Home

Gerechtshof Amsterdam, 11-01-2018, ECLI:NL:GHAMS:2018:84, 16/00512, 16/00513, 16/00516

Gerechtshof Amsterdam, 11-01-2018, ECLI:NL:GHAMS:2018:84, 16/00512, 16/00513, 16/00516

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
11 januari 2018
Datum publicatie
24 januari 2018
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2018:84
Zaaknummer
16/00512, 16/00513, 16/00516

Inhoudsindicatie

Kosten van grondbewerking (i.c. 'diepwoelen') maken deel uit van de aanschafkosten van de grond en behoren tezamen met de met de aankoop gemoeide kosten te worden geactiveerd (vgl. HR 19 november 1958, nr. 13693, BNB 1959/6); toerekening van vrijgestelde landbouwsubsidie (als bedoeld in art. 3.13, aanhef en onder g, Wet IB 2001) aan de kosten

Uitspraak

kenmerken 16/00512, 16/00513 en 16/00516

11 januari 2018

uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer

op de hogere beroepen van

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur, respectievelijk

[X] te [Z], belanghebbende,

gemachtigde: J.L.J. Jansen (DeelstraJansen Administratie en Advies)

tegen de uitspraak van 13 oktober 2016 in de zaken met kenmerken HAA 16/151 en HAA 16/152 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.1.

De inspecteur heeft met dagtekening 14 december 2013 voor het jaar 2010 aan belanghebbende een navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (ib/pvv) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 14.746, en daarbij € 28 aan heffingsrente in rekening gebracht.

1.1.2.

De inspecteur heeft met dagtekening 14 december 2013 voor het jaar 2010 aan belanghebbende een navorderingsaanslag Inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (zvw) opgelegd en daarbij € 7 aan heffingsrente in rekening gebracht.

1.2.

Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de inspecteur bij uitspraken van 9 juli 2015 de navorderingsaanslag ib/pvv verminderd tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 13.588 respectievelijk de navorderingsaanslag zvw verminderd tot een berekend over een bijdrage-inkomen van € 6.582, en de in rekening gebrachte bedragen aan heffingsrente dienovereenkomstig verminderd.

1.3.

De rechtbank heeft bij de uitspraak van 13 oktober 2016 als volgt beslist:

“De rechtbank:

- verklaart de beroepen gegrond;

- vernietigt de uitspraken op bezwaar;

- vermindert de navorderingsaanslag ib/pvv 2010 tot een berekend naar een belastbaar

inkomen van € 12.088 en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;

- vermindert de navorderingsaanslag Zvw overeenkomstig de vermindering van de navorderingsaanslag ib/pvv en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;

- veroordeelt verweerder [de inspecteur] in de proceskosten van eiser [belanghebbende] tot een bedrag van € 992;

- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 45 aan eiser te vergoeden.”

1.4.

De inspecteur heeft tegen deze uitspraak op 17 november 2016 hoger beroep ingesteld en dat bij brief van 4 januari 2017 gemotiveerd. Aan dit hoger beroep heeft het Hof de kenmerken 16/00512 (IB/Pvv) en 16/00513 (Zvw) toegekend. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank op 21 november 2016 hoger beroep ingesteld en dat bij brief van 16 december 2016 aangevuld. Dit hoger beroep heeft alleen betrekking op de navorderingsaanslag IB/Pvv en is bij het Hof ingeschreven onder het kenmerk 16/00516. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.6.

Belanghebbende heeft bij brief van 22 november 2017 nadere stukken ingediend.

1.7.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 december 2017. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 2. Feiten

2.1.

De rechtbank heeft in haar uitspraak – waarin belanghebbende en de inspecteur zijn aangeduid als ‘eiser’ respectievelijk ‘verweerder’ – onder meer de volgende feiten vastgesteld.

“1. Eiser is met ingang van 15 oktober 2009 een vennootschap onder firma (hierna: de vennootschap) aangegaan onder de naam “ [bedrijfsnaam] ”. De bedrijfsactiviteiten bestaan uit het exploiteren van een landbouwbedrijf.

De winstaandelen in de vennootschap zijn als volgt verdeeld:

[A] 67,5%

Eiser 7,5%

[B] 12,5%

[C] 12,5%

2. De vennootschap heeft op 15 oktober 2009 204.77.11 ha grond aangekocht van de “ Stichting [xxx] ” (hierna: de Stichting). Op deze grond waren Robinia bomen aangeplant ten behoeve van het verkrijgen van Europees hardhout. Omdat de Robinia teelt was mislukt, heeft de Stichting de grond verkocht. Na aankoop heeft eiser de aanwezige bomen laten rooien en de grond bewerkt door middel van diepwoelen, teneinde deze geschikt te maken voor het telen van maaigewassen zoals klaver, gras en luzerne en na enkele jaren voor het telen van andere akkerbouwgewassen zoals aardappels, bieten en maïs. Voor deze werkzaamheden heeft de vennootschap een diepwoeler gehuurd voor een bedrag van € 20.000.

3. Op de landerijen is onder meer een hoogstamboomgaard aangeplant. Hiervoor wordt door eiser een landschapssubsidie ontvangen op grond van artikel 5.1.1 van de Subsidie Verordening Natuur- en Landschapsbeheer (hierna: de SVNL-regeling). Deze subsidie bedraagt in 2010 € 20.844.

4. Eiser heeft aangifte over 2010 gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van

€ 12.949.

5. Verweerder heeft in 2013 een boekenonderzoek bij de vennootschap uitgevoerd. Naar aanleiding van de bevindingen van dit onderzoek heeft een correctie plaatsgevonden. Verweerder heeft onder meer de kosten van de grondbewerking tot de aankoopwaarde van de grond gerekend. Voorts heeft verweerder de kosten van de onderneming pro rata toegerekend aan de vrijgestelde subsidie en de belaste opbrengsten.”

2.2.

Nu de hiervoor vermelde feiten door partijen op zichzelf niet zijn betwist, zal ook het Hof daarvan uitgaan. Het Hof voegt daaraan nog het volgende toe.

2.3.

De hoogstamboomgaard is aangelegd op percelen met een oppervlakte van 15,88 hectare.

3 3. Geschil in hoger beroep

Evenals bij de rechtbank is in hoger beroep in geschil :

(1) of de kosten welke zijn gemoeid met de huur in 2010 van de diepwoeler in 2010 ten laste van het resultaat kunnen worden gebracht, of dat ze deel uitmaken van de aanschafkosten van de grond en daarom moeten worden geactiveerd;

(2) welk deel van de kosten aan de vrijgestelde landschapssubsidie moet worden toegekend.

4 4. Beoordeling van het geschil

5 5. Kosten

6 Beslissing