Home

Gerechtshof Amsterdam, 16-01-2018, ECLI:NL:GHAMS:2018:95, 17/00286

Gerechtshof Amsterdam, 16-01-2018, ECLI:NL:GHAMS:2018:95, 17/00286

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
16 januari 2018
Datum publicatie
21 februari 2018
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2018:95
Formele relaties
Zaaknummer
17/00286

Inhoudsindicatie

Niet-ontvankelijk bezwaarschrift omdat gronden ontbreken en belanghebbende geen gebruik heeft gemaakt van de geboden gelegenheid dit verzuim te herstellen. Gegeven het uitblijven van gronden was er voor de heffingsambtenaar ook redelijkerwijs geen twijfel over de niet-ontvankelijkheid van het bezwaarschrift. De heffingsambtenaar kon er, gelet op artikel 7:3, aanhef en onder a, van de Awb, van afzien om (de gemachtigde van) belanghebbende in de gelegenheid te stellen te worden gehoord.

Uitspraak

kenmerk 17/00286

16 januari 2018

uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z], belanghebbende,

gemachtigde: mr. drs. J.M.C. Niederer

tegen de uitspraak van 22 mei 2017 in de zaak met kenmerk AMS 16/5717 van de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam, de heffingsambtenaar.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De heffingsambtenaar heeft met dagtekening 18 juni 2016 aan [A] B.V. een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd van € 50,20 (€ 2,40 parkeerbelasting en € 47,80 kosten; hierna de Naheffingsaanslag).

1.2.

Belanghebbende heeft daartegen bij brief van 25 juli 2016 bezwaar gemaakt. De heffingsambtenaar heeft dat bezwaar bij uitspraak van 30 augustus 2016 niet-ontvankelijk verklaard.

1.3.

De rechtbank heeft bij de uitspraak van 22 mei 2017 het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard.

1.4.

Het tegen deze uitspraak ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 25 mei 2017. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 januari 2018. Namens de heffingsambtenaar is verschenen mr. D.N.N. Jansen. Zonder bericht aan het Hof zijn belanghebbende noch zijn gemachtigde verschenen. Blijkens gegevens van PostNL – in te zien via het internet – is de naar de gemachtigde op 12 december 2017 per aangetekende post verzonden uitnodiging om op de zitting te verschijnen op 14 december 2017 bezorgd op het adres van de gemachtigde. Gemachtigde is aldus tijdig en op de juiste wijze uitgenodigd, zodat de zitting doorgang kon vinden. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Feiten

2.1.

[A] B.V. is houder van een Mercedes-Benz met kenteken [kentekennummer] (hierna: de Mercedes).

2.2.

Een parkeercontroleur van de gemeente Amsterdam heeft op 15 juni 2016 omstreeks 09.51 uur de Mercedes in de Slotermeerlaan ter hoogte van nummer 101 aangetroffen. Omdat de heffingsambtenaar meende dat geen parkeerbelasting was voldaan, heeft hij op 18 juni 2016 de Naheffingsaanslag (zie 1.1) opgelegd. Op het aanslagbiljet is onder andere te lezen:

“De inspecteur van Belastingen, gemeente Amsterdam, heeft u de volgende naheffingsaanslag opgelegd omdat tijdens een controle is geconstateerd dat voor [de Mercedes] geen of niet voldoende parkeerbelasting was betaald. Het aanslagbedrag is opgebouwd uit het parkeertarief voor één uur en de kosten voor het opleggen van de naheffingsaanslag.”

Voorts vermeldt het aanslagbiljet onder meer de locatie van het parkeren, de datum, het tijdstip, het merk van het geparkeerde voertuig, het kenteken en een specificatie van de aanslag.

2.3.

Namens belanghebbende is door de gemachtigde tegen de Naheffingsaanslag een bezwaarschrift (gedagtekend 25 juli 2016) ingediend. Dat bezwaarschrift luidt – voor zover relevant – als volgt:

“(…) Ik treed op namens [belanghebbende] en maak hierbij op nog nader aan te geven gronden bezwaar tegen [de] naheffingsaanslag. Een afschrift van de beschikking treft u aan.

[Belanghebbende] verzoekt in ieder geval om een vergoeding op grond van artikel 7:15 Awb wegens beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Daarnaast verzoek ik u om telefonisch te worden gehoord ter zake van dit bezwaarschrift. Tot slot verzoek ik u [om] mij namens [belanghebbende], mede in het licht van het beginsel van hoor en wederhoor, alle zaakstukken in dit dossier te doen toekomen zodat deze bestudeerd kunnen worden voordat de hoorzitting plaats heeft. (…)”

2.4.

De heffingsambtenaar schrijft aan de gemachtigde bij brief van 1 augustus 2016 – voor zover relevant – het volgende:

“(…) Uw brief is een pro forma bezwaarschrift tegen [de Naheffingsaanslag].

Een bezwaarschrift dient ten minste de gronden, oftewel de redenen van het bezwaar, te bevatten. U heeft in uw bezwaarschrift niet vermeld op welke gronden u in bezwaar gaat.

Wij gaan er vanuit de gronden van het bezwaar binnen veertien dagen na dagtekening van deze brief te hebben ontvangen. Wanneer wij de gronden van uw bezwaarschrift binnen de gestelde termijn ontvangen zal er een uitnodiging voor een telefonische hoorzitting worden verstuurd.

Wanneer wij de gronden van uw bezwaarschrift niet binnen de gestelde termijn ontvangen, kan het bezwaarschrift niet-ontvankelijk worden verklaard. (…)”

2.5.

De heffingsambtenaar heeft bij uitspraak van 30 augustus 2016 het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard, zonder (de gemachtigde van) belanghebbende in de gelegenheid te hebben gesteld te worden gehoord.

2.6.

De heffingsambtenaar schrijft aan de gemachtigde van belanghebbende bij brief van

2 september 2016 – voor zover relevant – het volgende:

“Gemeente Amsterdam

Parkeerdiensten – Bezwaren

(…)

Onderwerp Uw verzoek om informatie

(…)

Hartelijk dank voor uw verzoek van maandag 25 juli 2016 (…). U verzoekt mij u de informatie met betrekking tot de u opgelegde naheffingsaanslag te verschaffen. Uw brief is tevens een (pro forma) bezwaarschrift tegen deze naheffingsaanslag. Bij deze ontvangt u de gevraagde informatie.

Hieronder geef ik u een nadere toelichting (…)

De controle van voertuigen gebeurt met behulp van een scanvoertuig. (…) Ik beschik over de scangegevens. Deze kan ik u helaas nog niet toesturen omdat uit de documenten die u toestuurde niet blijkt of [belanghebbende] bevoegd is om [A] BV te vertegenwoordigen. (…)”

3 Geschil in hoger beroep

3.1.

Evenals in eerste aanleg is in hoger beroep in geschil:

  1. of de heffingsambtenaar belanghebbende in zijn uitspraak op bezwaar terecht niet- ontvankelijk heeft verklaard;

  2. of de heffingsambtenaar in strijd met het bepaalde in artikel 7:2 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) heeft gehandeld door uitspraak op het bezwaar te doen zonder (de gemachtigde van) belanghebbende in te gelegenheid te hebben gesteld te worden gehoord;

3) of de heffingsambtenaar op grond van het bepaalde in artikel 7:4, lid 4, van de Awb gehouden is afschriften van de op de zaak betrekking hebbende stukken aan belanghebbende toe te zenden.

3.2.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Voor hetgeen zij daaraan ter zitting hebben toegevoegd wordt verwezen naar het van het verhandelde ter zitting opgemaakte proces-verbaal.

4 Het oordeel van de rechtbank

5 Beoordeling van het geschil

6 Kosten

7 Beslissing