Home

Gerechtshof Amsterdam, 06-12-2018, ECLI:NL:GHAMS:2018:4987, 18/00235

Gerechtshof Amsterdam, 06-12-2018, ECLI:NL:GHAMS:2018:4987, 18/00235

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
6 december 2018
Datum publicatie
20 februari 2019
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2018:4987
Zaaknummer
18/00235

Inhoudsindicatie

Indien de belanghebbende de kenbaarheid van het betaald parkeren-regime betwist, dient de heffingsambtenaar aannemelijk te maken dat over die verschuldigdheid ten tijde van het parkeren redelijkerwijs geen misverstand kon bestaan. Om aan deze bewijslast te voldoen dient de heffingsambtenaar - als begin van bewijs - in ieder geval duidelijkheid te scheppen over de situatie ter plaatse. Deze duidelijkheid heeft de heffingsambtenaar met hij aan stukken heeft ingebracht, naar het oordeel van het Hof, niet gegeven. Het Hof vernietigt de naheffingsaanslag parkeerbelasting.

Uitspraak

kenmerk 18/00235

6 december 2018

uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [plaats], belanghebbende,

gemachtigde: mr. H.A. de Boer,

tegen de uitspraak van 20 maart 2018 in de zaak met kenmerk AMS 17/6371 van de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam, de heffingsambtenaar.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd, gedagtekend 4 oktober 2017.

1.2.

Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak op bezwaar, gedagtekend 19 oktober 2017, het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard en de naheffingsaanslag parkeerbelasting gehandhaafd. In haar uitspraak van 20 maart 2018 heeft de rechtbank het door belanghebbende ingestelde beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Het tegen de uitspraak van de rechtbank ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 19 april 2018. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Met toestemming van partijen is het onderzoek ter zitting achterwege gebleven.

2 Feiten

2.1.

De rechtbank heeft in haar uitspraak (waarin belanghebbende wordt aangeduid als ‘eiser’ en de heffingsambtenaar als ‘verweerder’) de navolgende feiten vastgesteld.

“1. Eiser stond op [datum] om [tijdstip] uur met zijn voertuig met kenteken [kenteken] geparkeerd ter hoogte van het Olympiaplein 15 te Amsterdam. Op die parkeerplek op dat tijdstip was parkeerbelasting verschuldigd ter hoogte van € 3, - per uur. Bij controle is gebleken dat eiser slechts € 0,10 per uur heeft betaald. Om die reden is de aanslag opgelegd ter hoogte van € 41,20 bestaande uit € 3,10 parkeerbelasting en € 38,10 kosten van de naheffingsaanslag”

2.2.

Nu de hiervoor vermelde feiten door partijen op zichzelf niet zijn bestreden, zal ook het Hof daarvan uitgaan. In aanvulling op hetgeen de rechtbank onder rechtsoverweging 1 als feiten heeft vastgesteld, voegt het Hof nog het volgende toe.

2.3.

Op zaterdag is voor een gedeelte van het Olympiaplein een zogenoemde 10-cent-tarief van toepassing. Op grond van de Tarieventabel 2017, behorende bij de Verordening parkeerbelastingen 2017 van de gemeente Amsterdam gaat het hier om “de oostelijke zijde van het Olympiaplein [en] uitsluitend op de parkeerplaatsen aan de zijde van de sportvelden Olympiaplein” (hierna: de Olympiaplein sportparkzijde). De parkeerautomaat aan de Olympiaplein sportparkzijde is op zaterdag ingesteld op dit 10-cent-tarief. Belanghebbende heeft het nummer van deze parkeerautomaat (hierna: de 10-cent-parkeerautomaat) ingevoerd in ‘Parkmobile’ en aldus parkeerbelasting op aangifte voldaan. Aan de overzijde van dezelfde straat bedraagt het uurtarief van maandag tot en met de zaterdag € 3,00 op grond van de Stratentabel 2017 als bijlage bij het Uitvoerings- en Aanwijzingsbesluit 2017. Aan die zijde van de straat staat een parkeerautomaat waarbij het geldende uurtarief van € 3,00 aan parkeerbelasting op aangifte kan worden voldaan (hierna: de 3-euro-parkeerautomaat).

2.4.

Als bijlage bij het verweerschrift in eerste aanleg heeft de heffingsambtenaar een fotoreportage gevoegd. Op één van de foto’s is een betaald parkeren bord (verkeersbordnummer: BW112) te zien met daaronder een wit bord (hierna tezamen: het betaaldparkerenbord) waarop de volgende tekst is vermeld:

“UITZONDERING: op zaterdag aan sportparkzijde

max. parkeerduur: 4 uur parkeertarief: € 0,10 per uur

Betalen bij P-automaat aan de sportparkzijde

Parkeervergunningen niet geldig”

2.5.

Een andere bijlage bij het verweerschrift in eerste aanleg betreft een plattegrond van (een gedeelte van) het Olympiaplein, waarop de heffingsambtenaar de locatie heeft aangegeven van: (1) de plek waar de auto van belanghebbende geparkeerd stond (2) het betaald parkeren bord (3) de 10-eurocent parkeerautomaat (4) de 3-euro parkeerautomaat. De plattegrond ziet er als volgt uit:

[afbeelding plattegrond]

3 Geschil in hoger beroep

Evenals bij de rechtbank is voor het Hof in geschil of de onderhavige naheffingsaanslag parkeerbelasting terecht is opgelegd.

4 Beoordeling van het geschil

5 Kosten

6 Beslissing