Gerechtshof Amsterdam, 16-05-2019, ECLI:NL:GHAMS:2019:1976, 18/00368
Gerechtshof Amsterdam, 16-05-2019, ECLI:NL:GHAMS:2019:1976, 18/00368
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 16 mei 2019
- Datum publicatie
- 11 juli 2019
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2019:1976
- Zaaknummer
- 18/00368
Inhoudsindicatie
Proceskosten; aantal in aanmerking te nemen proceshandelingen; bezwaarschrift ontvangen? wegingsfactor; klachten over motivering rechtbankuitspraak terecht?
Uitspraak
kenmerk 18/00368
16 mei 2019
uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] te [Z], belanghebbende
gemachtigde: L. Veldman
tegen de uitspraak van 6 juni 2018 in de zaak met kenmerk 17/2684 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de ontvanger van de Belastingdienst, de ontvanger.
1 Ontstaan en loop van het geding
De ontvanger heeft met dagtekening 12 mei 2017 aan belanghebbende een dwangbevel tot betaling van een aan belanghebbende opgelegde naheffingsaanslag omzetbelasting uitgevaardigd, en daarbij een bedrag van € 298 aan kosten in rekening gebracht.
Na daartegen gemaakt bezwaar, heeft de ontvanger bij uitspraak van 23 mei 2017 de in rekening gebrachte kosten verminderd tot nihil. Voorts is een kostenvergoeding toegekend van € 61,50. Belanghebbende heeft daartegen beroep bij de rechtbank ingesteld.
De rechtbank heeft bij de uitspraak van 6 juni 2018 het beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank op 27 juni 2018 hoger beroep bij het Hof ingesteld. De ontvanger heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft op 26 september 2018 een nader stuk ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 april 2019. Namens belanghebbende is verschenen de gemachtigde voornoemd. Namens de ontvanger zijn verschenen G.E.M. Reus en A.M. Verstraaten. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2 Feiten
De ontvanger heeft belanghebbende op 13 april 2017 tot betaling van een naheffingsaanslag omzetbelasting aangemaand alsook (in dat verband) op 12 mei 2017 een dwangbevel betekend. De hiervoor in rekening gebrachte kosten bedragen in totaal € 314 (hierna: de vervolgingskosten).
De ontvanger heeft bij uitspraak van 23 mei 2017 – naar aanleiding van een op 16 mei 2017 ontvangen bezwaarschrift tegen de voor het dwangbevel in rekening gebrachte kosten – de vervolgingskosten verminderd tot nihil. De ontvanger heeft daarbij een kostenvergoeding toegekend van € 61,50 (1 punt van € 246 voor bezwaarschrift en wegingsfactor van 0,25); de toegepaste wegingsfactor is in de uitspraak als volgt toegelicht:
“De wegingsfactor is afhankelijk van het relatieve gewicht van de zaak. (…) U hoefde slechts te wijzen op een fout in het administratieve invorderingsproces. Ik ben van mening dat het een zeer lichte zaak betreft. (…).”
Tot de gedingstukken behoort een afschrift van een document d.d. 1 mei 2017, waarin belanghebbende bezwaar maakt tegen de op 13 april 2017 in rekening gebrachte aanmaningskosten (zie 2.1) en een op 4 augustus 2017 gemaakte schermafdruk (Windows) waaruit is af te leiden dat een document met de naam “bezwaar kosten aanmaning’ is gewijzigd op 1 mei 2017.
3 Geschil in hoger beroep
Evenals bij de rechtbank is bij het Hof de voor bezwaar toegekende kostenvergoeding in geschil. Partijen twisten over:
(1) het aantal in aanmerking te nemen proceshandelingen. Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat de ontvanger ten onrechte geen punt heeft toegekend voor het onder 2.3 vermelde bezwaarschrift. De ontvanger stelt daartegenover dit bezwaarschrift niet te hebben ontvangen;
(2) de toegepaste wegingsfactor. Volgens belanghebbende is geen sprake van een zeer lichte zaak. De ontvanger is die mening wel toegedaan.
Voorts klaagt belanghebbende over de motivering van de uitspraak van de rechtbank.