Gerechtshof Amsterdam, 21-05-2019, ECLI:NL:GHAMS:2019:1978, 18/00353
Gerechtshof Amsterdam, 21-05-2019, ECLI:NL:GHAMS:2019:1978, 18/00353
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 21 mei 2019
- Datum publicatie
- 11 juli 2019
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2019:1978
- Zaaknummer
- 18/00353
Inhoudsindicatie
In geschil is of de rechtbank het beroep terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard; buiten de termijn ingediend beroepschrift; termijnoverschrijding niet verschoonbaar
Uitspraak
kenmerk 18/00353
21 mei 2019
uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] , wonende te [Z], belanghebbende,
tegen de uitspraak van 3 mei 2018 in de zaak met kenmerk HAA 16/5415 van de rechtbank Noord Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2014 met dagtekening 12 februari 2016 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (ib/pvv) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 24.672.
De inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2014 met dagtekening 12 februari 2016 een aanslag inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (Zvw) opgelegd.
De inspecteur heeft op 16 februari 2016 een bezwaarschrift ontvangen tegen de aanslagen genoemd onder 1.1.
De inspecteur heeft bij uitspraak van 7 juli 2016 het bezwaar ongegrond verklaard.
De rechtbank heeft belanghebbendes beroep tegen de uitspraak op bezwaar ontvangen op 30 november 2016.
Belanghebbende heeft op 1 december 2016 een verzoek om ambtshalve vermindering ingediend bij de inspecteur.
Bij uitspraak van 3 mei 2018 heeft de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Het tegen deze uitspraak door belanghebbende ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 18 juni 2018. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend. Van belanghebbende zijn op 10 oktober 2018 en 25 maart 2019 nadere stukken ontvangen (deze zijn doorgezonden aan de wederpartij).
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 april 2019. Aldaar is belanghebbende met zijn partner verschenen en namens de inspecteur V.D.R.M. van Schijndel en mr. J.H. van Wier. Ter zitting zijn de zaken van belanghebbende met kenmerken 18/00350, 18/00351, 18/00352 en 18/00353 gezamenlijk behandeld. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2 Feiten
De rechtbank heeft de volgende feiten vastgesteld (in de uitspraak van de rechtbank wordt belanghebbende aangeduid als ‘eiser’ en de inspecteur als ‘verweerder’):
“1. Eiser is gehuwd en heeft vijf kinderen. Voor twee kinderen wordt een persoonsgebonden budget (Hof: PGB) ontvangen. De zorg wordt door de ouder verleend.”
3 Geschil in hoger beroep
In geschil is of belanghebbende terecht niet ontvangen is in zijn beroep bij de rechtbank. Het materiële geschil betreft correcties op de PGB-inkomsten.