garage, carport en dakkapel. De inhoud van de woning is ongeveer 860 m³ en de oppervlakte van het perceel is ongeveer 2.715 m².”
Het Hof gaat uit van dezelfde feiten, en vult ze verder als volgt aan.
De heffingsambtenaar heeft ter onderbouwing van de WOZ-waarde mede aansluiting gezocht bij (verkoop)gegevens van drie objecten, te weten, [object 1] , [object 2] en [object 3] , alle gelegen in [plaats] (hierna tezamen: de vergelijkingsobjecten). Tot de gedingstukken behoort een Waarderapport van taxateur [naam taxateur] d.d. 29 februari 2016. De getaxeerde waarde bedraagt op 1 januari 2014 (de waardepeildatum) € 1.402.000. Bij het rapport behoort een ‘Waardeopbouw’ (matrix) met daarin onder andere (verkoop)gegevens van de woning en de vergelijkingsobjecten. De Waardeopbouw vermeldt onder andere object-specifieke kenmerken, verkoopdata, verkoopprijzen en (herleide) kubiekemeterprijzen.
Belanghebbende heeft in hoger beroep verkoopbrochures overgelegd betreffende de vergelijkingsobjecten (en heeft daarbij ook verwezen naar op youtube.com te raadplegen beeldmateriaal).
Over de jaren 2009 tot en met 2013 hebben belanghebbende en de heffingsambtenaar over de waarde van de woning een compromis gesloten. Dit compromis is vastgelegd in een uitspraak van het Hof van 8 juli 2014 (nrs. 12/00525, 12/00526 en 13/00632). Op grond van dit compromis is de waarde van de woning voor de genoemde jaren als volgt vastgesteld:
2009 € 1.585.000
2010 € 1.560.000
2011 € 1.535.000
2012 € 1.500.000
2013 € 1.400.000
Het Hof heeft bij uitspraak van 9 februari 2017, nr. 15/00843 (ECLI:NL:GHAMS: 2017:426) beslist over de voor de woning voor het jaar 2014 (na bezwaar) vastgestelde WOZ-waarde (€ 1.377.000). Het Hof heeft het hoger beroep ongegrond verklaard. Belanghebbende heeft tegen die uitspraak cassatie bij de Hoge Raad ingesteld. Bij brief van 8 juli 2017 heeft belanghebbende het Hof verzocht om uitstel van de mondelinge behandeling van de onderhavige zaak, welke was gepland op 24 augustus 2017. Hij schrijft daartoe onder andere het volgende:
“De reden van dit verzoek om uitstel, is de behandeling van het beroep in cassatie, door mij ingesteld voor de WOZ jaar 2014. (…)
Uiteraard wil ik niet de pretentie hebben om ook maar op enig punt in het gelijk te worden gesteld, maar er zijn wel een aantal principiële punten naar voren gebracht, die ook van toepassing zullen zijn op het beroep bij uw hof voor de [onderhavige] zaak WOZ 2015.”
De Hoge Raad heeft bij arrest van 13 juli 2018, nr. 17/01429, ECLI:NL:HR:2018:1187, bovengenoemd beroep in cassatie ongegrond verklaard.
3 Geschil in hoger beroep
In hoger beroep is uitsluitend nog in geschil of de WOZ-waarde op de waardepeildatum 1 januari 2014 van de woning te hoog is vastgesteld.
Belanghebbende bepleit een WOZ-waarde van tussen € 1.250.000 en € 1.300.000.
De heffingsambtenaar verdedigt – onder verwijzing naar de in 2.3 genoemde vergelijkingsobjecten – de door hem vastgestelde WOZ-waarde (€ 1.356.000).