Gerechtshof Amsterdam, 20-12-2018, ECLI:NL:GHAMS:2018:4926, 17/00566, 17/00567, 17/00568, 17/00569
Gerechtshof Amsterdam, 20-12-2018, ECLI:NL:GHAMS:2018:4926, 17/00566, 17/00567, 17/00568, 17/00569
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 20 december 2018
- Datum publicatie
- 18 februari 2019
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2018:4926
- Zaaknummer
- 17/00566, 17/00567, 17/00568, 17/00569
Inhoudsindicatie
Omzetbelasting; belanghebbende houdt zich bezig in de groot- en kleinhandel van kleding; betalingen verlopen grotendeels contant. Naheffingsaanslagen omzetbelasting en boetes terecht en naar niet te hoge bedragen opgelegd
Uitspraak
kenmerken 17/00566, 17/00567, 17/00568 en 17/00569
20 december 2018
uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep en het incidenteel hoger beroep van
[X] VOF, gevestigd te [plaats] , belanghebbende,
gemachtigde: [Y] , respectievelijk
de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur,
tegen de uitspraak van 6 oktober 2017 in de zaken met kenmerken HAA 17/219, HAA 17/310, HAA 17/311 en HAA 17/312 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft met dagtekening 25 juni 2015 aan belanghebbende over het tijdvak 1 januari 2011 tot en met 31 december 2011 een naheffingsaanslag omzetbelasting ( [aanslagnummer] ) opgelegd van € 18.686. Daarbij is een boete van € 9.343 opgelegd en € 2.087 aan rente in rekening gebracht.
De inspecteur heeft met dagtekening 25 juni 2015 aan belanghebbende over het tijdvak 1 januari 2012 tot en met 31 december 2012 een naheffingsaanslag omzetbelasting ( [aanslagnummer] ) opgelegd van € 13.242. Daarbij is een boete van € 6.621 opgelegd en € 1.171 aan rente in rekening gebracht.
De inspecteur heeft met dagtekening 25 juni 2015 aan belanghebbende over het tijdvak 1 januari 2013 tot en met 30 juni 2014 een naheffingsaanslag omzetbelasting ( [aanslagnummer] ) opgelegd van € 60.064. Daarbij is een boete van € 30.032 opgelegd en € 2.412 aan rente in rekening gebracht.
Na daartegen gemaakt bezwaar, heeft de inspecteur bij uitspraken van 4 december 2015 de naheffingsaanslagen omzetbelasting, de boetes en de in rekening gebrachte rente gehandhaafd.
De rechtbank heeft bij de uitspraak van 6 oktober 2017 het beroep van belanghebbende gegrond verklaard. Voorts is de uitspraak op bezwaar voor het jaar 2012 vernietigd en is de naheffingsaanslag omzetbelasting voor dat jaar verminderd tot € 11.583. De uitspraken op bezwaar voor 2011 en 2013-2014 zijn vernietigd voor zover het de boetebeschikkingen betreft. Tot slot heeft de rechtbank de inspecteur gelast het door belanghebbende in eerste aanleg betaalde griffierecht van € 333 te vergoeden.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank op 15 november 2017 hoger beroep bij het Hof ingesteld. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
De inspecteur heeft tegen de uitspraak van de rechtbank incidenteel hoger beroep ingesteld. Belanghebbende heeft bij brief van 26 augustus 2018 gereageerd en nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 november 2018. Namens belanghebbende is verschenen gemachtigde voornoemd, bijgestaan door [naam persoon 3]. Namens de inspecteur is verschenen mr. B.F. Kroezen, tot bijstand vergezeld van [naam controleur]. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2 Feiten
De rechtbank heeft in haar uitspraak de volgende feiten vastgesteld:
“1. Met ingang van 3 maart 2011 staat eiseres ingeschreven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel. Eiseres houdt zich bezig met de groot- en kleinhandel in kleding.
2. Op 12 november 2014 is een boekenonderzoek aangekondigd om de aanvaardbaarheid van de aangiften omzetbelasting over de periode van 1 januari 2011 tot en met 30 juni 2014 vast te stellen (het eerste boekenonderzoek). Het rapport dat naar aanleiding van het eerste boekenonderzoek is opgesteld, heeft als dagtekening 27 februari 2015.
3. In het rapport van 27 februari 2015 is onder meer het volgende vermeld:
“5 Omzetbelasting
Invoer van goederen uit EU lidstaten en niet-EU lidstaten
In de jaren 2011 tot en met 2014 heeft de VOF goederen gekocht van bedrijven uit de lidstaten in de EU en van bedrijven uit lidstaten buiten de EU.
(…)
Duidelijk is dat de VOF niet alleen de verwervingen uit de EU lidstaten en de invoer uit de niet EU lidstaten niet op aangifte heeft aangegeven maar de daaruit voortvloeiende omzet ook niet heeft aangegeven.
6 Conclusie
Tot op heden heb ik de administratie niet in kunnen zien en niet kunnen beoordelen. (…)
Gesteld kan worden dat, door het niet aangeven van de inkopen buiten Nederland op de aangifte omzetbelasting, de VOF onjuiste aangiften omzetbelasting heeft gedaan over het tijdvak 2011 tot en met 2014.
Ik ben dan ook van mening dat de VOF bewust de inkopen buiten Nederland niet op aangifte heeft aangegeven.
Gelet op de verschillen in aangegeven omzet en de inkopen van goederen buiten Nederland kan hier geen sprake zijn schrijffout of een andere vergissing.
Vooralsnog zal ik dus ook de voorbelasting weigeren.
(…)
De essentie van het arrest van het Hof van Justitie inzake Kittel en Recolta , 6 juli 2006; nr. C-439/2004 en C-440/2004 is dat het recht op aftrek geweigerd kan worden als de ondernemer, aan wie de omzetbelasting in rekening gebracht is, weet of had moeten weten dat de betrokken transactie deel uitmaakt van (een keten waarin) belastingfraude (plaatsvindt). Hierbij doet niet ter zake of de transactie voor of na de daadwerkelijke fraudehandeling plaatsgevonden heeft.
Ik ben van mening dat voorgaande in deze situatie van toepassing is.
Daarnaast ga ik er ook van uit dat alle buiten Nederland gekochte goederen in Nederland verkocht zijn. De verkopen zijn belast met het algemene tarief.
(…)
Resume na te heffen
Jaar
2011 € 18.868
2012 € 13.242
2013 € 30.714
2014 € 29.714
Totaal € 91.992
(…)