Gerechtshof Amsterdam, 13-06-2019, ECLI:NL:GHAMS:2019:1992, 17/00455
Gerechtshof Amsterdam, 13-06-2019, ECLI:NL:GHAMS:2019:1992, 17/00455
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 13 juni 2019
- Datum publicatie
- 6 november 2019
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2019:1992
- Zaaknummer
- 17/00455
Inhoudsindicatie
Onroerendezaakbelasting. Afvalstoffenheffing en rioolheffing; in geschil is voor beide heffingen of de opbrengstlimiet is overschreden; geraamde baten en lasten inclusief BTW?
Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
kenmerk 17/00455
13 juni 2019
uitspraak van derde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[naam] te [woonplaats] , belanghebbende,
tegen de uitspraak van 25 juli 2017 in de zaak met kenmerk HAA 16/5401 van de rechtbank Noord-Holland in het geding tussen
belanghebbende
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Alkmaar, de heffingsambtenaar.
1 Ontstaan en loop van het geding
De heffingsambtenaar heeft met dagtekening 29 februari 2016 aan belanghebbende voor het belastingjaar 2016 ten aanzien van de onroerende zaak [object] te [plaats] (hierna de woning) - op één aanslagbiljet verenigd - aanslagen onroerendezaakbelasting, afvalstoffenheffing en rioolheffing opgelegd ten bedrage van respectievelijk € 527,24, € 128,70 en € 255.
Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak op bezwaar, gedagtekend 21 oktober 2016, de hiervoor genoemde aanslagen gehandhaafd en de bezwaren ongegrond verklaard.
In haar uitspraak van 25 juli 2017 heeft de rechtbank het door belanghebbende ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Het tegen deze uitspraak van de rechtbank ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 5 september 2017. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
Bij het Hof zijn op 23 januari, op 12 en 21 februari en op 19 juni 2018 brieven van belanghebbende binnengekomen.
Belanghebbende heeft bij brief van 23 juni 2018 een conclusie van repliek ingediend. De heffingsambtenaar heeft vervolgens het Hof schriftelijk bericht dat hij afziet van het indienen van een conclusie van dupliek.
Bij brieven van 7 en 9 februari 2019 heeft belanghebbende nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 februari 2019. Belanghebbende is verschenen, vergezeld van [naam] . Namens de heffingsambtenaar zijn verschenen mr. A.G. Hendriks en R.B. Verstraeten.
Na sluiting van het onderzoek ter zitting heeft belanghebbende een proceskostenformulier aan het Hof doen toekomen. Het Hof heeft hierin geen aanleiding gevonden om het onderzoek te heropenen.
2 2. Feiten
De rechtbank heeft in haar uitspraak de navolgende feiten vastgesteld (in de uitspraak wordt belanghebbende als ‘eiser’ en de heffingsambtenaar als ‘verweerder’ aangeduid):
“1. Eiser is eigenaar van de woning. De woning wordt gebruikt door eiser. De WOZ-waarde van de woning heeft verweerder voor 2016 vastgesteld op € 538.000.
Nu de hiervoor vermelde feiten door partijen op zichzelf niet zijn bestreden, zal ook het Hof daarvan uitgaan. Het Hof voegt hier nog het volgende aan toe.
In de Notitie Riolering van de Commissie Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten (hierna: BVV), november 2014, is voor zover van belang, het volgende vermeld:
“5. Het BTW-compensatiefonds
De gemeente mag bij bepaling van de omvang van de lasten ten behoeve van de berekening van de toegestane hoogte van de riooltarieven de geraamde BTW meenemen (229b, 2b Gemeentewet). De reden hiervan is dat vóór de invoering van het BTW-compensatiefonds dit ook al mocht en de gemeente bij de invoering van het BTW-compensatiefonds anders een niet bedoeld inkomstenverlies zou hebben geleden.
Het gaat hierbij om alle BTW, dus zowel de BTW die drukt op goederen en diensten die direct als last op de exploitatie drukken of via een voorziening lopen, als ook de BTW die drukt op de investeringen, onverschillig of deze worden geactiveerd of uit een voorziening worden gedekt.”
3 3. Geschil in hoger beroep
Evenals in eerste aanleg zijn in hoger beroep de aanslagen onroerendezaakbelasting, afvalstoffenheffing en rioolheffing in geschil. De door de heffingsambtenaar ingevolge de Wet waardering onroerende zaken vastgestelde waarde (hierna: WOZ-waarde) van de woning is niet in geschil.