Home

Gerechtshof Amsterdam, 23-07-2019, ECLI:NL:GHAMS:2019:2937, 18/00472

Gerechtshof Amsterdam, 23-07-2019, ECLI:NL:GHAMS:2019:2937, 18/00472

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
23 juli 2019
Datum publicatie
24 oktober 2019
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2019:2937
Formele relaties
Zaaknummer
18/00472
Relevante informatie
Wet inkomstenbelasting 2001 [Tekst geldig vanaf 30-04-2024 tot 01-01-2025] art. 3.120

Inhoudsindicatie

Inkomstenbelasting. Op grond van artikel 3.120, eerste lid onder c, van de Wet IB 2001 zijn de periodieke betalingen op grond van het erfpachtrecht aftrekbaar. Voor het overige zijn de betalingen dat niet.

Uitspraak

Kenmerk 18/00472

23 juli 2019

uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[naam] , wonende te [woonplaats] , belanghebbende,

tegen de uitspraak in de zaak met kenmerk HAA 17/5520 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur,

(gemachtigde: L.M. Kwakman).

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft met dagtekening 22 juni 2016 aan belanghebbende voor het jaar 2013 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 19.547.

1.2.

Na tegen de aanslag gemaakt bezwaar heeft de inspecteur bij uitspraak op bezwaar, gedagtekend 31 oktober 2017, de aanslag verminderd tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 16.151.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen die uitspraak beroep ingesteld. Bij uitspraak van 6 juli 2018 heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Het tegen deze uitspraak door belanghebbende ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 15 augustus 2018. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 juli 2019. Van de zijde van belanghebbende, die voor de zitting is uitgenodigd bij aangetekende brief met dagtekening 13 juni 2019, verzonden naar het adres [adres] , is niemand verschenen. Blijkens gegevens van PostNL (‘Track & Trace’) is de brief bezorgd op vrijdag 14 juni 2019 en is voor de ontvangst getekend.

Namens de inspecteur is verschenen gemachtigde voornoemd vergezeld door mr. J.H. van Wier. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

.

2 Tussen partijen vaststaande feiten

Het Hof ziet aanleiding de feiten zelfstandig vast te stellen.

2.1.

Belanghebbende heeft op 12 oktober 2004 een koopovereenkomst gesloten waarbij zij van [naam verkoper 1] , [naam verkoper 2] en [naam verkoper 3] een lidmaatschap in de [vereniging] . (hierna: de vereniging) heeft gekocht. Op 23 november 2004 is de akte van levering betreffende het voornoemde lidmaatschap verleden voor de notaris. Door de aankoop van dit lidmaatschapsrecht heeft belanghebbende onder meer het recht op uitsluitend gebruik van de woning aan [adres] verkregen, zijnde een 5-kamerflat. Het terrein waarop het gebouw staat waarin de woning van belanghebbende is gelegen is eigendom van de gemeente; er is een voortdurend recht van erfpacht gevestigd dat toekomt aan de vereniging. In de akte van levering is opgenomen dat de maandelijkse contributie aan de vereniging thans € 180,27 bedraagt (zie pagina 7 van de akte, onder ‘bijzondere verklaringen verkopers’).

2.2.Belanghebbende heeft in haar aangifte IB 2013 als aftrekpost een bedrag van € 2.712 opgenomen onder de noemer periodieke betaling voor “erfpacht, opstal en beklemming EW”. Door de inspecteur zijn voorafgaand aan de aanslagregeling, maar ook in de bezwaarfase, vragen gesteld omtrent deze aftrekpost.

2.3.Tot de gedingstukken behoren twee brieven aan “de bewoners” (- naar het Hof begrijpt -van het flatgebouw waarin belanghebbende woont) van “ [naam persoon] ” (- naar het Hof begrijpt -van de vereniging). Het betreft een brief inzake “Fiscale gegevens t.b.v. inkomstenbelasting 2004”, gedagtekend 1 februari 2005, en een brief inzake “Fiscale gegevens t.b.v. inkomstenbelasting 2005”, gedagtekend 7 februari 2006. In deze brieven staat onder meer vermeld dat de periodieke betalingen voor erfpacht ten aanzien van een 5-kamerflat voor de jaren 2004 en 2005 € 113 bedraagt.

2.4.Tot de gedingstukken behoort een aantal financiële stukken van de vereniging. Er is een document waarop de balans per 31 december 2013 en het exploitatieoverzicht 2013 van de vereniging is vermeld. Onder de lasten is in het exploitatieoverzicht 2013, naast diverse andere posten, een bedrag van € 1.571,44 voor “Erfpacht” opgenomen.

Voorts is een “Berekening Voorschot Exploitatiekosten 2014” opgenomen waarvoor, ter bepaling van het voorschot van een “Grote Flat”, als breukdeel 16/223 is genomen. Nu het totale voorschot exploitatiekosten 2014 is becijferd op € 37.797, bedraagt het voorschotbedrag per jaar voor een “Grote Flat” € 2.711,89 (per maand €225,99). Uit het daarna opgenomen overzicht “Maandelijkse bijdrage 2014” is op te maken dat belanghebbende met huisnummer [huisnummer] , voor 16/223e deelt in de uitgaven van de vereniging. De totale maandelijkse bijdrage voor nummer [huisnummer] is becijferd op € 280,45 (voorschotbijdrage € 225,99 + cv-voorschot € 54,46). Tot de gedingstukken behoort een overzicht waarop (bank)overschrijvingen in 2013 van belanghebbende aan de vereniging zijn opgenomen ter grootte van dit bedrag (€ 280,45).

3 Geschil in hoger beroep

3.1.

Evenals bij de rechtbank is in hoger beroep in geschil of de aanslag juist is vastgesteld. Specifiek is in geschil in hoeverre belanghebbende een aftrekpost toekomt op de voet van artikel 3.120, eerste lid, onder c, van de Wet IB 2001.

3.2.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Voor hetgeen zij daaraan ter zitting van het Hof hebben toegevoegd wordt verwezen naar het van het verhandelde ter zitting opgemaakte proces-verbaal.

4 Het oordeel van de rechtbank

5 Beoordeling van het geschil

6 Kosten

7 Beslissing