Gerechtshof Amsterdam, 01-03-2018, ECLI:NL:GHAMS:2018:724, 16/00227
Gerechtshof Amsterdam, 01-03-2018, ECLI:NL:GHAMS:2018:724, 16/00227
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 1 maart 2018
- Datum publicatie
- 18 april 2018
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2018:724
- Zaaknummer
- 16/00227
Inhoudsindicatie
Leges omgevingsvergunning; mocht belanghebbende vertrouwen op uitlatingen van een medewerker van het stadsdeel?; had belanghebbende in de gelegenheid moeten worden gesteld de aanvraag omgevingsvergunning in te trekken alvorens de gemeente de aanvraag in behandeling nam?; inzicht in tariefbepaling bij belanghebbende; meerdaagse bedenktijd; vast tarief versus percentage van bouwsom; beroep op vertrouwensbeginsel door belanghebbende slaagt niet
Uitspraak
kenmerk 16/00227
1 maart 2018
uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
de heffingsambtenaar van de gemeente [Z], de heffingsambtenaar,
tegen de uitspraak van 20 april 2016 in de zaak met kenmerk AMS 15/2099 van de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
[X] te [Z] , belanghebbende,
en
de heffingsambtenaar.
1 Ontstaan en loop van het geding
De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende met dagtekening 29 april 2014 een aanslag leges opgelegd ten bedrage van € 450 voor het in behandeling nemen van een aanvraag voor een omgevingsvergunning.
Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak van 18 februari 2015 het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard.
Na het door belanghebbende ingestelde beroep heeft de rechtbank in haar uitspraak:
- -
-
het beroep gegrond verklaard;
- -
-
de uitspraak op bezwaar vernietigd;
- -
-
de aanslag herroepen en bepaald dat de uitspraak van de rechtbank in de plaats treedt van de vernietigde bestreden uitspraak; en
- -
-
de heffingsambtenaar opgedragen het betaalde griffierecht van € 45 aan belanghebbende te vergoeden.
Het tegen deze uitspraak door de heffingsambtenaar ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 24 mei 2016, aangevuld bij brief van 2 juni 2016. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 januari 2018. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2 Feiten
Op 28 maart 2014 heeft belanghebbende een aanvraag ingediend om een omgevingsvergunning voor het aanbrengen van geschilderde gevelbelettering aan het gebouw [straat] te [Z] . Het gebouw is een rijksmonument.
Bij besluit van 15 april 2014 heeft het dagelijks bestuur van het Stadsdeel Centrum van de gemeente [Z] aan belanghebbende een omgevingsvergunning verleend voor het bouwen van een bouwwerk (artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo)) en het slopen, verstoren, verplaatsen of in enig opzicht wijzigen van een beschermd monument of het herstellen, gebruiken of laten gebruiken van een beschermd monument op een wijze waardoor het wordt ontsierd of in gevaar gebracht (artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onderdeel f, van de Wabo).
Bij de aanslag zijn de verschuldigde leges vastgesteld op € 450, op grond van de Legesverordening 2014 van de gemeente [Z] (hierna: de Legesverordening) en rubriek 3.1.7 van de bijbehorende Tarieventabel 2014 (hierna: de Tarieventabel), vanwege het in behandeling nemen van een aanvraag om een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onderdeel f, van de Wabo.
In haar bezwaarschrift van 5 juni 2014 heeft belanghebbende onder meer het volgende geschreven:
“Ik maak bezwaar tegen de hoogte van het bedrag [Hof: van de aanslag] welke niet in verhouding staat tot de bouwkosten. Ik heb de vergunningsaanvraag met één van uw medewerkers op het stadhuis ingevuld. Ik heb daarbij de bouwsom moeten invullen (+/- 100 euro, werkelijke kosten waren 78 euro) Het was mij niet duidelijk waarom ik dat moest invullen. Uw medewerkster liet mij weten dat de leges een aantal procenten van deze bouwsom zou bedragen. Ik ben er vanuit gegaan dat deze maximaal 50 euro zouden kunnen bedragen. Echter tot mijn grote verbazing ontving ik van u een rekening van nota bene 450 euro. Ik ben daar erg van geschrokken. Indien ik dat had geweten dan zou ik de aanvraag niet hebben gedaan op dat moment. Ik ben een startende ondernemer en financieel nog in een zeer kwetsbare positie.”
In zijn uitspraak op bezwaar heeft de heffingsambtenaar – voor zover hier relevant – het volgende medegedeeld:
“In het kader van de afhandeling van het bezwaarschrift is er op 16 februari 2015 telefonisch contact met u opgenomen. In aanvulling op het gestelde in uw bezwaarschrift deelt u het volgende mee. De aanslag is te hoog. U heeft voorafgaand aan het indienen van de aanvraag omgevingsvergunning informatie ingewonnen. U heeft ook persoonlijk gepraat met een medewerkster van het stadsdeel. De leges zouden slechts een aantal procenten van de bouwsom gaan bedragen. U had dan ook een rekening van ongeveer 75 euro verwacht. Het was u en de medewerkster duidelijk dat uw bedrijf in een rijksmonument zou worden gevestigd. (…)
Ik merk het volgende op. (…) Informatie over de inhoud van de Legesverordening en de bijbehorende tarieventabel is verkrijgbaar op de website aan het stadsdeel. Ook bij het in behandeling nemen van een aanvraag wordt duidelijk vermeld dat er aan het in behandeling nemen van een aanvraag kosten zijn verbonden. (…) Ik bied mijn verontschuldigingen aan voor het feit dat een medewerkster van het stadsdeel u niet volledig genoeg heeft kunnen informeren over de kosten die aan het indienen van een aanvraag voor een omgevingsvergunning zijn verbonden, maar deze informatie is voor eenieder ook digitaal beschikbaar via de website van het stadsdeel.”
Tijdens de zitting in eerste aanleg heeft belanghebbende onder andere het volgende verklaard (in antwoord op een vraag van de rechtbank):
“[vraag rechtbank]
Als u meteen bij de balie het juiste bedrag had gehoord, wat had dat dan voor u betekend?
[belanghebbende]
Dan had ik op de binnenkant van mijn raam belettering aangebracht. Dan had ik deze aanvraag niet op dit moment gedaan.”
3 Geschil in hoger beroep
Evenals voor de rechtbank is voor het Hof in geschil of de aanslag terecht en naar het juiste bedrag is vastgesteld. Met name is tussen partijen in geschil of belanghebbende mocht vertrouwen op uitlatingen van een medewerker van het Stadsdeel [Z] Centrum en of belanghebbende in de gelegenheid had moeten worden gesteld de onder 2.1 vermelde aanvraag in te trekken alvorens de gemeente de aanvraag in behandeling heeft genomen.