Gerechtshof Amsterdam, 12-02-2019, ECLI:NL:GHAMS:2019:1170, 17/00403
Gerechtshof Amsterdam, 12-02-2019, ECLI:NL:GHAMS:2019:1170, 17/00403
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 12 februari 2019
- Datum publicatie
- 6 mei 2019
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2019:1170
- Formele relaties
- Na terugverwijzing door: ECLI:NL:HR:2017:1171
- Zaaknummer
- 17/00403
Inhoudsindicatie
Douanerecht; indeling scheepscasco’s; GN-onderverdelingen 8901 20 10 en 8901 90 10 “‘zeeschepen’, alleen betrekking hebben op schepen, ontworpen en gebouwd voor de vaart in volle zee.”. Het Hof stelt de prejudiciële vraag wat in dit verband dient te worden verstaan onder “de vaart in volle zee”?
Uitspraak
kenmerk 17/00403
12 februari 2019
tussenuitspraak van de meervoudige douanekamer
op het hoger beroep – na terugwijzing door de Hoge Raad der Nederlanden – van
[X] B.V. te [plaats] , belanghebbende,
gemachtigde: mr. ing. B.J.B. Boersma (Customs Knowledge B.V.)
tegen de uitspraak in de zaak met kenmerk AWB 12/4776 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de inspecteur van de Belastingdienst/Douane, de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft aan belanghebbende met dagtekening 27 april 2012 een uitnodiging tot betaling (hierna: UTB) van € 617.498,87 aan douanerechten uitgereikt.
De inspecteur heeft bij uitspraak van 10 oktober 2012 het bezwaar tegen de UTB afgewezen.
De rechtbank Noord-Holland heeft bij uitspraak van 2 juli 2013, nr. AWB 12/4776 (ECLI:NL:RBNHO:2013:5665) het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard.
Het Gerechtshof Amsterdam heeft bij uitspraak van 11 juni 2015, nr. 13/00397 (
) de uitspraak van de rechtbank bevestigd.De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 30 juni 2017, nr. 15/02923 (ECLI:NL:HR: 2017:1171, hierna: “het verwijzingsarrest”) de uitspraak van het Hof vernietigd en het geding (terug)verwezen naar het Gerechtshof Amsterdam, ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van zijn arrest.
Op grond van de onder 6 vermelde overwegingen besluit het Hof het onderzoek te heropenen als bedoeld in artikel 8:68, lid 1, van de Algemene wet bestuursrecht.
2 Loop van het geding na verwijzing
Partijen zijn door de griffier in de gelegenheid gesteld te reageren op het verwijzingsarrest. Belanghebbende en de inspecteur hebben bij brieven van 19 oktober 2017 respectievelijk 18 september 2017 van deze gelegenheid gebruik gemaakt. De schriftelijke reacties zijn over en weer aan de wederpartij gezonden.
Belanghebbende heeft bij brief van 25 oktober 2018 nadere stukken ingediend. Deze nadere stukken zijn in afschrift aan de inspecteur verzonden.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 november 2018. Verschenen zijn namens belanghebbende de gemachtigde voornoemd, vergezeld door zijn kantoorgenoot mr. C.F.L. Kaijser en namens de inspecteur mrs. E.H. Mennes en U. Gürsültür. Het onderzoek in deze zaak heeft gelijktijdig plaatsgevonden met het onderzoek in de zaken met kenmerken 17/00404 en 17/00405, betreffende hetzelfde indelingsgeschil, maar een andere belanghebbende. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
3 Feiten
De Hoge Raad is in het verwijzingsarrest, voor zover voor het geding na cassatie nog van belang, van de volgende feiten uitgegaan:
“2.1.1. In mei en september 2009 heeft douane‑expediteur [Y] C.V. (hierna: [Y C.V.] ) als direct vertegenwoordiger in de zin van artikel 5, lid 2, van het Communautair Douanewetboek (hierna: het CDW) op naam en voor rekening van belanghebbende, scheepsbouwer, aangiften gedaan voor het in het vrije verkeer brengen van 27 scheepscasco’s (hierna: de scheepscasco’s). De scheepscasco’s zijn afkomstig uit de Volksrepubliek China.
Op elk aangifteformulier is door [Y C.V.] postonderverdeling 8901 90 10 van de Gecombineerde Nomenclatuur (hierna: de GN) opgegeven. Als goederenomschrijving vermelden de aangiften “scheepscasco”. Post 8901 van de GN ziet op schepen voor het vervoer van personen en/of van goederen. Onderverdeling 8901 90 10 heeft in het bijzonder betrekking op zeeschepen voor het vervoer van goederen (niet zijnde tankschepen). Het bij die postonderverdeling behorende tarief van douanerechten bedraagt nul percent. De scheepscasco’s zijn met toepassing van dit tarief voor het vrije verkeer vrijgegeven.
(…)
Naar aanleiding van een door de douane bij belanghebbende in maart 2012 ingestelde controle met betrekking tot de hiervoor in 2.1.1 bedoelde aangiften heeft de Inspecteur zich op het standpunt gesteld dat de scheepscasco’s moeten worden aangemerkt als casco's, bestemd voor het bouwen van schepen voor de binnenvaart. In de bedrijfsadministratie van belanghebbende zijn met betrekking tot de scheepscasco’s (handels)bescheiden aangetroffen. Het gaat bij achttien scheepscasco’s om een voor elk scheepscasco door het Bureau Veritas dan wel door Lloyd’s Register afgegeven ‘Certificate of Conformity’ onderscheidenlijk ‘Certificate of Hull Construction’(hierna: de certificaten). In de certificaten wordt verklaard dat de scheepscasco’s zijn gebouwd volgens scheepsbouwnormen voor de binnenscheepvaart. Voorts is voor 25 van de 27 scheepscasco‘s een ‘aanvraag certificering binnenvaartschepen’ ingediend bij de Inspectie voor Verkeer en Waterstaat en is in belanghebbendes administratie voor elk casco een bijbehorend contract van belanghebbende met een afnemer aangetroffen waarin opdracht wordt gegeven tot het bouwen en afleveren van een schip dat is bestemd voor gebruik op Europese binnenwaterwegen.
De Inspecteur heeft zich op het standpunt gesteld dat acht scheepscasco’s moeten worden aangemerkt als casco's, bestemd voor het bouwen van een tankschip voor de binnenvaart. Dergelijke scheepscasco’s moeten volgens de Inspecteur worden ingedeeld in postonderverdeling 8901 20 90 van de GN. Van de overige negentien scheepscasco’s, bestemd voor het bouwen van een ander type vrachtschip voor de binnenvaart dan een tankschip, moeten er volgens de Inspecteur dertien worden ingedeeld in postonderverdeling 8901 90 99 van de GN als ‘andere schepen voor het vervoer van goederen, met mechanische voortbeweging’, en zes in postonderverdeling 8901 90 91 van de GN als ‘andere schepen voor het vervoer van goederen, zonder mechanische voortbeweging’.
Het bij elk van de hiervoor in 2.1.5 vermelde postonderverdelingen behorende tarief van douanerechten bedraagt 1,7 percent. De Inspecteur heeft van belanghebbende bij de onderwerpelijke uitnodigingen tot betaling dienovereenkomstig douanerechten geheven.”
Het Hof zal van dezelfde feiten uitgaan.