Home

Gerechtshof Amsterdam, 02-07-2019, ECLI:NL:GHAMS:2019:2248, 18/00402

Gerechtshof Amsterdam, 02-07-2019, ECLI:NL:GHAMS:2019:2248, 18/00402

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
2 juli 2019
Datum publicatie
21 augustus 2019
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2019:2248
Zaaknummer
18/00402

Inhoudsindicatie

Inkomstenbelasting; bron van inkomen?

Uitspraak

kenmerk 18/00402

2 juli 2019

uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[naam] , te [woonplaats] , belanghebbende,

tegen de uitspraak van 30 mei 2018 in de zaak met kenmerk HAA 17/4401 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft met dagtekening 18 augustus 2016 aan belanghebbende voor het jaar 2014 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 37.202 (hierna: de aanslag). Gelijktijdig is bij afzonderlijke beschikking € 206 aan belastingrente in rekening gebracht.

1.2.

Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de inspecteur bij uitspraak, gedagtekend 10 augustus 2017, het bezwaar gedeeltelijk toegewezen, de aanslag verminderd tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 35.886 en daarbij de belastingrente dienovereenkomstig verminderd.

1.3.

Bij uitspraak van 30 mei 2018 heeft de rechtbank het daartegen door belanghebbende ingestelde beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Het tegen deze uitspraak ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 10 juli 2018. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 mei 2019. Namens de inspecteur zijn verschenen E. Yilmaz en F. Paans. Belanghebbende is, zonder bericht, niet verschenen. De griffier heeft belanghebbende bij aangetekende brief, verzonden op 5 maart 2019 en gericht aan het door belanghebbende vermelde correspondentieadres ( [adres] te [plaats] ), onder vermelding van plaats en tijdstip, uitgenodigd om op de zitting te verschijnen. Blijkens in het dossier opgenomen gegevens van PostNL is de brief waarin de uitnodiging is verzonden op 12 maart 2019 afgehaald. Belanghebbende is derhalve op de voorgeschreven wijze uitgenodigd om op de zitting te verschijnen.

1.6.

Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Feiten

2.1.

In de uitspraak van de rechtbank zijn de navolgende feiten vastgesteld. Belanghebbende is in deze uitspraak aangeduid als ‘eiser’, de inspecteur als ‘verweerder’.

“1. Eiser werkt sinds 2010 voltijd bij [overheidsinstantie] .

2. Op 5 april 2013 heeft eiser zich als bedrijf met de naam [naam bedrijf] (hierna: [naam bedrijf] ) ingeschreven bij de Kamer van Koophandel. Op 6 oktober 2015 heeft eiser [naam bedrijf] weer uitgeschreven.

3. Verweerder heeft met dagtekening 15 januari 2014 een voorlopige aanslag ib/pvv 2014 aan eiser opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 26.146.

4. Eiser heeft op 23 maart 2015 een aangifte ib/pvv 2014 ingediend met hierin de volgende posten:

Inkomsten uit tegenwoordige dienstbetrekking 35.886

Af: zelfstandigenaftrek -7.280

Af: startersaftrek -2.123

Bij: MKB-winstvrijstelling 1.316

Verzamelinkomen 27.799

In de aangifte is geen resultaat van [naam bedrijf] vermeld. Ook zijn geen kosten of investeringen aangegeven.

5. Verweerder heeft met dagtekening 12 juni 2015 een nieuwe voorlopige aanslag ib/pvv 2014 opgelegd, conform de ingediende aangifte.

6. Verweerder heeft op 2 augustus 2016 een brief aan eiser gestuurd over zijn voornemen van de aangifte af te wijken.

7. Vervolgens heeft verweerder met dagtekening 18 augustus 2016 een aanslag ib/pvv 2014 aan eiser opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 37.202, alsmede een bedrag van € 206 aan belastingrente in rekening gebracht.

8. Eiser heeft op 23 september 2016 een bezwaar tegen deze aanslag ingediend. Naar aanleiding van het bezwaar hebben partijen over en weer per e-mail gecorrespondeerd.

9. Verweerder heeft met dagtekening 15 juni 2017 in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar gedaan. Bij het opleggen van de aanslag zijn de zelfstandigen- en de startersaftrek gecorrigeerd. Ten onrechte is hierbij de MKB-vrijstelling niet gecorrigeerd. Daarom heeft verweerder bij uitspraak op bezwaar de MKB-vrijstelling alsnog gecorrigeerd en de aanslag overeenkomstig verminderd.

10. Eiser heeft beroep op 21 september 2017 beroep tegen de uitspraken op bezwaar ingesteld.”

2.2.

Nu de hiervoor vermelde feiten door partijen op zichzelf niet zijn bestreden, zal ook het Hof daarvan uitgaan.

3 Geschil in hoger beroep

Evenals in eerste aanleg is in hoger beroep in geschil of de door belanghebbende onder de noemer van [naam bedrijf] verrichte activiteiten kunnen worden gekwalificeerd als een bron van inkomen. Indien deze vraag bevestigend wordt beantwoord, is tussen partijen in geschil of sprake is van winst uit onderneming en, zo ja, of belanghebbende in het onderhavige jaar recht heeft op de zelfstandigenaftrek en de startersaftrek.

4 Beoordeling van het geschil

5 Kosten

6 Beslissing