Gerechtshof Amsterdam, 19-03-2019, ECLI:NL:GHAMS:2019:1269, 18/00155
Gerechtshof Amsterdam, 19-03-2019, ECLI:NL:GHAMS:2019:1269, 18/00155
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 19 maart 2019
- Datum publicatie
- 17 juli 2019
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2019:1269
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2020:199
- Zaaknummer
- 18/00155
Inhoudsindicatie
Artikel 6.1, lid 2, onder a, jo artikel 6.3, lid 1 onder a Wet IB 2001; partneralimentatie; artikel 6.2a, lid 1, Wet IB 2001; beschikking restant pga? Artikel 6.17 wet IB 2001; specifieke zorgkosten; artikel 6.27, lid 1 Wet IB 2001; scholingsuitgaven
Uitspraak
kenmerk 18/00155
19 maart 2019
uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[naam] te [woonplaats] , belanghebbende,
tegen de uitspraak van 23 februari 2018 in de zaak met kenmerk HAA 17/3066 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft met dagtekening 11 november 2016 voor het jaar 2015 aan belanghebbende een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: de Aanslag) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 12.698. Daarbij is bij beschikking € 9 aan belastingrente in rekening gebracht.
De inspecteur heeft met dagtekening 15 december 2016 ambtshalve de Aanslag verminderd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 10.947. Daarbij is bij beschikking € 4 aan belastingrente vergoed.
De inspecteur heeft – na daartegen op 14 januari 2017 gemaakt bezwaar – bij uitspraak van 26 juni 2017 de onder 1.2 genoemde beschikking gehandhaafd. Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak beroep bij de rechtbank ingesteld.
De rechtbank heeft bij de uitspraak van 23 februari 2018 het beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank op 30 maart 2018 hoger beroep bij het Hof ingesteld. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft bij brieven van 15 oktober 2018 en 1 februari 2019 nadere stukken ingediend. De inspecteur heeft bij brief van 26 november 2018 gereageerd op de brief van 15 oktober 2018.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 februari 2019. Ter zitting zijn behandeld de hoger beroepen van belanghebbende met de kenmerknummers 18/00172 (IB 2012), 18/00173 (IB 2013), 18/00174 (IB 2014) en 18/00155 (IB 2015). Belanghebbende is verschenen. Namens de inspecteur zijn verschenen mrs. T.V. van der Veen en M. Gomes. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2 Feiten
De rechtbank heeft in haar uitspraak – waarin belanghebbende en de inspecteur zijn aangeduid als ‘eiser’ respectievelijk ‘verweerder’ – (voor zover in hoger beroep van belang) de navolgende feiten vastgesteld:
“ 1. Eiser heeft op 23 april 2016 aangifte IB/PVV 2015 gedaan berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 8.794. Naast de bijstandsuitkering van de gemeente […] van € 12.698 heeft eiser in zijn aangifte de volgende aftrekposten opgenomen:
- aftrek specifieke zorgkosten € 754
- aftrek scholingsuitgaven € 1.250
- restant persoonsgebonden aftrek € 1.900 +
Totaal persoonsgebonden aftrek € 3.904
2. Eiser is de ouder van twee in Bulgarije wonende kinderen, [naam kind 1] en [naam kind 2] , en was getrouwd met [naam ex-echtgenote] (hierna: de ex-echtgenote).
3. Met dagtekening 3 juni 2016 is aan eiser, overeenkomstig de aangifte, een voorlopige aanslag IB/PVV 2015 opgelegd.
4. Op 26 juli 2016 heeft eiser een aanvulling op de aangifte ingediend waarbij hij het bedrag van de aftrek specifieke zorgkosten lager heeft vastgesteld, namelijk op € 501. De totale persoonsgebonden aftrek is daarmee vast komen te staan op (€ 501 + € 1.250 + € 1.900 =) € 3.651.
5. Verweerder heeft eiser per brief van 15 juli 2016 verzocht om vóór 12 augustus 2016 informatie te verstrekken met betrekking tot de aftrek specifieke zorgkosten en de aftrek scholingsuitgaven. Eiser heeft op dit verzoek niet gereageerd.
6. Per brief van 12 oktober 2016 heeft verweerder eiser in kennis gesteld van zijn voornemen om af te wijken van de op gedane aangiften. In de brief is, voor zover hier van belang, het volgende vermeld:
“Persoonsgebonden aftrek
Specifieke zorgkosten: correctie(s) in uitgaven
Geen aftrek om u de gevraagde informatie niet hebt verstrekt.
Ik ben dan ook van plan op dit punt van de aangifte af te wijken met € 501.
Studiekosten en scholingsuitgaven
Geen aftrek omdat u de gevraagde informatie niet hebt verstrekt.
Ik ben dan ook van plan op dit punt van de aangifte af te wijken met een bedrag van € 1.250.
Restant persoonsgebonden aftrek
Er is geen sprake van een restant persoonsgebonden aftrek
Ik ben dan ook van plan op dit punt van de aangifte af te wijken met een bedrag van € 1.900.
Overzicht afwijking(en) van de persoonsgebonden aftrek
- Specifieke zorgkosten: correctie(s) in uitgaven |
- € 501 |
|
- studiekosten en scholingsuitgaven |
- € 1.250 |
|
- restant persoonsgebonden aftrek |
- € 1.900 |
|
Totaalbedrag van de afwijking(en) |
- € 3.651 |
” |
7. Met dagtekening 11 november 2016 is de aanslag opgelegd.
8. Bij de aanslagoplegging is de aanvulling op de aangifte van 26 juli 2016 niet in aanmerking genomen. De aanvulling op de aangifte is nadat de aanslag is opgelegd alsnog in behandeling genomen en als een verzoek om ambtshalve vermindering aangemerkt. Met dagtekening 15 december 2016 heeft verweerder de verminderingsbeschikking gegeven. Het verzoek is met betrekking tot de aftrek specifieke zorgkosten en de aftrek scholingsuitgaven toegewezen en met betrekking tot het restant persoonsgebonden aftrek afgewezen. Het belastbaar inkomen uit werk en woning is als volgt herzien:
- bijstandsuitkering |
€ 12.698 |
|
- aftrek specifieke zorgkosten |
€ 501 |
-/- |
- aftrek scholingsuitgaven |
€ 1.250 |
-/- |
Belastbaar inkomen uit werk en woning |
€ 10.947 |
9. Eiser heeft op 14 januari 2017 middels het indienen van een nieuwe aangifte bezwaar gemaakt tegen de gedeeltelijke afwijzing van het verzoek om ambtshalve vermindering. In de aangifte heeft eiser een bedrag van € 1.800 aan uitgaven voor onderhoudsverplichtingen (alimentatie) opgevoerd. Volgens de aangifte (Hof leest het op 14 januari 2017 gemaakte bezwaar) betreft dit een betaling ten behoeve van [naam kind 1] , de dochter van eiser. (…)”
Het Hof gaat uit van dezelfde feiten en voegt daar het volgende aan toe.
In een document, gedateerd 23 augustus 2015, staat onder meer:
“Hereby with this I [naam ex-echtgenote] , from [adres] , Bulgaria, am declaring that on 23 of Augustus 2015 I received alimentation, the amount of 1800,00 Euro in cash, from [belanghebbende] .”
De onder 8 in de rechtbankuitspraak vermelde aftrekposten (respectievelijk € 501 zorgkosten en € 1.250 scholingsuitgaven) zijn als volgt te specificeren:
Genees- en heelkundige hulp |
€ 540 |
Reiskosten ziekenbezoek |
€ 170 |
Totaal |
€ 710 |
Af drempel |
-/- € 209 |
Totaal aftrekbare zorgkosten |
€ 501 |
Studiekosten |
€ 1.500 |
Af drempel |
-/- € 250 |
Totaal aftrekbare scholingsuitgaven |
€ 1.250 |
In hoger beroep heeft belanghebbende onder meer de volgende documenten in de Bulgaarse taal en in het cyrillisch ingebracht:
(a) “Kopie van vonnis nummer […] van de Rechtbank Stara Zagora van 2003”
(b) “Kopie van vonnis nummer […] van de Rechtbank Stara Zagora van 2015”
3 Geschil in hoger beroep
In geschil is of de Aanslag niet naar een te hoog bedrag is vastgesteld. Het geschil spitst zich toe op de volgende punten:
- -
-
Kan belanghebbende aanspraak maken op aftrek van € 1.800 aan persoonsgebonden aftrek als bedoeld in artikel 6.1, lid 2, onder a, jo artikel 6.3, lid 1, onder a, van de Wet IB 2001 (hierna ook: partneralimentatie)?
- -
-
Heeft belanghebbende op basis van een beschikking als bedoeld in artikel 6.2a, lid 1, van de Wet IB 2001 recht op verrekening van nog niet in aanmerking genomen persoonsgebonden aftrek?
(3) Kan belanghebbende aanspraak maken op aftrek ter zake van specifieke zorgkosten als bedoeld in artikel 6.17 van de Wet IB 2001?
(4) Kan belanghebbende aanspraak maken op aftrek ter zake van scholingsuitgaven als bedoeld in artikel 6.27 van de Wet IB 2001?