Home

Gerechtshof Amsterdam, 19-03-2019, ECLI:NL:GHAMS:2019:1266, 18/00172

Gerechtshof Amsterdam, 19-03-2019, ECLI:NL:GHAMS:2019:1266, 18/00172

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
19 maart 2019
Datum publicatie
16 juli 2019
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2019:1266
Formele relaties
Zaaknummer
18/00172

Inhoudsindicatie

Artikelen 6.13, lid 1, Wet IB 2001 en 6.14 Wet IB 2001; uitgaven voor levensonderhoud van kinderen; recht op buitenlandse studiefinancieringsregeling? Artikel 6.27, lid 1 Wet IB 2001; scholingsuitgaven

Uitspraak

kenmerk 18/00172

19 maart 2019

uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[naam] , te [woonplaats] , belanghebbende,

tegen de uitspraak van 15 maart 2018 in de zaak met kenmerk HAA 17/3320 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft met dagtekening 21 januari 2017 voor het jaar 2012 aan belanghebbende een navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: de Aanslag) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 13.090. Daarbij is bij beschikking € 99 belastingrente in rekening gebracht.

1.2.

De inspecteur heeft – na daartegen gemaakt bezwaar – bij uitspraak van 7 juli 2017 de Aanslag gehandhaafd. Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak op 19 juli 2017 beroep bij de rechtbank ingesteld.

1.3.

De rechtbank heeft bij de uitspraak van 15 maart 2018 (waarin belanghebbende is aangeduid als ‘eiser’ en de inspecteur als ‘verweerder’) als volgt beslist:

“ De rechtbank:

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar;

- vermindert de belastingaanslag ib/pvv 2012 tot een berekend naar een belastbaar

inkomen uit werk en woning van € 12.735 met dienovereenkomstige vermindering van de beschikking belastingrente en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;

- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 12,60.

- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 46 aan eiser te vergoeden.”

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank op 5 april 2018 hoger beroep bij het Hof ingesteld. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Belanghebbende heeft bij brieven van 15 oktober 2018 en 1 februari 2019 nadere stukken ingediend. De inspecteur heeft bij brief van 26 november 2018 gereageerd op de brief van 15 oktober 2018.

1.6.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 februari 2019. Ter zitting zijn behandeld belanghebbendes hoger beroepen met de kenmerknummers 18/00172 (IB 2012), 18/00173 (IB 2013), 18/00174 (IB 2014) en 18/00155 (IB 2015). Belanghebbende is verschenen. Namens de inspecteur zijn verschenen mrs. T.V. van der Veen en M. Gomes. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Feiten

2.1.

De rechtbank heeft in haar uitspraak de navolgende feiten vastgesteld:

“1. Eiser heeft op 24 mei 2013 de aangifte ib/pvv 2012 ingediend. Naast de bijstandsuitkering van de gemeente […] van € 13.090, heeft eiser in zijn aangifte de volgende aftrekposten opgenomen:

- kosten levensonderhoud kinderen jonger dan 21 jaar: € 1.420

- studiekosten en andere scholingsuitgaven:

totaal scholingsuitgaven belastingplichtige € 1.250

drempel scholingsuitgaven belastingplichtige € 500

€ 750

Totaal persoonsgebonden aftrek: € 2.170.

2. Eiser is de vader van twee in Bulgarije wonende kinderen:

[naam kind 1] , geboren op [geboortedatum] (hierna: de dochter) en [naam kind 2] , geboren op [geboortedatum] (hierna: de zoon).

Eiser heeft in 2012 de volgende bedragen overgemaakt naar de rekening van zijn dochter:

Datum: bedrag: totaal:

17 juli € 100

10 september € 150

Totaal derde kwartaal € 250

3 oktober € 150

25 oktober € 150

26 november € 150

20 december € 170

totaal vierde kwartaal € 620

totaal overgemaakt € 870”

2.2.

Het Hof gaat uit van dezelfde feiten en vult ze mede gelet op de ontwikkeling van het geschil in hoger beroep als volgt aan.

2.3.

De dochter heeft de Bulgaarse nationaliteit, woonde in 2012 reeds jaren in Bulgarije en volgde in het onderhavige jaar een fulltimestudie aan The University of National and World Economy in Sofia (hierna: de UNWE ).

2.4.

De dochter heeft op 30 september 2018 onder andere als volgt schriftelijk verklaard:

“ I (…am) at this moment a Master student at University of National and World Economy , with this letter am declaring that during my study in the period since 1sth of October 2011 until now 30th of September 2018 I did not receive any scholarships, accommodations or benefits for my study from any university or any state institution. (…)”

2.5.

Eurydice vermeldt over Bulgarije het volgende op haar website:

Support

-

Grants/scholarships are available to full-time students. They are distributed by higher education institutions, taking into account need-based and merit-based criteria. Grant amounts range from BGN 50 to 120.

-

Full-time students who are less than 35 years old can apply for state guaranteed loans.

-

There are no tax benefits for parents nor any family allowances.”

2.6.

De “HIGHER EDUCATION ACT” van Bulgarije (No. 112/27.12.1995) luidt - voor zover relevant - als volgt:

“Article 70

(1) Students and postgraduates shall be entitled to:

(…)

12. Receive state scholarships or use loans for tuition and support during the course of studies.

(…)

Article 94

(1) Students and postgraduates shall be entitled to apply for scholarships from the state budget, scholarships established by the higher school or scholarships provided by individuals or legal entities.

(2) The amount, terms and conditions for granting scholarships to students and postgraduates under para 1 shall be determined by the Council of Ministers, the Regulations of the higher schools or the will of the donor, respectively.”

2.7.

Belanghebbende heeft in hoger beroep een document overlegd met de volgende tekst (de Bulgaarse tekst in het cyrillisch schrift heeft het Hof vervangen door *****):

“***** / foundation Life for the Whole *****/ Invoice

***** /number : […] ***** / type: *****/ Original ***** / data: 04-09-2012 ***** / client: [belanghebbende]

***** / Recipient : [belanghebbende] BSN: […] [adres] [adres] [adres]

*****/ Subject of order

***** SAP HANA / Intensive course of SAP HANA

***** / Amount

1250,00 *****/ Euro

***** / VAT 20%

***** / Total amount:

1250,00 ***** /Euro

***** / Method of payment: ***** / cash ***** / Business address of the provider ***** /address : ***** 11 / Sofia , Razsadnika 11 , Bulgaria ***** / [naam persoon] *****/ Bulstat: […] *****/created by: *****/ [naam persoon] ”

3 Geschil in hoger beroep

In geschil is op welk bedrag de Aanslag dient te worden vastgesteld. Het geschil spitst zich toe op de volgende punten:

(1) Kan belanghebbende aanspraak maken op aftrek ter zake van uitgaven voor levensonderhoud van kinderen als bedoeld in artikel 6.13 Wet IB 2001?

(2) Kan belanghebbende aanspraak maken op aftrek ter zake van scholingsuitgaven als bedoeld in artikel 6.27 Wet IB 2001?

(3) Heeft de rechtbank de proceskostenveroordeling terecht beperkt tot € 12,60?

Aanvankelijk was in hoger beroep ook in geschil of belanghebbende recht had op een aftrek van uitgaven voor specifieke zorgkosten. Ter zitting van het Hof heeft de inspecteur de door belanghebbende - eerst in hoger beroep - geclaimde zorgkosten (te weten tandartskosten), na overlegging van een factuur en betaalbewijzen, ten bedrage van alsnog € 222 geaccepteerd en daarvan - na aftrek van de drempel als bedoeld in artikel 6.20, lid 1, onder b, Wet IB 2001 - voor (€ 222 -/- € 13.090 x 1,65% =) € 7 in aftrek toegelaten. De inspecteur concludeerde om die reden tot gegrondbevinding van het hoger beroep en vermindering van het door de rechtbank vastgestelde belastbaar inkomen uit werk en woning met € 7.

4 Beoordeling van het geschil

5 Kosten

6 Beslissing