Home

Gerechtshof Amsterdam, 04-04-2019, ECLI:NL:GHAMS:2019:1768, 18/00014

Gerechtshof Amsterdam, 04-04-2019, ECLI:NL:GHAMS:2019:1768, 18/00014

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
4 april 2019
Datum publicatie
15 juli 2019
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2019:1768
Zaaknummer
18/00014

Inhoudsindicatie

Inkomstenbelasting. Correcties in aftrek gebrachte kosten en lasten. Telefonisch horen gelijkgesteld aan verschijnen ter hoorzitting. Kostenvergoeding.

Uitspraak

kenmerk 18/00014

4 april 2019

uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[naam] , wonende te [woonplaats] , belanghebbende,

gemachtigde: J.A. Klaver te Hoorn

tegen de uitspraak van 1 december 2017 in de zaak met kenmerk HAA 17/887 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft met dagtekening 24 juni 2016 aan belanghebbende voor het jaar 2014 een navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 102.539 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 908. Bij beschikking is een bedrag aan belastingrente in rekening gebracht van € 129. Daarnaast is bij beschikking een vergrijpboete opgelegd van € 759.

1.2.

Na tegen de navorderingsaanslag, de beschikking belastingrente en boetebeschikking gemaakt bezwaar heeft de inspecteur bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar, gedagtekend 20 december 2016, de navorderingsaanslag, de beschikking belastingrente en de boetebeschikking gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen die uitspraken beroep ingesteld. Bij uitspraak van 1 december 2017 heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Het tegen deze uitspraak door belanghebbende ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 10 januari 2018. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Op 23 maart 2018 is bij het Hof een conclusie van repliek van belanghebbende ingekomen. Een afschrift hiervan is aan de inspecteur gezonden.

1.6.

Op 10 april 2018 is bij het Hof een conclusie van dupliek van de inspecteur ingekomen. Een afschrift hiervan is aan belanghebbende gezonden.

1.7.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 december 2018. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Tussen partijen vaststaande feiten

2.1.

De rechtbank heeft de volgende feiten vastgesteld (in deze uitspraak is belanghebbende aangeduid als ‘eiser’ en de heffingsambtenaar als ‘verweerder’):

“1. Eiser exploiteert in de vorm van een eenmanszaak een onderneming die zich bezighoudt met consultancy en (interim) management. Deze activiteiten vinden met name in de culturele sector plaats. Blijkens een uittreksel van de Kamer van Koophandel is de datum van aanvang van de onderneming [datum] 2013.

2. Eiser was in het onderhavige jaar woonachtig aan [adres] in [plaats] . Deze woning kwalificeerde als eigen woning voor de inkomstenbelasting.

Eiser had in zijn woning een werkruimte ingericht, waar hij zijn ondernemingsactiviteiten uitoefende. Deze werkruimte beschikte niet over een eigen ingang/opgang en ook niet over eigen sanitaire voorzieningen.

3. Een kantoorgenoot van de gemachtigde van eiser heeft op 2 september 2015 namens eiser aangifte ib/pvv 2014 gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning (tevens verzamelinkomen) van € 97.224. Het aangegeven verzamelinkomen bestaat uit:

Belastbare winst € 57.989

Belastbaar loon uit dienstbetrekking € 47.574

Belastbare inkomsten uit eigen woning -/- € 8.339

4. Met dagtekening 30 oktober 2015 heeft verweerder een aanslag ib/pvv 2014 aan eiser opgelegd conform de door eiser ingediende aangifte.

5. Bij eiser is op 11 januari 2016 een boekenonderzoek aangekondigd naar de aanvaardbaarheid van de aangiften inkomstenbelasting en omzetbelasting over het jaar 2014.

6. Eiser heeft bij zijn brief aan verweerder van 4 april 2016 een overzicht gevoegd van de kosten van bedrijfs- en kantoorbenodigdheden die hij bij zijn aangifte 2014 als kosten in aftrek heeft gebracht. Het totaal van deze kosten bedraagt € 6.670. Eiser heeft deze kosten als volgt gespecificeerd:

1. bureaustoel Vitra € 370

2. bureaulamp Occhio € 500

3. diverse elektra, opladers € 150

4. iPhone € 400

5. vaste telefoon € 90

6. printer € 160

7. software € 120

8. draadloze wifi-extender € 100

9. rekenmachine, nietmachine e.a. kantoor € 80

10. DVD-speler/home cinema tbv film/media € 1.100

11. bureau € 400

12. kast kantoor € 900

13. afscheidingswand kantoor € 800

14. handbibliotheek, catalogi € 1.500

totaal € 6.670

7. Verweerder heeft bij het opleggen van de navorderingsaanslag een deel van de hiervoor onder 6 opgenomen kosten geaccepteerd, namelijk:

3. diverse elektra, opladers € 65

4. iPhone € 305

7. Software € 120

Totaal € 490

8. De overige kosten ad. € 6.180 heeft verweerder gecorrigeerd. Dit is meer dan 92% van alle kantoorkosten en meer dan 63% (€ 6.180/€ 9.782 * 100) van alle overige kosten.

9. Eiser heeft met betrekking tot de bureaustoel een opdrachtbevestiging van Mobilia woonstudio overgelegd. Deze opdrachtbevestiging is gedateerd 27 november 2014. Volgens de omschrijving op de opdrachtbevestiging betreft het een bestelling van 4 Vitra eetkamerstoelen met een prijs per stuk van € 377,50. Op de opdrachtbevestiging is met de hand bijgeschreven: “speciaal 1 stoel gekocht en in gebruik voor bureaustoel”.

10. Eiser heeft met betrekking tot de bureaulamp een nota van Hazewindus lampen overgelegd. Deze nota heeft als datum 3 augustus 2012 en vermeldt een prijs van € 599.

11. Eiser heeft met betrekking tot de diverse elektra en opladers een factuur van Staples overgelegd. Deze factuur, gedateerd 21 december 2013 vermeldt onder meer een muismat en een externe harde schijf. Het totaalbedrag van deze factuur bedraagt € 64,08 exclusief omzetbelasting.

12. Eiser heeft met betrekking tot de aanschaf van de iPhone een nota van de Apple Store overgelegd, gedateerd 21 december 2012. Deze nota vermeldt een bedrag van € 318,88 exclusief omzetbelasting. De controlerend ambtenaar heeft, uitgaande van een afschrijvingspercentage van 30% (zijnde € 95) de waarde in het economisch verkeer in 2014 bepaald op € 223 en heeft een correctie toegepast van € 95 op de door eiser geclaimde aftrek van € 400.

13. Eiser heeft met betrekking tot de vaste telefoon twee nagenoeg onleesbare nota’s van KPN overgelegd. Op één van deze nota’s heeft eiser met de pen een bedrag van € 50 genoteerd met de omschrijving “basisstation incl antwoordapparaat”. De andere nota, gedateerd 24 september 2011, vermeldt een bedrag van € 67,14 exclusief omzetbelasting. Op deze nota heeft eiser met pen genoteerd “los toestel”.

14. Eiser heeft met betrekking tot de printer een nota van Paradigit overgelegd. Deze nota vermeldt een bedrag van € 73,94 exclusief omzetbelasting en is gedateerd 23 oktober 2010.

15. Eiser heeft met betrekking tot de draadloze wifi-extender twee facturen overgelegd. Eén factuur van Paradigit, gedateerd 24 september 2011, met als omschrijving “AC Ryan Wireless-N 300 Mbps USB adapter option for Playon!HD”. Deze factuur vermeldt een bedrag van € 16,80 exclusief omzetbelasting. De andere factuur is van Bol.com, gedateerd 30 december 2013, met als omschrijving “HDMI Speed Kabel en Universeel WiFi Range.” Deze factuur vermeldt een bedrag van € 44,20 exclusief omzetbelasting.

16. Eiser heeft met betrekking tot de rekenmachine, nietmachine en andere kantoorbenodigdheden geen facturen overgelegd. Eiser heeft op een handgeschreven A4-tje aangegeven dat het in aftrek gebrachte bedrag van € 80 ziet op de aanschaf van een rekenmachine, nietmachine en andere kantoorbenodigdheden die hij enkele jaren geleden heeft gekocht.

17. Eiser heeft met betrekking tot de dvd-speler/home cinema tbv film/media een factuur van Hi-Fi Klubben Rijnstraat overgelegd. Deze factuur is gedateerd 27 december 2013 en betreft de aanschaf van een LED-TV (€ 742,97 exclusief omzetbelasting) en een Blu-ray speler (€ 139,67 exclusief omzetbelasting).

18. Eiser heeft met betrekking tot het bureau een nota van Ikea overgelegd, gedateerd 7 september 2011. Op deze factuur heeft eiser met de pen aangegeven welke onderdelen van deze factuur zien op het bureau. Het betreft de aanschaf van een Besta Burse Eupe (€ 269 inclusief omzetbelasting), een Besta bovenblad (€ 30 inclusief omzetbelasting) en drie stuks Pax Gardkastel (€ 125 inclusief omzetbelasting). De factuur vermeldt een aantal artikelnummers. Volgens de website van Ikea ziet artikelnummer 40214565 (Pax Gardkastel) op een garderobekast en artikelnummer 20196529 (Besta bovenblad) op een glazen bovenblad van een televisiemeubel.

19. Eiser heeft met betrekking tot de ‘kast kantoor’ een tweetal bescheiden overgelegd.

19.1.

Het ene stuk betreft een vrachtbrief van Ikea, met als printdatum 4 november 2011. Op deze vrachtbrief heeft eiser met de pen aangegeven welke onderdelen zien op de kast kantoor. Het gaat om een totaalbedrag van € 504 inclusief omzetbelasting. De vrachtbrief vermeldt een aantal artikelnummers. Volgens onder andere de sites van eBay en marktplaats ziet artikelnummer 101-534-36 op een “deckseite” voor een keukenkastje, artikelnummer 201-534-07 op een front voor een keukenkastje, artikelnummer 301-101-58 op een schuiflade, artikelnummer 301-246-93 op een ladedemper, artikelnummer 501-139-19 op handgrepen, artikelnummer 701-101-61 op een keukenkast en artikelnummer 701-534-24 op een schuiflade keukenfront.

19.2.

Het andere stuk betreft een kassabon van Ikea, gedateerd 25 februari 2014. Op deze kassabon heeft eiser met de pen aangegeven dat het de kast kantoor betreft. Het gaat om een totaalbedrag van € 610,88 inclusief omzetbelasting. De kassabon vermeldt een aantal artikelnummers. Volgens onder andere de websites van Ikea en www.tweedehands.nl ziet artikelnummer 70067558 op keukenkastdeuren, artikelnummer 70132375 op scharnieren voor keukenkastjes en artikelnummer 10255289 op een Led lamp.

20. Eiser heeft met betrekking tot de ‘afscheidingswand kantoor’ twee facturen overgelegd. Eén factuur is van Sachs Bouwrealisatie, gedateerd 20 september 2011. Het totaalbedrag van deze factuur is € 5.440,10 exclusief omzetbelasting. Eiser heeft op deze factuur met pen aangegeven dat circa 20% van de kosten ziet op werkzaamheden ten behoeve van de afscheidingswand werkkamer. De andere factuur is van De Luifel, gedateerd 21 november 2011 en ziet onder andere op de aanschaf van Inbetween gordijnen voor de woon- werkkamer. De kosten hiervan bedragen € 1.225 inclusief omzetbelasting. Op deze factuur heeft eiser met pen bijgeschreven dat de Inbetween gordijnen zien op de afscheidingswand van het kantoor.

21. Eiser heeft met betrekking tot de handbibliotheek en catalogi verschillende nota’s van boekwinkels overgelegd met een totaalbedrag van € 603,09.

22. Eiser beschikte per 1 januari 2014 over een aantal bankrekeningen met een totaal saldo van € 65.002. Eiser heeft dit saldo niet in zijn aangifte ib/pvv 2014 (als box 3 vermogensbestanddeel) opgenomen.”

2.2.

Nu de hiervoor vermelde feiten door partijen op zichzelf niet zijn bestreden, zal ook het Hof daarvan uitgaan. In aanvulling hierop voegt het Hof nog de volgende feiten toe.

2.3.

Belanghebbende is in het onderhavige jaar het gehele jaar gehuwd met [naam partner] (geboortejaar [geboortejaar] , hierna ook: de partner).

2.4.

Bij e-mailbericht van 19 maart 2016 heeft belanghebbende, in antwoord op vragen over de door hem op 1 januari 2014 aangehouden banksaldi, onder meer het volgende aan de inspecteur medegedeeld:

“Van de rekeningen die u in uw mail hieronder vermeldt, is rekeningnummer (…) de zakelijke rekening waarop de opbrengsten van mijn bedrijf staan (…). De stand van die rekening op 31-12-2014 staat ook in de balans (…). De overige rekeningen die u noemt zijn privérekeningen van mijn vrouw, van mijzelf en van ons samen. Deze saldi zijn niet aangegeven in de aangifte, omdat ik niet wist dat dat moest – ik was in de veronderstelling dat het alleen om het zakelijke saldo ging – en mijn belastingadviseur had er ook niet naar gevraagd.”

2.5.

Blijkens de tot de gedingstukken behorende gegevens (schermprint) van de aan belanghebbende opgelegde navorderingsaanslag IB/PVV 2014 is deze navorderingsaanslag wat betreft het daarbij in aanmerking genomen voordeel uit sparen en beleggen als volgt berekend en zijn daarin de volgende gegevens vermeld omtrent het drempelinkomen van de partner:

“ Eerder vastgesteld

vastgesteld na herziening

31 Voordeel uit sparen en beleggen

Overname bezittingen - 65.002

Overname schulden - -

Rendementsgrondslag - 65.002

Heffingvrij vermogen - 42.278

Tussensaldo rendementsgrondslag voor ouderentoeslag - 22.724

Ouderentoeslag - -

Rendementsgrondslag min ouderentoeslag - 22.724

Aandeel aangever in grondslag (…)

Aandeel aangever in voordeel uit sparen en beleggen - 908

58 Overzicht drempelinkomen partner

(…)

Loon vroegere arbeid partner 13.643

(….)

Voordeel uit sparen en beleggen partner -

Drempelinkomen partner 13.643

Door partner verschuldigde ib/pv 1.573”

2.6.

Bij brief van 9 december 2016 heeft de inspecteur onder meer het volgende aan de gemachtigde geschreven:

“Betreft: bevestiging afspraak horen

(…)

U hebt aangegeven dat u gehoord wenst te worden voordat ik uitspraak doe op het bezwaar (…). (…) Wij hebben op 9 december 2016 afgesproken dat het hoorgesprek zoals bedoeld in de Algemene Wet Bestuursrecht op donderdag 15 december 2016 om 14.00 uur zal plaatsvinden. Op uw verzoek vindt dit hoorgesprek telefonisch plaats.”

2.7.

Bij brief van 19 december 2016 heeft de inspecteur aan de gemachtigde een ‘Verslag telefonische toelichting’ toegezonden. In dit verslag is – voor zover hier van belang – het volgende vermeld:

“Hierbij stuur ik u in tweevoud het verslag van de telefonische toelichting van 15 december 2016. Ik verzoek u na te gaan of het verslag een juiste weergave is van wat is besproken. Als u vindt dat dit verslag moet worden aangevuld of gewijzigd, dan verzoek ik u mij dit binnen 14 dagen na de datum van deze brief te laten weten. Dat moet schriftelijk. (…) Het betreft het bezwaar dat namens [belanghebbende] is ingediend tegen de navorderingsaanslag [IB/PVV 2014]. Dit telefonisch overleg is gehouden tussen [de gemachtigde] en (…) en (…) namens de Belastingdienst. Ik heb u er op gewezen dat het op grond van artikel 10, lid 3 van het Besluit Fiscaal Bestuursrecht niet mogelijk is om u telefonisch te horen en dat ons telefoongesprek daarom gezien moet worden als een telefonische toelichting op uw bezwaar. U hebt daarop geantwoord dat u van mening bent dat er wel telefonisch gehoord kan worden en dat dit telefoongesprek ook gezien moet worden als een hoorgesprek.”

[Hof: hierop volgt in het verslag een weergave van de telefonisch besproken geschilpunten en de hieromtrent over en weer ingenomen standpunten]

2.8.

Als bijlage bij het hogerberoepschrift heeft belanghebbende een kopie gevoegd van de door zijn fiscale partner ingediende aangifte IB/PVV 2014. In deze aangifte, waarin is vermeld dat deze door de partner is ondertekend op 7 maart 2017, is een belastbaar inkomen uit werk en woning vermeld van € 13.643. Voorts is in deze aangifte vermeld dat het saldo van bank- en spaartegoeden per 1 januari 2014 nihil bedraagt.

2.9.

Het proces-verbaal van de zitting in eerste aanleg bevat onder meer de volgende verklaring van de gemachtigde:

“[Belanghebbende] had een partner. [De inspecteur] had daarom een gedeelte van het vermogen kunnen overhevelen naar de partner, om op die manier gebruik te maken van een vrijstelling, maar heeft dit niet gedaan. Box 3 moet daarom worden gecorrigeerd. (…)

Als [belanghebbende] ons wel had verteld over de hoogte van dit tegoed, hadden we in de aangifte een deel naar de partner verschoven. De aanslag van de partner stond al vast voor het opleggen van de navorderingsaanslag.”

3 Geschil in hoger beroep

Evenals bij de rechtbank is in hoger beroep in geschil of de navorderingsaanslag op het juiste bedrag is vastgesteld. Gedurende de procedure in hoger beroep zijn partijen tot het eensluidende standpunt gekomen dat het bij de navorderingsaanslag in aanmerking genomen belastbare inkomen uit sparen en beleggen verminderd dient te worden tot nihil. Partijen verschillen van mening over de vraag of aan belanghebbende (reeds) op die grond op de voet van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) een vergoeding moet worden toegekend voor de door hem in bezwaar, beroep en hoger beroep gemaakte (proces)kosten. Tevens is de opgelegde vergrijpboete in geschil.

4 Het oordeel van de rechtbank

5 Beoordeling van het geschil

6 Kosten

7 Beslissing