Gerechtshof Amsterdam, 02-04-2019, ECLI:NL:GHAMS:2019:1270, 18/00318 en 18/00319
Gerechtshof Amsterdam, 02-04-2019, ECLI:NL:GHAMS:2019:1270, 18/00318 en 18/00319
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 2 april 2019
- Datum publicatie
- 17 juli 2019
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2019:1270
- Zaaknummer
- 18/00318 en 18/00319
Inhoudsindicatie
Tussenuitspraak (8:29 procedure). Naar het oordeel van het Hof betreffen de weggelakte passages bedrijfsgevoelige informatie die betrekking hebben op de interne bedrijfsstrategie, de verdiensten en de financiële belastingpositie van een derde, waarvan redelijkerwijs niet kan worden aangenomen dat het belang van belanghebbende bij algehele kennisneming daarvan heeft te prevaleren
Uitspraak
TUSSENUITSPRAAK
Vierde meervoudige belastingkamer geheimhoudingskamer
In de zaken die bij het Hof zijn geregistreerd onder de nummers 18/00318 en 18/00319 in de hoger beroepen van
de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur,
tegen de uitspraak van 26 april 2018 in de zaken met kenmerken HAA 15/3637 en HAA 15/4353 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
[X] B.V., belanghebbende,
gemachtigde: mr. M. Sanders (Loyens & Loeff te Amsterdam),
en
de inspecteur.
1 Loop van het geding
Voor de loop van het geding in eerste aanleg wordt verwezen naar de hiervoor vermelde uitspraak van de rechtbank.
Naast het van de inspecteur ontvangen hogerberoepschrift en het van belanghebbende ontvangen verweerschrift, vermeldt het Hof voor wat betreft de loop van het geding in hoger beroep in het bijzonder de navolgende stukken die voor de door de geheimhoudingskamer te nemen beslissing van belang zijn.
Bij brief aan het Hof van 16 oktober 2018 heeft de inspecteur stukken (op een USB-stick) ingezonden en een beroep gedaan op beperkte kennisname van die stukken als bedoeld in art. 8:29 Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). Een kopie van deze brief en een kopie van de geschoonde versie van de daarbij gevoegde stukken is aan belanghebbende verzonden.
Bij brief aan het Hof van 27 november 2018 heeft belanghebbende zich uitgelaten over het verzoek van de inspecteur bij diens brief van 16 oktober 2018. Een kopie van deze brief is aan de inspecteur verzonden.
Het hoger beroep is door de derde meervoudige belastingkamer mondeling behandeld op de zitting van 12 december 2018. De behandeling van het hoger beroep is bij brief van 19 december 2018 – mede onder verwijzing naar het proces-verbaal van de zitting – doorverwezen naar de vierde meervoudige belastingkamer (hierna: de geheimhoudingskamer). In deze brief is, naast de opdracht aan de vierde meervoudige belastingkamer om het beroep op geheimhouding casu quo beperkte kennisneming van stukken door de inspecteur te behandelen, opgenomen dat van de geheimhoudingskamer geen oordeel wordt verlangd omtrent de vraag of stukken waarvoor de inspecteur zich op toepassing van art. 8:29 Awb beroept ‘op de zaak betrekking hebbende stukken zijn’. Blijkens het proces-verbaal van de zitting van 12 december 2018 hebben partijen – voor zover hier van belang – de volgende afspraken gemaakt:
“- Op de USB-stick [zie 1.2.2] staan diverse documenten/gegevens die (naar partijen stellen) tot de op de zaak betrekking hebbende stukken behoren, maar geheel of voor een deel zijn geanonimiseerd. (…)
- De inspecteur zal ten behoeve van de geheimhoudingskamer in een gesloten envelop opnieuw de niet-geanonimiseerde versies van de desbetreffende documenten overleggen, inclusief de hiervoor bedoelde stukken van intern beraad. Daarnaast zal de inspecteur in een afzonderlijke map en corresponderend met de niet-geanonimiseerde stukken, de geanonimiseerde documenten overleggen en daarbij aangeven waarom hij een beroep doet op artikel 8:29 Awb.
- Tevens zal de inspecteur een opsomming van de geanonimiseerde documenten overleggen.”
De inspecteur heeft bij brieven van 18 december 2018 twee enveloppen overgelegd. Eén bevat een geschoonde versie van de stukken waarvoor de inspecteur een beroep doet op beperkte kennisname als bedoeld in art. 8:29 Awb, met daarbij een brief met opgaaf van gewichtige redenen. Een kopie van deze brieven en een kopie van de geschoonde versie is aan belanghebbende verzonden. De andere envelop bevat de niet-geschoonde versie, bestemd voor de geheimhoudingskamer.
Op 19 februari 2019 heeft het onderzoek ter zitting door de geheimhoudingskamer plaatsgevonden. Namens belanghebbende is verschenen de gemachtigde voornoemd, vergezeld van zijn kantoorgenoot mr. D.L. Heijtel; voorts is namens belanghebbende verschenen [xxx], die is bijgestaan door [naam tolk] (tolk). Namens de inspecteur zijn verschenen mr. F. Buikema, drs. J.A.M. Stavenuiter en mr. D. Noya. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met de tussenuitspraak is meegezonden.
2 Verzoek om toepassing van art. 8:29 Awb
Het verzoek van de Inspecteur betreft de vraag of sprake is van gewichtige redenen als bedoeld in art. 8:29 Awb, die rechtvaardigen dat de inspecteur weigert de stukken in ongeschoonde vorm te overleggen aan belanghebbende en de kamer van het Hof die de hoofdzaak zal beslissen.
Bij de brief van 18 december 2018 heeft de inspecteur zijn verzoek om toepassing van art. 8:29 Awb als volgt gemotiveerd en nader uiteengezet:
“Opgaaf gewichtige redenen in de zin van art. 8:29, lid 1 AWB
In onderhavige zaak heeft de Belastingdienst diverse (internationale) derdenonderzoeken uitgevoerd. Tot op heden is het derdenonderzoek bij [naam bank 1] nog niet volledig afgerond. Met betrekking tot deze verschillende derdenonderzoeken zijn in het dossier afzonderlijke mappen gevormd. In onderstaande mappen is na augustus 2017 informatie toegevoegd:
- -
-
Derdenonderzoek bij [naam bedrijf] (map 94)
- -
-
Derdenonderzoek bij [naam bank 2] (map 96)
Zoals uit onderstaande opgaaf blijkt, heeft een groot deel van de onleesbaar gemaakte tekstdelen betrekking op documenten die in het kader van bovengenoemde derdenonderzoeken zijn verkregen.
Het dossier omvat ook een aantal documenten die voortvloeien uit interne gedachtenvorming binnen de Belastingdienst. Deze documenten zijn niet opgenomen op de usb-stick en ook niet aan belanghebbende verstrekt. Deze documenten zijn wel in de 8:29-envelop opgenomen.
Voorts omvat het dossier de resultaten uit een internationaal derdenonderzoek naar de ruling die [vennootschap Y] sloot met [de belastingautoriteiten] over de verrekening van buitenlandse bronbelasting. De betreffende documenten staan niet op de usb-sticks en heb ik geanonimiseerd in bijgaande ordner opgenomen.
Geanonimiseerde documenten i.v.m. privacygegevens van derden:
Namen van derden zijn vanwege de privacy onleesbaar gemaakt.
- Map 04. correspondentie vanaf december 2013
[overzicht documenten]
- Map 94. [naam bedrijf]
[overzicht documenten]
- Map 96. [naam bank 2]
[overzicht documenten]
Deels onleesbaar gemaakte documenten i.v.m. strategische informatie:
Onderstaande documenten zijn deels onleesbaar gemaakt omdat zij bedrijfsgevoelige informatie over strategie, verdiensten en de belastingpositie van [naam bank 1] bevatten.
- Map 96. [naam bank 2]
[overzicht documenten]
Niet verstrekte documenten i.v.m. interne gedachtenvorming:
Onderstaande documenten zijn vastleggingen van interne gedachtenvorming en bevatten ook bedrijfsgevoelige informatie over [naam bank 1] .
- Map. 29. Interne afstemming
[overzicht documenten]
- Map 39. onderzoek alle jaren versus ‘extrapolatie’
[overzicht documenten]
Slechts in hard copy verstrekte documenten (niet op usb-stick):
De overgelegde usb-stick bevat niet de bijgevoegde informatie met betrekking tot het internationale derdenonderzoek naar de ruling die [vennootschap Y] heeft gesloten met [de belastingautoriteiten] . De namen van derden zijn in deze documenten vanwege de privacy onleesbaar gemaakt.”
De geheimhoudingskamer heeft ten behoeve van de inzichtelijkheid van de behandeling dit verzoek opgedeeld in vier categorieën: (1) “Geanonimiseerde documenten i.v.m. privacygegevens van derden”, (2) “Deels onleesbaar gemaakte documenten i.v.m. strategische informatie”, (3) “Niet verstrekte documenten i.v.m. interne gedachtenvorming” en (4) “Slechts in hard copy verstrekte documenten (niet op usb-stick)”. De geheimhoudingskamer zal in het hiernavolgende refereren aan deze vier categorieën als achtereenvolgens onderdeel 1, onderdeel 2, onderdeel 3 en onderdeel 4. In voorkomend geval wordt per document gerefereerd aan map en titel zoals vermeld in het verzoek.
Ter zitting van de geheimhoudingskamer is het verzoek van de inspecteur - in samenspraak met belanghebbende – als volgt afgebakend:
(i) Belanghebbende stemt ermee in dat de namen van ambtenaren (binnenlandse en buitenlandse)
alsook de namen van personen uit het bedrijfsleven (en de contactgegevens van al deze personen,
zoals telefoon-, faxnummer of e-mailadres) die zijn geanonimiseerd op de tot de onderdelen 1, 2 en 4
behorende documenten niet worden openbaargemaakt.
(ii) De inspecteur stemt ermee in dat referentiekenmerken of dossiernummers op de tot de onderdelen
1, 2 en 4 behorende documenten (voor zover deze zijn geanonimiseerd) worden openbaargemaakt.
(iii) De inspecteur stemt ermee in om het document “[titel document 1]
”, behorende tot onderdeel 3, map 39, tweede punt, openbaar te maken.
(iv) Het email-bericht van [datum, tijdstip] , met als kop: “[kop]” zoals opgenomen in onderdeel 4, behoort niet tot dit dossier en ligt derhalve niet ter beoordeling voor.
Gelet op de onder 2.4 opgenomen afbakening liggen thans nog ter beoordeling voor de onderdelen 2 en 3 van het verzoek van de inspecteur; dit met uitzondering van het hiervoor onder 2.4 onder de punten (i) tot en met (iii) door partijen reeds is overeengekomen ter zake van bepaalde gedeelten van die onderdelen 2 en 3. Ter nadere verduidelijking: Indien het Hof in de navolgende beoordeling schrijft over ‘de onderdelen 2 en 3’, wordt hiermee bedoeld de na afbakening door partijen resterende delen van die onderdelen. De onderdelen 1 en 4 liggen gelet op wat partijen met elkaar ter zitting van de geheimhoudingskamer zijn overeengekomen thans niet meer ter beoordeling voor.
3 Beoordeling van het verzoek (onderdelen 2 en 3)
Ter zitting van de geheimhoudingskamer is (door de gemachtigde van) belanghebbende in reactie op het verzoek van de inspecteur specifiek ter zake van de onderdelen 2 en 3 het volgende verklaard:
“De door de inspecteur gegeven motivering van zijn verzoek (betreffende onderdelen 2 en 3) behelst naar mijn mening enkel steekwoorden en geen gewichtige redenen. Nergens maakt de inspecteur een afweging van belangen. De inspecteur maakt niet duidelijk wat volgens hem het belang is om de weggelakte passages niet vrij te geven.
De inspecteur stelt dat hij van de in onderdeel 2 vermelde documenten (map 96) de passages heeft weggelakt die onder de categorie ‘strategische informatie’ zouden zijn te rangschikken. Ik begrijp uit andere 8:29-zaken dat de Belastingdienst geen informatie wil vrijgeven in verband met ‘controle strategische belangen’, maar daar is in dit geval helemaal geen sprake van. Het gaat hier alleen maar over stukken die [naam bank 1] betreffen en die enkel eventueel van strategisch belang zijn voor [naam bank 1] . Je kan zeggen dat het gaat om bedrijfsgevoelige informatie. Ik vraag mij evenwel af waarom informatie van zes tot twaalf jaar geleden, want daar gaat het over, nog bedrijfsgevoelig voor [naam bank 1] zou zijn. Het valt mij voorts op dat in die stukken de cijfers zijn weggelakt; het betreft elementen van prijsvorming. Daar hoeft voor belanghebbende helemaal niet geheimzinnig over te worden gedaan nu zij destijds aan de andere kant van de tafel zat. Veel is dus al bekend. De inspecteur schrijft dat dividenden altijd voor hetzelfde bedrag in de futures werden geprijsd; de prijsstelling is 95 % dividend in futures. Door het weglakken van de cijfers wordt het belanghebbende bemoeilijkt om te kunnen beoordelen of het standpunt van de inspecteur hout snijdt. Ook ging het hier over prijsbepalingen in de jaren 2009-2010. Thans vindt de prijsbepaling op heel andere wijze plaats.
De inspecteur beroept zich op de geheimhoudingsplicht van artikel 67 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen. Dit artikel geldt evenwel ook voor de belastingplichtige. Dat is waarom [naam bank 1] de stukken ook aan belanghebbende kan geven.
Bij het document “ [titel document 2] ” (onderdeel 2, Map 96, derde punt) en het document “ [titel document 3] ” (onderdeel 2, Map 96, zesde punt) plaats ik de volgende opmerking. De inspecteur heeft in deze omvangrijke documenten grote stukken weggelakt. Waarom? Vindt de inspecteur dit belangrijk? Daar lijkt het wel op. Belanghebbende voelt zich erg ongemakkelijk dat deze stukken in deze vorm in het dossier zitten. Het is goed mogelijk dat de weggelakte passages het standpunt van de inspecteur nuanceren. Ik vertrouw erop dat de geheimhoudingskamer zijn werk goed doet, maar u zit hier alleen voor het 8:29-aspect. Het is voorstelbaar dat u onvoldoende de hoofdzaak kent om de relevantie van weggelakte passages in te schatten. Bij documenten die een dergelijke belangrijke rol spelen moet de inspecteur zeer nauwkeurig aangeven waarom hij bepaalde delen niet kan vrijgeven en moet hij duidelijk een belangenafweging maken. De inspecteur houdt ook interne memo’s achter de hand; die mag belanghebbende ook niet zien. Kennelijk is er van alles aan de hand met die stukken. Om die reden zou ik het Hof willen verzoeken voor het geval het van oordeel is dat de stukken om zwaarwegende redenen geheim moeten blijven om dan die stukken in geheel uit het dossier te houden.
Ten slotte een algemeen punt. Ik vermag niet in te zien waarom de inspecteur alle in onderdeel 3 genoemde stukken betreffende interne gedachtenvorming geheim wil houden. De inspecteur heeft namelijk wel eindeloos veel interne stukken van belanghebbende mogen inzien. Wat wil de inspecteur hier geheim houden? Een analyse die ons mogelijk helpt en waaraan wij niet hebben gedacht? Kan het zijn dat er binnen het team van de Belastingdienst ambtenaren zaten die anders over de zaak dachten? Ik zie het belang van geheimhouding ook hier niet.”
Ter zitting van de geheimhoudingskamer is door de inspecteur ter nadere motivering van zijn verzoek in dezen en in reactie op (de gemachtigde van) belanghebbende het volgende verklaard:
“Ik refereer voor de onderbouwing van de gewichtige redenen in de eerste plaats naar mijn brief ‘Opgaaf gewichtige redenen , reeds genoemd door de voorzitter. Belanghebbende stelt in haar brief van 27 november 2018 dat het 8:29-verzoek niet althans gebrekkig is onderbouwd maar dat heb ik juist met vorenbedoelde brief getracht te herstellen. Ik heb daar verder geen nadere toelichting op.
De gemachtigde van belanghebbende stelt bij de in onderdeel 2 (Map 96) vermelde documenten van [naam bank 1] dat dit verouderde strategische informatie is van zes tot twaalf jaar geleden. Wat dat betreft is het hele dossier gedateerd. Het gaat hier voor [naam bank 1] evenwel nog steeds om bedrijfsgevoelige informatie. De informatie heeft namelijk betrekking op interne prijsvorming bij [naam bank 1] en op de afweging van [naam bank 1] om met belanghebbende onderhavige transacties aan te gaan. Het gaat hier om twee zakelijk opererende partijen met een winstoogmerk. In deze procedure ligt evenwel alleen de wijze waarop belanghebbende winst wilde maken voor en dus niet die van [naam bank 1] . Op welke wijze [naam bank 1] winst wilde maken gaat belanghebbende niets aan. Belanghebbende stelt dat het hier om verouderde strategie zou gaan maar verrekening van dividendbelasting, waar de strategie mede op ziet, is nog altijd mogelijk.
De gemachtigde stelt dat veel van de in de documenten van [naam bank 1] weggelakte cijfers al bij belanghebbende bekend zijn. Het genoemde percentage van 95 komt uit het dossier in de hoofdzaak. Wij constateerden dat belanghebbende een interne prijsstelling van 95 % hanteerde. Hier heeft [naam bank 1] helemaal niets mee te maken. Zij hanteerde namelijk een heel ander percentage van tussen de 80-90%. Het Hof verwijst naar het document “[titel document 4]” (onderdeel 2, Map 96, eerste punt), meer in het bijzonder naar de daarachter gevoegde e-mailcorrespondentie tussen [naam persoon 1] , [naam persoon 2] , [naam persoon 3] en [naam persoon 4] . Het Hof vraagt mij concreet toe te lichten waarom in vorenbedoelde e-mailberichten cijfers en percentages zijn weggelakt. De weggelakte cijfers en percentages betreffen de commerciële kant van de samenwerking tussen [naam bank 1] en belanghebbende. Het gaat hier om cijfers van [naam bank 1] waar belanghebbende geen enkel belang bij heeft.
Het Hof verwijst naar het document “[titel document 5]” (onderdeel 2, Map 96, tweede punt). Waarom is het bedrag dat in onderdeel 11 van die brief is vermeld weggelakt? Dit bedrag is de uitkomst van de door [naam bank 1] gehanteerde percentages. Het is weggelakt omdat dit bedrag uitsluitend [naam bank 1] betreft.
De gemachtigde stelt kritische opmerkingen bij het weglakken van grote delen in het document “[titel document 2]” (onderdeel 2, Map 96, derde punt) en in het document “[titel document 3]” (onderdeel 2, Map 96, zesde punt). Op een vraag van het Hof welke afweging bij het weglakken is gemaakt, antwoord ik als volgt. De delen die niet zijn weggelakt betreffen de analyses en het verslag van de samenwerking tussen [naam bank 1] en belanghebbende en de structuur die hierbij tot stand is gebracht. Over de delen die zijn weggelakt mag ik niet veel zeggen. De constateringen in het “Report” gaven niet alleen de Belastingdienst te denken maar ook personen binnen [naam bank 1] . De weggelakte delen hebben betrekking op reflecties van [naam bank 1] op geconstateerd eigen gedrag en gewenst gedrag. De conclusies over het eigen gedrag van [naam bank 1] zijn vergaand. Dit is zuiver iets van [naam bank 1] , belanghebbende heeft hier niets mee van doen en dit delen wij daarom niet met derden. Om diezelfde reden zijn grote delen uit het voornoemde interview met [naam persoon 5] weggelakt. Ook hier gaat het over de reflectie op het geconstateerde eigen gedrag en gewenst gedrag. Verder zijn de delen over de prijsbepaling weggelakt. Dit betreft de wijze waarop [naam bank 1] aan de transacties geld wilde verdienen. Ik resumeer dat bij het weglakken van delen in voornoemde documenten een tweedeling is aangebracht. Enerzijds gaat het om de feitelijke vaststelling van het gedrag. Dat is openbaar en dat wordt gebruikt in de hoofdzaak. Anderzijds gaat het om de perceptie of reflectie van [naam bank 1] op dit geconstateerde gedrag. Dat is voor deze zaak niet van belang en [naam bank 1] hoeft dit niet te delen met belanghebbende.
Het Hof verwijst naar het document “[titel document 6] ” (onderdeel 2, Map 96, vijfde punt). Waarom is een deel van het onderwerp van die brief weggelakt? En wat was overigens de afweging om andere delen van die brief weg te lakken? Er zijn in de gesprekken met [naam bank 1] diverse onderwerpen behandeld. De weggelakte passages betreffen een heel ander onderwerp en andere casussen dan de onderhavige. Eveneens zijn voor [naam bank 1] weggelakt de passages betreffende de eerder genoemde gedragscomponent (geconstateerd gedrag versus gewenst gedrag).
Onderdeel 3 betreft de niet verstrekte documenten in verband met interne gedachtenvorming. Dit zijn stukken waarin ambtenaren van de Belastingdienst al discussiërend hun standpunten in deze zaak bepalen. Belanghebbende is bekend met de uiteindelijke weerslag van deze discussie. Op welke wijze de Belastingdienst tot haar standpunt is gekomen vind ik niet relevant voor deze zaak. Dit betreft een kwestie van interne strategie.”
Beoordeling
De geheimhoudingskamer stelt voorop dat bij de beoordeling van het verzoek van de inspecteur om toepassing van art. 8:29 Awb als uitgangspunt geldt dat alle op de zaak betrekking hebbende stukken en alle (overige) stukken die in geding worden gebracht onbeperkt voor de wederpartij beschikbaar moeten zijn. Aan dit uitgangspunt liggen de beginselen van ‘fair trial’, meer in bijzonder het beginsel van hoor en wederhoor ten grondslag. Op dit uitgangspunt kan uitsluitend een uitzondering worden gemaakt als daarvoor gewichtige redenen aanwezig zijn. Dergelijke redenen kunnen niet zijn gelegen in de omstandigheid dat bepaalde stukken niet relevant worden geacht voor de wederpartij. De relevantie van stukken die in geding zijn gebracht moet voorwerp kunnen zijn van het partijdebat en dat is alleen mogelijk als die stukken voor beide partijen onbeperkt toegankelijk zijn.
Gegeven het hiervoor onder 3.3 geformuleerde uitgangspunt zal de geheimhoudingskamer in het navolgende nagaan of de door de inspecteur aangevoerde gronden voor beperkte kennisname van de onderdelen 2 en 3 van zijn verzoek voldoende gewichtige redenen daartoe vormen. Daartoe beschikt de geheimhoudingskamer over het volledige dossier in de hoofdzaak en het zal dat voor zover nodig in haar beoordeling betrekken.
Als grond voor beperkte kennisname van de documentatie zoals opgenomen onder onderdeel 2 (zie hiervoor onder 2.2) heeft de inspecteur meer in zijn algemeenheid aangevoerd dat het gaat om bedrijfsgevoelige informatie die betrekking heeft op de interne bedrijfsstrategie, de verdiensten en de financiële belastingpositie van [naam bank 1] . De inspecteur heeft ter zitting van de geheimhoudingskamer hieromtrent nader verklaard dat het gaat om, zo begrijpt het Hof, interne winstmethoden, wijzen van prijsvorming en kostenbesparing die alleen zien op de financiële en belastingpositie van [naam bank 1] en geenszins op die van belanghebbende en dat het derhalve gaat om gegevens en documentatie die zijns inziens niet van belang kunnen zijn voor de hoofdzaak. Om die redenen zijn deze gedeelten dan ook geanonimiseerd.
Ter zake van het document “[titel document 2]” (onderdeel 2, Map 96, derde punt), het document “[titel document 3]” (onderdeel 2, Map 96, zesde punt) en het document “[titel document 6] ” (onderdeel 2, Map 96, vijfde punt) heeft de inspecteur verder nader verklaard dat bij het anonimiseren van die drie documenten een tweedeling is aangebracht. Enerzijds gaat het om de feitelijke vaststelling van het gedrag van de betreffende medewerkers van [naam bank 1] , welke informatie openbaar is gemaakt en die gebruikt kan worden in de hoofdzaak. Anderzijds gaat het om een reflectie van [naam bank 1] op het bij die medewerkers geconstateerde gedrag. Die laatste informatie is, aldus nog steeds de inspecteur, voor de hoofdzaak niet van belang, aangezien deze informatie, zo verstaat het Hof, interne personeels- en organisatiedoeleinden behelst.
De geheimhoudingskamer aanvaardt de door de inspecteur aangevoerde gronden als voldoende gewichtige redenen op grond waarvan openbaarmaking van de geanonimiseerde gedeelten van onderdeel 2 achterwege dient te blijven. Daartoe overweegt de geheimhoudingskamer dat het gaat om bedrijfsgevoelige informatie die ziet op de financiële en belastingpositie van derden, en waarvan redelijkerwijs niet kan worden aangenomen dat het belang van belanghebbende bij algehele kennisneming daarvan heeft te prevaleren. Hierbij acht de geheimhoudingskamer van doorslaggevend belang dat het gaat om (i) interne winstmethoden, wijzen van prijsvorming en kostenbesparing (zgn. verdienmodellen) van derden, (ii) documentatie die ziet op andere casusposities dan die van de hoofdzaak, (iii) documentatie die ziet op de reflectie van derden op het handelen en het gedrag van de eigen medewerkers, en tot slot (iv) vaststellingsovereenkomsten dan wel double tax agreements gesloten door derden met de Belastingdienst en die enkel een inzicht bieden in de financiële en belastingpositie van deze derden.
Als grond voor beperkte kennisname van de documentatie zoals opgenomen onder onderdeel 3 (zie hiervoor onder 2.2) heeft de inspecteur eveneens aangevoerd dat het gaat om bedrijfsgevoelige informatie van derden en voorts dat het gaat om documentatie waarin de interne gedachtenvorming van de Belastingdienst is vastgelegd. Ter zitting van de geheimhoudingskamer heeft de inspecteur nader verklaard dat het onder meer stukken zijn waarin ambtenaren van de Belastingdienst al discussiërend hun standpunten in de hoofdzaak hebben bepaald. Belanghebbende is, aldus de inspecteur, reeds bekend met de uiteindelijke weerslag van deze discussie. Op welke wijze de Belastingdienst tot haar standpunt is gekomen is naar mening van de inspecteur verder ook niet relevant voor de hoofdzaak. Dit betreft een kwestie van interne strategie, aldus de inspecteur.
De geheimhoudingskamer aanvaardt eveneens de ter zake van onderdeel 3 door de inspecteur aangevoerde gronden als voldoende gewichtige redenen op grond waarvan openbaarmaking van de in dat onderdeel geanonimiseerde delen achterwege dient te blijven. Ter onderbouwing hiervan verwijst de geheimhoudingskamer naar hetgeen onder 3.6 is overwogen; dit heeft ook te gelden ter zake van onderdeel 3 van het verzoek van de inspecteur voor zover dat ziet op bedrijfsgevoelige informatie van derden. Voorts overweegt de geheimhoudingskamer ter zake van de documentatie afkomstig van ambtenaren van de Belastingdienst, die ook deel uitmaakt van onderdeel 3, dat het gaat om gegevens die louter betrekking hebben op de interne gedachtenvorming bij de Belastingdienst en waarvan redelijkerwijs niet kan worden aangenomen dat het belang van belanghebbende bij onbeperkte kennisneming daarvan heeft te prevaleren. Hierbij acht de geheimhoudingskamer van doorslaggevend belang dat de Belastingdienst bij de behandeling van een zaak zijn gedachten onbelemmerd behoort te kunnen vormen. De inspecteur dient bij de uitoefening van zijn publieke taak zijn procespositie te kunnen bepalen en in die rol dient hij een zekere ruimte toe te komen, zonder het risico te lopen dat dat bepalen en de in dat kader gemaakte afwegingen bij de wederpartij bekend zouden kunnen worden.
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen dient het verzoek van de inspecteur tot beperkte kennisname van de, na de afbakening door partijen ter zitting resterende gedeelten van (zie onder 2.4), onderdelen 2 en 3 geheel te worden toegewezen. Aan het verzoek van de wederpartij om in het geval van een toewijzing van dit verzoek bepaalde documenten uit het geheimhoudingsdossier integraal weg te laten (namelijk omdat in geval van een deels anonimiseren van deze documenten de nuance bij de beoordeling in de hoofdzaak daarvan zijns inziens verdwijnt), kan de geheimhoudingskamer – dit ongeacht de inhoud en strekking van die documenten - niet tegemoetkomen, reeds omdat zij enkel bevoegd is te beslissen over het al dan niet openbaar maken van de geanonimiseerde tekstgedeelten.