Gerechtshof Amsterdam, 21-08-2019, ECLI:NL:GHAMS:2019:2881, 18/00516
Gerechtshof Amsterdam, 21-08-2019, ECLI:NL:GHAMS:2019:2881, 18/00516
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 21 augustus 2019
- Datum publicatie
- 21 augustus 2019
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2019:2881
- Zaaknummer
- 18/00516
Inhoudsindicatie
Beroep tegen niet tijdig beslissen op bezwaarschrift. Laatste dag van beslistermijn valt met toepassing van de Algemene Termijnenwet op een maandag. De ingebrekestellingen zijn daarmee prematuur ingediend. Belanghebbende terecht niet-ontvankelijk verklaard.
Het door belanghebbende gedane verzoek om afschrift van de stukken was geen grond om niet te voldoen aan de verplichting het bezwaar te motiveren binnen de door de heffingsambtenaar gestelde termijn
Uitspraak
Kenmerk 18/00516
8 augustus 2019
uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X], wonende te [woonplaats], belanghebbende,
(gemachtigde: mr. drs. J.M.C. Niederer)
tegen de uitspraak in de zaak met kenmerk AMS 18/1595 van de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam, heffingsambtenaar,
(gemachtigde: mr. D.R. de Vries)
1 Ontstaan en loop van het geding
Met dagtekening 24 december 2016 is aan belanghebbende met [nummer naheffingsaanslag] een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd. Belanghebbende heeft hiertegen op 25 januari 2017 bezwaar gemaakt.
Op 14 en 15 januari 2018 heeft belanghebbende de heffingsambtenaar schriftelijk in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op voornoemde bezwaarschrift.
Belanghebbende heeft vervolgens tegen het niet tijdig nemen van een beslissing beroep ingesteld. Bij uitspraak van 24 augustus 2018 heeft de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Het tegen deze uitspraak door belanghebbende ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 30 augustus 2018. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend. Vervolgens hebben partijen conclusie van re- en dupliek genomen.
Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hen door het Hof op de voet van artikel 8:57 lid 1 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) geboden gelegenheid te verklaren dat zij op een zitting willen worden gehoord. Hierop heeft het Hof het onderzoek gesloten.
Op 8 juli 2019 heeft belanghebbende het Hof een uitspraak van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch (nr. 18/00403) toegestuurd. Het Hof heeft hierin geen aanleiding gevonden om het vooronderzoek te heropenen.
2 De feiten
Het op 25 januari 2017 ingediende bezwaarschrift heeft de volgende inhoud:
“Ik treed op namens [X] te [woonplaats], cliënt, en maak hierbij op nog nader aan te geven gronden bezwaar tegen opgemelde naheffingsaanslag.
Cliënt verzoekt in ieder geval om een vergoeding op grond van artikel 7:15 Awb wegens beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Daarnaast verzoek ik u om telefonisch te worden gehoord ter zake van dit bezwaarschrift. Tot slot verzoek ik u mij namens cliënt om, mede in het licht van het beginsel van hoor en wederhoor, alle zaakstukken in dit dossier te doen toekomen zodat deze bestudeerd kunnen worden voordat de hoorzitting plaats heeft.”
Bij brief van 27 januari 2017, met als onderwerp: “Verzoek tot aanlevering gronden” heeft de heffingsambtenaar de ontvangst van het bezwaarschrift bevestigt. Die brief bevat voorts onder andere het volgende:
“Een bezwaarschrift dient ten minste de gronden, oftewel de redenen van het bezwaar, te bevatten. U heeft in uw bezwaarschrift niet vermeld op welke gronden u
in bezwaar gaat.
Wij (…) gaan er vanuit de gronden van het bezwaar binnen veertien dagen na dagtekening van deze brief te hebben ontvangen.
Wanneer wij de gronden van uw bezwaarschrift niet binnen de gestelde termijn ontvangen, kan het bezwaarschrift niet-ontvankelijk worden verklaard.”
Bij het verweerschrift in eerste aanleg heeft de heffingsambtenaar een op 14 maart 2017 gedateerd stuk overgelegd met als onderwerp: “Uitspraak op bezwaarschrift tegen naheffingsaanslag parkeerbelasting”.
Dat stuk bevat voorts onder andere de volgende tekst:
“Overwegingen
Bij brief van 27 januari 2017 (kenmerk [nummer kenmerk]) werd u verzocht om binnen veertien dagen na dagtekening van de brief uw gronden van bezwaar aan te leveren. Deze brief is aan u
Per aangetekende post verstuurd.
Wij hebben binnen de gestelde termijn geen reactie van u ontvangen. Uw bezwaarschrift voldoet derhalve niet aan de vereisten van een bezwaarschrift zoals genoemd in artikel 6:5
van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Op grond van artikel 6:6 Awb wordt uw bezwaarschrift kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.
Conform artikel 7:15 Awb lid 2 zijn er geen gronden om de door u gevraagde
proceskostenvergoeding toe te kennen.”
(…)
Uitspraak
Gelet op het vorenstaande is besloten om uw bezwaarschrift kennelijk niet-ontvankelijk te verklaren”.
3 Geschil in hoger beroep
In hoger beroep is in geschil of de rechtbank het beroep tegen het niet tijdig nemen van een beslissing op het bezwaarschrift, terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken.