Gerechtshof Amsterdam, 08-08-2019, ECLI:NL:GHAMS:2019:2882, 18/00280
Gerechtshof Amsterdam, 08-08-2019, ECLI:NL:GHAMS:2019:2882, 18/00280
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 8 augustus 2019
- Datum publicatie
- 21 augustus 2019
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2019:2882
- Zaaknummer
- 18/00280
Inhoudsindicatie
Belanghebbende is een nakomeling van een ex-militair van het Koninklijk Nederlands-Indonesische Leger (K.N.I.L.). Rechtbank heeft terecht geoordeeld dat de aanslag waterschapsbelasting terecht is opgelegd. Er is echter geen sprake van kennelijk onredelijk gebruik van procesrecht door belanghebbende, belanghebbende heeft namelijk het recht om tegen een aan hem opgelegde aanslag in bezwaar (en beroep) te gaan.
Uitspraak
Kenmerk 18/00280
8 augustus 2019
uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] , wonende te [woonplaats] , belanghebbende,
(gemachtigde: A.C. Nanlohy),
alsmede op het incidenteel hoger beroep van
de heffingsambtenaar van het Waterschap (voorheen: Hoogheemraadschap) Amstel, Gooi en Vecht, de heffingsambtenaar,
tegen de uitspraak in de zaak met kenmerk AMS 16/5742 van de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende,
en
de heffingsambtenaar.
1 Ontstaan en loop van het geding
Met dagtekening 29 februari 2016 is aan belanghebbende een aanslag waterschapsbelasting opgelegd voor het object [adres] in [plaats] van
€ 264,76 voor het kalenderjaar 2016.
Belanghebbende heeft tegen de aanslag bezwaar gemaakt. De heffingsambtenaar heeft bij uitspraak op bezwaar van 5 augustus 2016 de aanslag gehandhaafd, waarop belanghebbende beroep heeft ingesteld bij de rechtbank. Bij uitspraak van 10 april 2018 heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard.
Het tegen deze uitspraak door belanghebbende ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 16 mei 2018 en is nader gemotiveerd bij brief, ingekomen bij het Hof op 2 juli 2018. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
De heffingsambtenaar heeft in zijn verweerschrift tevens incidenteel hoger beroep ingesteld. Belanghebbende heeft zijn zienswijze omtrent het incidenteel hoger beroep naar voren gebracht.
Van de zijde van de heffingsambtenaar is op 5 februari 2019 een nader stuk ingekomen, van de zijde van belanghebbende is op 25 juli 2019 een nader stuk ingekomen. Kopieën van die stukken zijn telkens aan de wederpartij gezonden.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 augustus 2019. Namens belanghebbende is verschenen A.C. Nanlohy. Namens de heffingsambtenaar zijn verschenen mr. [Y] en [Z] . Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2 Feiten
De rechtbank heeft de volgende feiten vastgesteld (waarbij belanghebbende is aangeduid als eiser en de heffingsambtenaar is aangeduid als verweerder):
“1. Op 29 februari 2016 heeft verweerder aan eiser een aanslag waterschapsbelasting voor het kalenderjaar 2016 van € 264,76 voor het object [adres] in [plaats] opgelegd. De aanslag betreft een watersysteemheffing ingezetenen van € 105,43 en een zuiveringsheffing woonruimte van € 159,33.”
Nu de hiervoor vermelde feiten door partijen op zichzelf niet zijn bestreden zal ook het Hof daarvan uitgaan. Daaraan voegt het Hof nog de volgende toe:
Belanghebbende maakt gebruik van de woonruimte in [plaats] op het adres [adres] waarvoor de omstreden aanslag is opgelegd. Hij is op dat adres ingeschreven in de basisregistratie personen van de gemeente Amsterdam.
Belanghebbende is een nakomeling van een ex-militair van het Koninklijk Nederlands-Indonesische Leger (K.N.I.L.).
3 Geschil in het principaal en in het incidenteel hoger beroep
In het principaal hoger beroep is in geschil of de aanslag waterschapsbelasting terecht is opgelegd.
In het incidenteel hoger beroep is in geschil of belanghebbende wegens (gesteld) kennelijk onredelijk gebruik van procesrecht veroordeeld moet worden in de kosten van de heffingsambtenaar.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Voor hetgeen zij daaraan ter zitting hebben toegevoegd verwijst het Hof naar het van de zitting opgemaakte proces-verbaal.