Home

Gerechtshof Amsterdam, 22-02-2018, ECLI:NL:GHAMS:2018:547, 17/00038

Gerechtshof Amsterdam, 22-02-2018, ECLI:NL:GHAMS:2018:547, 17/00038

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
22 februari 2018
Datum publicatie
14 maart 2018
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2018:547
Formele relaties
Zaaknummer
17/00038

Inhoudsindicatie

artikel 6.27 van de Wet IB 2001 (tekst 2012); scholingsuitgaven; belanghebbende (piloot) maakt niet aannemelijk dat de door hem gestelde kosten (onder andere voor een cursus Duits) als scholingsuitgaven voor aftrek in aanmerking komen

Uitspraak

kenmerk 17/00038

20 februari 2018

uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z], belanghebbende,

gemachtigde: mr. J.A.M. Kamps

tegen de uitspraak van 23 december 2016 in de zaak met kenmerk HAA 16/1253 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft met dagtekening 3 juli 2015 aan belanghebbende voor het jaar 2012 een aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: de aanslag IB) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van nihil en bij beschikking (ex art. 6.2a Wet IB 2001) met dezelfde dagtekening het bedrag van de op 31 december 2012 niet in aanmerking genomen persoonsgebonden aftrek (hierna: beschikking te verrekenen pga) vastgesteld op € 75.549.

1.2.

Na daartegen gemaakt bezwaar, heeft de inspecteur bij uitspraak van 26 januari 2016 de aanslag IB en de beschikking te verrekenen pga gehandhaafd.

1.3.

De rechtbank heeft bij de uitspraak van 23 december 2016 het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak op 26 januari 2017 (pro forma) hoger beroep ingesteld. Bij schrijven van 16 februari 2017 is het hoger beroep gemotiveerd. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Belanghebbende heeft op 18 januari 2018 nadere stukken ingediend. Kopieën daarvan zijn naar de inspecteur gezonden.

1.6.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 januari 2018. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Feiten

2.1.

De rechtbank heeft in haar uitspraak – waarin belanghebbende en de inspecteur zijn aangeduid als ‘eiser’ respectievelijk ‘verweerder’– de volgende feiten vastgesteld.

“1. Eiser heeft een beroepsopleiding tot verkeersvlieger vóór het jaar 2012 met goed gevolg afgerond. Tot in het jaar 2012 heeft eiser geen baan kunnen vinden als verkeersvlieger.

2. Om zijn vliegbrevet geldig te houden, heeft eiser in het jaar 2012 de volgende kosten gemaakt:

recurrency € 1.350

single engine vlieguren € 1.032

Pilots 4 Pilots 737 simulator uren € 500

Cursus Duits aan het Goethe-Institut Niederlande € 485

vliegmedische keuring JAA klasse 1 € 329

totaal € 3.696

3. Eiser heeft deze kosten in zijn aangifte ib/pvv 2012 opgevoerd als studiekosten. Na aftrek van de wettelijke drempel van € 500 heeft eiser een bedrag van € 3.196 aan scholingsuitgaven in aftrek gebracht. Eiser heeft aangifte ib/pvv 2012 gedaan naar een verzamelinkomen van nihil (inkomen uit werk en woning van € 33.397 verminderd met € 33.397 pga) en een te verrekenen restant pga ultimo 2012 van € 108.946.

4. In de aanslag ib/pvv 2012 is het verzamelinkomen van eiser op nihil vastgesteld. Verweerder heeft de hiervoor genoemde scholingsuitgaven niet geaccepteerd. Verweerder heeft het restant pga bij beschikking in de zin van artikel 6.2a van de Wet IB 2001 (hierna: beschikking te verrekenen pga) als volgt vastgesteld:

restant pga ultimo 2011: € 108.946

af: in 2012 verrekende pga: € 33.397

restant pga ultimo 2012: € 75.549”

2.2.

Nu de hiervoor vermelde feiten door partijen op zichzelf niet zijn bestreden zal ook het Hof daarvan uitgaan. Het Hof vult deze feiten als volgt aan.

2.3.

In hoger beroep heeft de gemachtigde een schriftelijke verklaring van belanghebbende toegezonden. Daarin staat onder meer:

“lm März 2012 habe ich an einem Intensivkurs Deutsch beim Goethe Institut in Amsterdam teilgenommen. Die Studienlast diese Kurses betrug 63 Stunden über 14 Wochen verteilt.

Bücher und sonstige Arbeitsmaterialien wurden vom Goethe Institut gestellt. Nach Abschluss des Kurses, habe ich erfolgreich an der Abschlussprüfung teilgenommen und damit mein B2 Zertifikat erhalten (siehe Anhang). Das B2 Zertifikat war Voraussetzung um einen Job als Pilot bei einer deutschen Fluggesellschaft antreten zu können”

Onderaan de verklaring schrijft [naam medewerker], een medewerker van het Goethe Instituut, op 17 januari 2018 omtrent deze verklaring van belanghebbende voorts nog het volgende:

“Hiermit bestätigen wir die von [naam belanghebbende] gemachten Angaben:

3 Geschil in hoger beroep

3.1.

In hoger beroep komt de inspecteur terug op zijn – bij de rechtbank ingenomen – standpunt dat de kosten voor ‘recurrency’ (ad € 1.350), alsmede de kosten van de ‘Pilots 4 Pilots 737 simulator uren’ (ad € 500; zie onder 2 in de rechtbankuitspraak) niet als scholingsuitgaven aftrekbaar zijn.

3.2.

In hoger beroep is derhalve nog in geschil of belanghebbende in 2012 recht heeft op aftrek van scholingsuitgaven ten bedrage van – vóór aftrek van de wettelijke drempel van € 500 – in totaal € 1.846. Dit bedrag is – blijkens de aangifte - als volgt samengesteld:

1. “Single engine vlieguren (geldig houden vliegbrevet)”(hierna: kosten vlieguren)

€ 1.032

2. “Duits cursus Goethe B2 certificaat (kennis verwerven arbeid)”

(hierna: kosten cursus Duits)

€ 485

3. “Vliegmedische keuring JAA klasse 1”

(hierna: kosten medische keuring)

€ 329

totaal

€ 1.846

3.3.

De inspecteur meent dat de onder 3.2 vermelde kosten niet als scholingsuitgaven aftrekbaar zijn en concludeert dat de niet in aanmerking genomen persoonsgebonden aftrek per 31 december 2012 op (€ 75.549 + € 1.350 + € 500 -/- € 500 =) € 76.899 dient te worden vastgesteld.

3.4.

Partijen doen hun standpunten overigens steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Voor hetgeen zij daaraan ter zitting hebben toegevoegd wordt verwezen naar het van het verhandelde ter zitting opgemaakte proces-verbaal.

4 Het oordeel van de rechtbank

5 Beoordeling van het geschil

6 Kosten

7 Beslissing