Gerechtshof Amsterdam, 22-02-2018, ECLI:NL:GHAMS:2018:548, 17/00081
Gerechtshof Amsterdam, 22-02-2018, ECLI:NL:GHAMS:2018:548, 17/00081
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 22 februari 2018
- Datum publicatie
- 28 februari 2018
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2018:548
- Zaaknummer
- 17/00081
Inhoudsindicatie
De inspecteur weigert terecht de kosten voor bezwaar te vergoeden nu de aanslag IB niet tot een te hoog bedrag is vastgesteld wegens een aan hem te wijten onrechtmatigheid; de inspecteur is bij de aanslagregeling redelijkerwijs niet bekend met eventuele aftrekbaarheid van voor de eigen woning betaalde hypotheekrente, omdat dit afhangt van feiten en omstandigheden die belanghebbende betreffen.
Uitspraak
kenmerk 17/00081
22 februari 2018
uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] , te [Z] , belanghebbende,
(gemachtigde: J.A. Klaver)
tegen de uitspraak van 30 december 2016 in de zaak met kenmerk HAA 16/2323 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft met dagtekening 27 november 2015 aan belanghebbende voor het jaar 2014 een aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: de aanslag IB) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 34.667 en daarbij € 47 aan belastingrente in rekening gebracht.
Na daartegen gemaakt bezwaar, heeft de inspecteur bij uitspraak van 24 februari 2016 de aanslag IB verminderd tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 28.587. Bij beslissing van 17 februari 2016 heeft de inspecteur het verzoek van belanghebbende om kostenvergoeding in verband met het bezwaar afgewezen.
De rechtbank heeft bij de uitspraak van 30 december 2016 het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak op 9 februari 2017 hoger beroep ingesteld. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft op 13 april 2017 een conclusie van repliek ingediend; de inspecteur heeft op 18 mei 2017 een conclusie van dupliek ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 februari 2018. Aldaar zijn verschenen belanghebbendes gemachtigde en namens de inspecteur mrs. [xxx] en [xxx]. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2 Feiten
De rechtbank heeft in haar uitspraak – waarin belanghebbende en de inspecteur zijn aangeduid als ‘eiser’ respectievelijk ‘verweerder’– de volgende feiten vastgesteld.
“1. Eiser heeft op 6 oktober 2015 middels de zogenaamde vooraf ingevulde aangifte over 2014 [aangifte] gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 34.667. In deze aangifte heeft eiser geen hypotheekrenteaftrek en geen eigen woningschuld in aanmerking genomen.
2. Verweerder heeft de aanslag ib/pvv 2014 opgelegd conform de ingediende aangifte.
3. In bezwaar heeft eiser aangegeven recht te hebben op de hypotheekrenteaftrek.
4. Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar de gevraagde hypotheekrenteaftrek verleend. Het verzoek om kostenvergoeding voor de bezwaarfase is afgewezen.”
Nu de hiervoor vermelde feiten door partijen op zichzelf niet zijn bestreden zal ook het Hof daarvan uitgaan. Het Hof vult de feiten als volgt aan.
Belanghebbende heeft in het jaar 2014 (en eerdere jaren) een voorlopige aanslag IB (teruggave) ontvangen in verband met als eigenwoningrente aftrekbare hypotheekrente.
In de vooraf ingevulde aangifte IB voor 2014 is de hypotheekschuld gerubriceerd als schuld in box 3 (belastbaar inkomen uit sparen en beleggen). Belanghebbende heeft de vooraf ingevulde aangifte zonder wijzigingen ingediend.
De ingediende aangifte IB is op geautomatiseerde wijze afgedaan.
3 Geschil in hoger beroep
Evenals in eerste aanleg is in hoger beroep in geschil of belanghebbende aanspraak kan maken op een vergoeding voor de kosten van in de bezwaarfase beroepsmatig verleende rechtsbijstand.