Gerechtshof Amsterdam, 26-03-2019, ECLI:NL:GHAMS:2019:1091, 18/00428
Gerechtshof Amsterdam, 26-03-2019, ECLI:NL:GHAMS:2019:1091, 18/00428
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 26 maart 2019
- Datum publicatie
- 29 mei 2019
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2019:1091
- Zaaknummer
- 18/00428
Inhoudsindicatie
Wet waardering onroerende zaken; waardering kantoorpand. Partijen zijn ter zitting in hoger beroep tot een compromissoire oplossing gekomen met betrekking tot de WOZ-waarde. Geen recht op vergoeding van immateriële schade vanwege overschrijding van de redelijke termijn.
Uitspraak
Kenmerk 18/00428
26 maart 2019
uitspraak van derde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[naam] te [woonplaats] , belanghebbende,
(gemachtigde: mr. D.A.N. Bartels)
tegen
de uitspraak van 29 juni 2018 in de zaak met kenmerk AMS 17/774 van de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende,
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam, de heffingsambtenaar.
1 Ontstaan en loop van het geding
De heffingsambtenaar heeft bij beschikking krachtens artikel 22 van de Wet Waardering onroerende zaken (WOZ) met dagtekening 26 februari 2016 de waarde van de onroerende zaak [object] voor het kalenderjaar 2016 vastgesteld op € 467.500.
Belanghebbende heeft, ingekomen bij de heffingsambtenaar op 9 maart 2016, bezwaar gemaakt tegen de onder 1.1 genoemde waardebeschikking. Bij uitspraak op bezwaar van 19 december 2016 heeft de heffingsambtenaar het bezwaar ongegrond verklaard en de waardebeschikking gehandhaafd.
In haar uitspraak van 29 juni 2018 heeft de rechtbank het door belanghebbende ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Het tegen deze uitspraak van de rechtbank door belanghebbende ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 18 juli 2018. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
Bij brief van 14 januari 2019 heeft belanghebbende een nader stuk ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 januari 2019. Namens belanghebbende is verschenen de gemachtigde voornoemd. Namens de heffingsambtenaar is verschenen mr. D.N.N. Jansen, bijgestaan door [naam taxateur] , taxateur. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2 Feiten
Belanghebbende is eigenaar van het pand [object] (hierna: het kantoorpand). De oppervlakte van het kantoorpand bedraagt 314 m2 in totaal. Het kantoorpand bestaat uit twee kantoorruimten: één op de begane grond (129 m2) en één in het souterrain (185 m2).
De mondelinge behandeling in eerste aanleg heeft plaatsgevonden op 1 november 2017. Bij beslissing van 5 december 2017 heeft de rechtbank het onderzoek heropend teneinde de gemachtigde in staat te stellen om een (nieuwe) machtiging te overleggen. Vervolgens heeft de rechtbank het onderzoek op 14 maart 2018 gesloten en een schriftelijke uitspraak aangekondigd.
Ter zitting van het Hof is namens belanghebbende onder meer het volgende verklaard:
“mr. Bartels
- Ik heb in mijn nader stuk van 14 januari 2019 een verzoek gedaan om een vergoeding van immateriële schade. Ik constateer dat tussen het indienen van het bezwaarschrift omstreeks 29 februari 2016 en de uitspraak van de rechtbank van 29 juni 2018, meer dan twee jaar zijn verstreken. Dit betekent derhalve een overschrijding van de redelijke termijn. U vraagt mij wanneer ik voor het eerst een verzoek heb gedaan om vergoeding van immateriële schade. Dat heb ik gedaan in mijn brief van 19 oktober 2018. Uw Hof houdt mij voor dat deze brief niet tot de gedingstukken behoort. Ik kan u deze brief laten zien. In deze brief wordt ook het procedurenummer 18/00428 genoemd [vervolgens laat mr. Bartels de brief zien aan de voorzitter]. Verder merk ik op dat de overschrijding van de redelijke termijn mede te maken heeft met het feit dat de rechtbank deze zaak heeft aangehouden omdat zij wilde wachten op een uitspraak van uw Hof in een andere zaak. De rechtbank heeft zelf de onderhavige zaak geschorst. Dat is niet op mijn verzoek gebeurd. (…)”
3 Geschil in hoger beroep
Tussen partijen is in geschil of de heffingsambtenaar de WOZ-waarde van de onroerende zaak [object] (hierna: het kantoorpand) naar een te hoog bedrag heeft vastgesteld. Tevens heeft belanghebbende verzocht om vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Voor hetgeen zij daaraan ter zitting hebben toegevoegd wordt verwezen naar het van het verhandelde ter zitting opgemaakte proces-verbaal.