Home

Gerechtshof Amsterdam, 29-03-2018, ECLI:NL:GHAMS:2018:983, 17/00132, 17/00133

Gerechtshof Amsterdam, 29-03-2018, ECLI:NL:GHAMS:2018:983, 17/00132, 17/00133

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
29 maart 2018
Datum publicatie
13 juni 2018
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2018:983
Zaaknummer
17/00132, 17/00133

Inhoudsindicatie

Bezwaar terecht niet-ontvankelijk verklaard

Uitspraak

kenmerken 17/00132 en 17/00133

29 maart 2018

uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[naam] te [plaats] , belanghebbende,

tegen de uitspraak van 7 maart 2017 in de zaak met kenmerken HAA 16/3028 en HAA 16/3029 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.1.

De inspecteur heeft met dagtekening 7 maart 2014 aan belanghebbende voor het jaar 2011 een aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna ook: aanslag IB 2011) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 13.200.

1.1.2.

De inspecteur heeft met dagtekening 30 december 2014 aan belanghebbende voor het jaar 2012 een aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna ook: aanslag IB 2012) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 10.121.

1.2.

De inspecteur heeft bij uitspraken van 26 april 2016 het bezwaar van belanghebbende tegen de aanslagen IB 2011 en 2012 niet-ontvankelijk verklaard. Tegelijk heeft hij de bezwaarschriften aangemerkt als verzoeken om ambtshalve vermindering en die verzoeken bij voor bezwaar vatbare beslissing afgewezen.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen de beslissingen van de inspecteur beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank heeft bij de uitspraak van 7 maart 2017 op de beroepen van belanghebbende als volgt beslist:

“De rechtbank:

- verklaart de beroepen voor zover gericht tegen de niet-ontvankelijkverklaring van de bezwaren ongegrond;

- verklaart de beroepen voor zover gericht tegen de beslissing tot afwijzing van de verzoeken om ambtshalve vermindering niet-ontvankelijk;

- draagt de griffier op de beroepschriften door te zenden aan verweerder ter behandeling als bezwaarschriften tegen de beslissingen op de verzoeken om ambtshalve vermindering.”

1.4.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak op 15 maart 2017 hoger beroep ingesteld. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Belanghebbende heeft bij brief van 27 april 2017 nadere stukken ingediend.

1.6.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 maart 2018. Belanghebbende is daar verschenen. Namens de inspecteur zijn verschenen mr. M.S.H. Lange en mr. J.H. van Wier. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Feiten

2.1.

De rechtbank heeft in haar uitspraak – waarin belanghebbende en de inspecteur zijn aangeduid als ‘eiser’ respectievelijk ‘verweerder’– de volgende feiten vastgesteld.

“1. Op 30 juni 2012 heeft eiser voor het jaar 2011 aangifte ib/pvv gedaan. De aanslag ib/pvv 2011 is met dagtekening 7 maart 2014 opgelegd overeenkomstig de aangifte. Eiser heeft op of omstreeks 23 maart 2016 bezwaar gemaakt tegen de aanslag.

2. Op 1 september 2013 heeft eiser voor het jaar 2012 aangifte ib/pvv gedaan. Met dagtekening 30 december 2014 is de aanslag ib/pvv 2012 opgelegd overeenkomstig de aangifte. Eiser heeft op of omstreeks 23 maart 2016 bezwaar gemaakt tegen de aanslag.

3. Verweerder heeft de bezwaarschriften van eiser over beide jaren wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk verklaard. Verweerder heeft de bezwaarschriften tevens aangemerkt als verzoeken om ambtshalve vermindering, en deze verzoeken vervolgens afgewezen.”

2.2.

Nu de hiervoor vermelde feiten door partijen op zichzelf niet zijn bestreden zal ook het Hof daarvan uitgaan.

3 Geschil in hoger beroep

Evenals in eerste aanleg is in hoger beroep in geschil of het bezwaar tegen de aanslagen IB 2011 en 2012 terecht niet-ontvankelijk is verklaard. Belanghebbende neemt voorts het standpunt in dat – naar het Hof begrijpt – de aanslagen dienen te worden verminderd.

4 Het oordeel van de rechtbank

5 Beoordeling van het geschil

6 Kosten

7 Beslissing