Home

Gerechtshof Amsterdam, 18-07-2019, ECLI:NL:GHAMS:2019:2493, 18/00631, 18/00632, 18/00633

Gerechtshof Amsterdam, 18-07-2019, ECLI:NL:GHAMS:2019:2493, 18/00631, 18/00632, 18/00633

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
18 juli 2019
Datum publicatie
24 juli 2019
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2019:2493
Zaaknummer
18/00631, 18/00632, 18/00633

Inhoudsindicatie

Persoonsgebonden budget; belanghebbende maakt aannemelijk dat zij een kassiersfunctie vervulde, zodat de in dit verband ontvangen pgb-gelden niet door haar als box 1 inkomen zijn genoten

Uitspraak

kenmerken 18/00631, 18/00632 en 18/00633

18 juli 2019

uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] , wonende te [Z] , belanghebbende,

gemachtigde: H. van der Bruggen,

tegen de uitspraak van 10 oktober 2018 in de zaken met kenmerken HAA 17/2296, HAA 17/2297 en HAA 17/2298 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur,

1 Ontstaan en loop van het geding

Jaar 2012

1.1.1.

De inspecteur heeft met dagtekening 19 maart 2016 aan belanghebbende een navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2012 opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 38.797. Daarbij is een vergrijpboete van € 1.933 opgelegd. Met dezelfde dagtekening heeft de inspecteur voor het jaar 2012 een navorderingsaanslag Inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (ZVW) opgelegd, berekend naar een bijdrage-inkomen van € 50.064.

Jaar 2013

1.1.2.

De inspecteur heeft met dagtekening 23 maart 2016 aan belanghebbende een aanslag IB/PVV voor het jaar 2013 opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 45.977. Met dezelfde dagtekening heeft de inspecteur voor het jaar 2013 de aanslag ZVW opgelegd, berekend naar een bijdrage-inkomen van € 50.853.

Jaar 2014

1.1.3.

De inspecteur heeft met dagtekening 25 augustus 2016 aan belanghebbende een aanslag IB/PVV voor het jaar 2014 opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 41.939. Met dezelfde dagtekening heeft de inspecteur voor het jaar 2014 de aanslag ZVW opgelegd, berekend naar een bijdrage-inkomen van € 51.414.

Alle jaren

1.2.

Belanghebbende heeft tegen de hiervoor genoemde belastingaanslagen bezwaar gemaakt. De inspecteur heeft deze alle bij uitspraken van 18 april [2017] gehandhaafd.

De voor het jaar 2012 opgelegde vergrijpboete is verminderd tot € 1.866.

1.3.

De rechtbank heeft bij de uitspraak van 10 oktober 2018 op door belanghebbende instelde beroepen als volgt beslist:

“De rechtbank:

- verklaart de beroepen ongegrond;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar met betrekking tot het jaar 2012, doch uitsluitend voor zover deze betrekking heeft op de boete;

- vermindert de boete tot € 1.679 en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit.”

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank op 13 november 2018 hoger beroep bij het Hof ingesteld en dat bij brief van 3 december 2018 aangevuld. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 juni 2019. Belanghebbende is aldaar verschenen bijgestaan door de gemachtigde voornoemd en [naam persoon] . Namens de inspecteur zijn verschenen mr. U.D.F.M. Simons en F.W.M. Meex. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Tussen partijen vaststaande feiten

2.1.

De rechtbank heeft in haar uitspraak – waarin belanghebbende en de inspecteur zijn aangeduid als ‘eiseres’ respectievelijk ‘verweerder’ – de navolgende feiten vastgesteld:

“1. Eiseres (geboren [geboortedatum] ) behoort sinds het jaar [jaartal] tot de wereldwijde congregatie [naam gemeenschap] .

2. Eiseres woont in een woning in [Z] waarvan zij het eigendom heeft. Op het perceel van eiseres staan twee zomerwoningen. In haar aangiften heeft zij de volgende inkomsten en aftrekposten aangegeven:

2012

2013

2014

Loon uit tegenwoordige dienstbetrekking

€ 43.718

€ 41.961

€ 41.302

Netto resultaat overige werkzaamheden

€ 2.190

€ 3.058

-/-€ 2.718

Aftrekbare rente eigen woning

€ 25.917

€ 26.151

€ 26.336

Aftrek specifieke zorgkosten

€ 2.083

€ 3.834

€ 8.214

3. In de aangiften zijn de volgende bruto inkomsten uit overige werkzaamheden vermeld:

Werkzaamheden

2012

2013

2014

Stichting [xxx]

€ 3.927

€ 1.859

€ 900

Ondersteunende begeleiding [Y] [Z]

€ 2.156

-------

--------

Stichting [xxx]

€ 3.570

€ 7.130

€ 1.912

[xxx]

€ 275

€ 258

€ 220

[xxx]

€ 280

€ 330

[xxx]

€ 80

Totaal

€ 9.928

€ 9.527

€ 3.442

4. Met betrekking tot de overige werkzaamheden heeft eiseres voor de jaren 2012 tot en met 2014 de volgende bedragen aan kosten aangegeven: respectievelijk € 7.738, € 6.469 en € 6.160. De kosten zijn in de aangiften als volgt gespecificeerd:

2012

2013

2014

Kosten [xxx]

€ 1.065

Reiskosten

€ 1.292

(6.800kmx0.19)

€ 741

3900kmx0.19

€ 779

4100kmx0.19

Aandeel telefoonkosten (50% totale kosten)

€ 405

€ 358

*€ 531

Aandeel internetkosten (75% totale kosten)

€ 450

€ 450

Aandeel energiekosten/gemeentelijke belastingen/

verzekeringen (15% totale kosten)

€ 1.062

€ 1.190

€ 648

Kantoor- en computerbenodigheden/vakliteratuur/lidmaatschap

€ 1.339

€ 849

€ 546

Aanschaf [xxx]

€ 417

Administratiekosten

€ 654

€ 577

Afschrijving [xxx]

€ 1.317

€ 1.317

€ 1.317

Afschrijving [xxx]

€ 288

€ 261

€ 4

Afschrijving [xxx]

€ 514

€ 726

€ 726

Totaal

€ 7.738

€ 6.469

€ 6.160

*telefoonkosten en internetkosten samen

5. In de aangifte voor het jaar 2014 geeft eiseres de volgende specifieke zorgkosten aan:

- Kosten medicijnen: € 5.248

- Genees- en heelkundige hulp: € 1.108.

6. [Y] (hierna: de budgethouder) heeft in de onderhavige jaren een persoonsgebonden budget (pgb) in de zin van de Regeling subsidies AWBZ. Op basis van deze regeling dient de verzekerde het budget aan te wenden voor de betaling van zorg. De budgethouder heeft met eiseres (als vertegenwoordiger van [naam gemeenschap] ) voor deze jaren zorgovereenkomsten afgesloten. Eiseres is de zorgverlener. Tot de gedingstukken behoren twee zorgovereenkomsten (bijlage 38 en bijlage 72 bij het verweerschrift). Een overeenkomst heeft betrekking op het jaar 2012 en de andere op het jaar 2014. In de overeenkomsten is vermeld dat de overeengekomen bedragen ‘aangeduid als loon’ naar het bankrekeningnummer [bankrekeningnummer] van de zorgverlener (eiseres) worden overgemaakt.

7. In de overeenkomst voor het jaar 2012 is vermeld dat de zorgverlener 24 uur per dag, 7 dagen per week zorg biedt aan de budgethouder. De vergoeding per dag bedraagt € 102. Deze overeenkomst is door eiseres en de budgethouder getekend op 1 februari 2012.

8. In de overeenkomst voor het jaar 2014 is vermeld dat de zorgverlener 168 uren per week zorg biedt en daarvoor een vergoeding krijgt van € 3.131 per maand. De werkzaamheden worden omschreven als hulp bij huishouden en begeleiding. De overeenkomst is door eiseres en de budgethouder getekend op 1 januari 2014.

9. Eiseres verstrekt in het jaar 2012 (vanaf februari) maandelijks facturen aan de budgethouder. De facturen zijn voor sessies ‘geestelijke verzorging begeleiding’ voor telkens een bedrag van € 196, resulterende in een totaalbedrag van € 2.156. Het bedrag van € 2.156 heeft eiseres in haar aangifte opgenomen als resultaat uit overige werkzaamheden.

10. Eiseres verstrekt in het jaar 2013 maandelijks facturen aan de budgethouder voor het aantal dagen verblijf (variërend 28-31 dagen) voor € 102 per dag. De facturen worden aangeduid als ‘nota verblijf’. Op de nota’s is een specificatie van de werkzaamheden vermeld. Ook is telkens op de nota’s het volgende vermeld:

“NB. De huur voor het appartement (€ 200,- per maand +service/water/gas/electrakosten) betaalt [Y] uit zijn uitkering)”

Het totaalbedrag van de facturen is € 37.230.

11. Met betrekking tot het jaar 2013 behoren tot de gedingstukken de volgende documenten:

- Twee formulieren van het zorgkantoor genaamd ‘Verantwoordingsformulier persoonsgebonden budget AWBZ’. In het verantwoordingsformulier voor de periode 1 januari 2013 tot en met 30 juni 2013 verklaart de budgethouder een bedrag van € 18.462 aan eiseres voor kortdurend verblijf te hebben betaald. In het formulier voor de periode 1 juli 2013 tot en met 31 december 2013 verklaart hij een bedrag van €18.768 aan eiseres voor kortdurend verblijf te hebben betaald.

- Een brief van eiseres van 11 januari 2013 aan het zorgkantoor. Daarin wordt de volgende beschrijving gegeven van de zorg die aan de budgethouder wordt gegeven:

“ [Y] heeft Zorgzwaartepakket toegekend gekregen om hiermee in een zorginstelling te kunnen wonen. (…)

[Y] verblijft sinds begin februari 2012 in onze instelling. (…). [Y] woont in een beschermede woonomgeving. Dat betekent dat hij 24 uur per dag terug kan vallen op begeleiding. Verder is er ook op een aantal vaste tijden individuele begeleiding. (…)”

- een aantal e-mailberichten van de budgethouder aan eiseres met als onderwerp ‘afrekening’ voor de maanden januari 2013 t/m december 2013 (bijlage 4 van het verweerschrift). Daarin zijn vermeld de bedragen die aan de budgethouder moeten worden terugbetaald.

12. Eiseres heeft van de budgethouder in de jaren 2012, 2013 en 2014 respectievelijk de volgende bedragen uit het pgb ontvangen: € 34.170, € 37.230 en € 36.865.

13. Tot de gedingstukken behoren twee huurovereenkomsten (4 juni 2011 en 15 januari 2012) tussen de budgethouder en eiseres voor de huur van een zomerwoning van eiseres. In de eerste overeenkomst is een bedrag vermeld van € 750 per maand en in de tweede overeenkomst een bedrag van € 1.000 per maand plus € 200 voor servicekosten; de bedragen moeten worden gestort op de bankrekening van eiseres.

14. Met betrekking tot het jaar 2012 is de conform de aangifte vastgestelde aanslag ib/pvv aan eiseres opgelegd met dagtekening 7 januari 2015. Verweerder heeft een navorderingsaanslag opgelegd aan eiseres met dagtekening 19 maart 2016. Daarbij heeft verweerder in afwijking van de aangifte een bedrag van € 17.628 aan ontvangsten uit het pgb als inkomsten uit overige werkzaamheden in aanmerking genomen. Met betrekking tot deze correctie is aan eiseres een vergrijpboete opgelegd van 25% omdat volgens verweerder sprake is van grove schuld. De correctie van € 17.628 met betrekking tot het pgb is als volgt vastgesteld: € 34.170 -/- € 11.000 (huur) -/- € 4.152 (bedragen aan externe zorgverleners)-/- € 1.390 (bijdragen eten, kosten huishoudelijke hulp). In de bezwaarfase is de navorderingsaanslag gehandhaafd en is de boete van € 1.933 (wegens een fout in de berekening) verminderd naar € 1.866.

15. Met betrekking tot de jaren 2013 en 2014 is eveneens van de aangiften afgeweken en is een bedrag van respectievelijk € 23.070 en € 24.121 aan ontvangsten uit het pgb bij eiseres aangemerkt als inkomsten uit overige werkzaamheden.

Het bedrag aan pgb-ontvangsten van € 23.070 voor het jaar 2013 is als volgt vastgesteld: € 37.230 -/- € 12.000 (huur) -/- € 2.160 (externe zorgverleners);

het bedrag aan pgb-ontvangsten van € 24.121 voor het jaar 2014 is als volgt vastgesteld: € 36.865 -/- € 12.000 (huur) -/- € 736 (externe zorgverleners).

16. Verweerder heeft de door eiseres aangegeven kosten met betrekking tot de inkomsten uit overige werkzaamheden gecorrigeerd en vastgesteld op respectievelijk € 5.296 (2012), € 3.891(2013) en € 3.413 (2014). Daarbij zijn de volgende posten gecorrigeerd:

Kosten [xxx]

Reiskosten

Aandeel telefoonkosten (50% totale kosten)

Aandeel internetkosten (75% totale kosten)

Aandeel energiekosten/gemeentelijke belastingen/

verzekeringen (15% totale kosten)

Aanschaf [xxx]

Afschrijving [xxx]

Afschrijving [xxx]

17. De in de jaren 2013 en 2014 aangegeven inkomsten van de Stichting [xxx] (hierna: Stichting) zijn gecorrigeerd met een bedrag van respectievelijk € 950 en € 500. De in het jaar 2014 aangegeven specifieke zorgkosten (zie onder 5) zijn niet geaccepteerd.”

2.2.

Nu de hiervoor vermelde feiten door partijen op zichzelf niet zijn bestreden, zal ook het Hof daarvan uitgaan. Het Hof voegt hier nog de volgende feiten aan toe.

2.3.

Onder punt 11. van de rechtbankuitspraak wordt genoemd een aantal e-mailberichten van de budgethouder [Y] ) aan belanghebbende met als onderwerp ‘afrekening’ voor de maanden januari 2013 t/m december 2013. Deze e-mailberichten bevinden zich in bijlage 6 van het verweerschrift van de inspecteur in beroep (de rechtbank verwijst ten onrechte naar bijlage 4). Ter illustratie van de inhoud van deze berichten een citaat uit een e-mailbericht van 29 januari 2013:

“Dag [X] ,

Bevestig je de ontvangst van de email? Dank!

De maand januari 2013

Ik heb het bedrag over al eerder overgeboekt.

31 x 102 is 3162 euro. en 200 euro huur over januari 2013

Inkomsten januari 2013=3162 euro 31 dagen x 102 euro

en 200 euro Totaal inkomsten januari 2013 is 3362 euro

verblijf en huur

[naam persoon] 1,5 u ur = 37,50 euro

[naam persoon] , 2 x 62 euro = 124 euro

[persoon A] 4 x 67,50euro= 270 euro

eten 100 euro

[X] 196 euro

[naam gemeenschap] proj. 50 euro

alll inn verblijf 1000.00 euro

totale uitgaven euro voor maand januari 2013

Inkomsten 3362,00 euro

uitgaven 1777,50 euro

over 1584,50 euro

Hartelijke groet van [Y] ”

2.4.

Belanghebbende heeft in de jaren 2010 tot en met 2016 contant geld opgenomen van haar (lopende) rekening bij de [bank] . Deze opnamen laten het volgende beeld zien (weergave in afgeronde cijfers): € 1.500 (2010), € 1.600 (2011), € 10.200 (2012), € 20.700 (2013), € 24.000 (2014), € 12.200 (2015) en € 1.500 (2016) (zie bijlage 36 bij het verweerschrift van de inspecteur in beroep en bijlage A bij het hoger beroepschrift).

3 Geschil in hoger beroep

3.1.

Evenals in eerste aanleg is in hoger beroep in geschil of de (belasting)aanslagen voor de jaren 2012 tot en met 2014 tot de juiste bedragen zijn opgelegd. Het geschil beperkt zich in hoger beroep tot vraag in hoeverre de pgb-betalingen terecht in de heffing zijn betrokken. Voorts is ook de vergrijpboete in geschil.

3.2.

Belanghebbende concludeert tot vermindering van onderhavige (belasting)aanslagen, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van achtereenvolgens € 22.334 (2012), € 20.284 (2013) en € 15.402 (2014). Belanghebbende stelt zich ten aanzien van de boete op het standpunt – voor zover het Hof belanghebbende niet volgt in haar conclusie – dat sprake is van een pleitbaar standpunt (wat vernietiging van de boete meebrengt) dan wel dat de boete moet worden verminderd tot nihil omdat de boete niet passend en geboden is.

3.3.

De inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van het hoger beroep en tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.

4 Het oordeel van de rechtbank

5 Beoordeling van het geschil

6 Kosten

7 Beslissing