Home

Gerechtshof Amsterdam, 20-03-2018, ECLI:NL:GHAMS:2018:967, 17/00170

Gerechtshof Amsterdam, 20-03-2018, ECLI:NL:GHAMS:2018:967, 17/00170

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
20 maart 2018
Datum publicatie
4 juni 2018
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2018:967
Zaaknummer
17/00170

Inhoudsindicatie

Indiener van (hoger) beroep is afdoende gemachtigd om de erven van belanghebbende te vertegenwoordigen. Rechtbank heeft onvoldoende mogelijkheid geboden het verzuim, een ontoereikende volmacht, te herstellen.

Bezwaar terecht niet-ontvankelijk verklaard door de inspecteur wegens termijnoverschrijding.

Uitspraak

kenmerk 17/00170

20 maart 2018

uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

de erven [X] te Amsterdam, belanghebbenden,

(gemachtigde: J.A. Klaver)

tegen de uitspraak van 17 februari 2017 in de zaak met kenmerk HAA 16/2726 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

wijlen [X]

en

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft met dagtekening 4 november 2015 aan [X] (hierna ook aangeduid als: [X] ) voor het jaar 2013 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 14.225.

1.2.

Namens [X] is door de J.A. Klaver (hierna ook aangeduid als: Klaver) bij brief met dagtekening 15 december 2015, door de inspecteur ontvangen op 22 december 2015, bezwaar gemaakt tegen de aanslag. De inspecteur heeft bij uitspraak, gedagtekend 16 maart 2016, het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. In hetzelfde geschrift heeft de inspecteur het bezwaarschrift aangemerkt als een verzoek om ambtshalve vermindering van de aanslag, en dat verzoek deels toegekend.

1.3.

Tegen de niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar is [X] bij brief van 22 april 2016 in beroep gegaan.

1.4.

[X] is overleden op 10 augustus 2016

1.5.

De rechtbank heeft dat beroep in haar uitspraak van 17 februari 2017 niet-ontvankelijk verklaard.

1.6.

Klaver heeft tegen de in 1.5. genoemde uitspraak hoger beroep ingesteld. Het hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 24 maart 2017.

1.7.

De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.8.

Het eerste onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 oktober 2017. Ter zitting is het onderzoek geschorst ten einde Klaver, die zich voor de erven van [X] als gemachtigde had gesteld, gelegenheid te geven om te zorgen voor een afdoende machtiging. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat bij brief van 8 november 2017 aan partijen is toegezonden.

1.9.

De inspecteur heeft bij brief van 26 oktober 2017 aan het Hof meegedeeld dat hij zijn eerder ingenomen standpunt zoals verwoord in het verweerschrift, heeft herzien c.q. bijgesteld.

1.10.

Een tweede zitting heeft plaatsgevonden op 14 november 2017. Het onderzoek ter zitting is geschorst om de inspecteur in de gelegenheid te stellen na te gaan welke elementen van de persoonsgebonden aftrek in aanmerking zijn genomen bij het vaststellen van de aanslag IB/PVV voor het jaar 2014 en of er aanleiding is om die aftrek dan ook voor het jaar 2013 toe te kennen.

1.11.

Bij brief van 1 december 2017, bij het Hof ingekomen op 4 december 2017, heeft de gemachtigde aan het Hof verzocht om uitspraak te doen.

1.12.

Bij brief van 7 december 2017, bij het Hof ingekomen op 11 december 2017, heeft de inspecteur het Hof bericht over zijn bevindingen.

1.13.

Vervolgens heeft het Hof het onderzoek gesloten en een schriftelijke uitspraak aangekondigd. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Feiten

2.1.

In aanvulling op het hiervoor opgenomen procesverloop, stelt het Hof nog de volgende feiten vast:

2.2.

Klaver heeft namens [X] 29 juli 2014 aangifte IB/PVV voor het jaar 2013 gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 13.492. Daarbij is onder meer een bedrag aan specifieke zorgkosten in aftrek gebracht van € 733.

2.3.

Bij de vaststelling van de aanslag is de inspecteur van de aangifte afgeweken en heeft de aftrek voor specifieke zorgkosten geheel gecorrigeerd. Het belastbare inkomen uit werk en woning is door de inspecteur vastgesteld op € 14.225.

2.4.

Bij brief met dagtekening (dinsdag) 15 december 2015 is namens [X] bezwaar gemaakt tegen de aanslag. De inspecteur heeft het bezwaar op 22 december 2015 ontvangen. De envelop van het bezwaarschrift draagt een poststempel van 17 december 2015.

2.5.

De inspecteur heeft het bezwaar wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk verklaard. Tevens heeft hij het bezwaar aangemerkt als een verzoek om ambtshalve vermindering. Vervolgens heeft de inspecteur alsnog een bedrag van € 121 aan specifieke zorgkosten en € 18 aan giften in aftrek toegelaten.

2.6.

Tegen de niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar is [X] bij brief van 22 april 2016 in beroep gegaan. Dat beroepschrift is door de rechtbank ontvangen door tussenkomst van de inspecteur, die het heeft doorgezonden met een begeleidend schrijven van 20 juni 2016.

2.7.

De inspecteur heeft bij brief met dagtekening 8 augustus 2016 een verweerschrift bij de rechtbank ingediend.

2.8.

Bij brief van 2 januari 2017 heeft Klaver het volgende aan de rechtbank geschreven:

“Nadat ondergetekende, J.A. Klaver, uw rechtbank op 14 november 2016 had medegedeeld dat de erven [X] het geld ontberen om de verklaring van erfrecht van de overleden zoon te betalen, is hij door uw griffier opgebeld met het verzoek om in dat geval een machtiging in te sturen.

Ingesloten treft u aan de machtiging, die door de enig erfgename van de heer [X] , inzonder mevrouw [X-Y] zijnde de moeder van de heer [X] , is ondertekend.”

2.9.

Bij brief van 23 januari 2017 heeft de inspecteur aan de rechtbank, voor zover van belang, het volgende geschreven:

“Volgens het bijgevoegde afschrift uit het BVR-systeem “raadplegen persoonsrelaties” blijkt dat de (= overbodig lidwoord: Hof) er sprake is van meerdere erfgenamen. De heer [X] was niet getrouwd, had geen geregistreerd partner en had ook geen kinderen. In dat geval erven de ouders, in casu de moeder en de broers en de zussen (4:10, lid 1 aanhef en letter b BW).

De heer Klaver is dan ook slechts door een van de erven gemachtigd en niet door (alle) erven.

De machtiging is incompleet en kan dan ook niet als zodanig worden geaccepteerd.”

3 Geschil in hoger beroep

3.1.

In geschil is of Klaver afdoende gemachtigd is om het hoger beroep in te stellen. Indien dat het geval is, is in geschil of de rechtbank het beroep, door Klaver ingesteld namens wijlen [X] , terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Indien die vraag bevestigend wordt beantwoord is nog in geschil of de inspecteur het bezwaar van [X] tegen de aanslag IB/PVV voor het jaar 2013 ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard. Zo die vraag ook bevestigend moet worden beantwoord is nog in geschil of de aanslag IB/PVV 2013 door de inspecteur naar een te hoog bedrag is vastgesteld omdat hij ten onrechte geen rekening heeft gehouden met de aftrek voor specifieke zorgkosten zoals vermeld in de aangifte.

3.2.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Voor hetgeen daaraan ter zitting is toegevoegd wordt verwezen naar de van het verhandelde ter zitting opgemaakte processen-verbaal.

4 Overwegingen van de rechtbank

5 Beoordeling van het geschil

6 Kosten

7 Beslissing