Home

Gerechtshof Amsterdam, 07-02-2019, ECLI:NL:GHAMS:2019:300, 17/00552

Gerechtshof Amsterdam, 07-02-2019, ECLI:NL:GHAMS:2019:300, 17/00552

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
7 februari 2019
Datum publicatie
20 maart 2019
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2019:300
Formele relaties
Zaaknummer
17/00552

Inhoudsindicatie

Belanghebbende maakt niet aannemelijk dat zij als persoonsgebonden aftrek in aanmerking te nemen uitgaven heeft gedaan. Hoger beroep ongegrond.

Uitspraak

kenmerk 17/00552

7 februari 2019

uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X 2] , wonende te [Z] , belanghebbende,

tegen de uitspraak van 17 oktober 2017 in de zaak met kenmerk 17/1635 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft met dagtekening 23 maart 2016 aan belanghebbende voor het jaar

2013 een aanslag opgelegd in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 29.674.

1.2.

Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de inspecteur bij uitspraak, gedagtekend 22 februari 2017, de aanslag gehandhaafd.

1.3.

Het tegen deze uitspraak ingestelde beroep heeft de rechtbank in haar uitspraak van 17

oktober 2017 ongegrond verklaard.

1.4.

Het tegen de uitspraak van de rechtbank ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 1 november 2017, aangevuld bij brief van 17 november 2017. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.1.

Partijen zijn bij brief van 20 december 2018 uitgenodigd aanwezig te zijn bij het onderzoek ter zitting op 15 januari 2019. Bij brief van 7 januari 2019 heeft belanghebbende verzocht het onderzoek uit te stellen.

1.5.2.

Het verzoek van belanghebbende is als volgt gemotiveerd:

“Wegens omstandigheid van overmacht is het mij niet mogelijk geweest om post te ontvangen de afgelopen maanden in het jaar 2018. Mijn woning is ook overhoop gegooid door een derde gedurende mijn afwezigheid, hierdoor is het niet mogelijk mijn administratie te achterhalen, en kan ik ook niet werken zonder alle benodigde om administratief werk te doen, daarom manueel schrijven en u om uitstel verzoeken wegens zwaarwegende redenen en omstandigheden waardoor ik het verzoek ook niet eerder kon doen.

Bovenvermelde beroep, zitting op dinsdag 15 januari 2019 om 11.30 uur zal ik niet bijwonen. U op de hoogte brengen van de situatie, zodat ik mijn beroep mag vervolgen. (…)”

1.5.3.

Het verzoek van belanghebbende is bij brief van het Hof van 8 januari 2019 afgewezen. Deze brief luidt als volgt:

“In uw brief van 7 januari 2019 verzoekt u om uitstel van de geplande zitting van 15 januari 2019. Als reden voor het door u gevraagde uitstel wijst u op de omstandigheid dat uw woning gedurende uw afwezigheid overhoop is gegooid, waardoor u uw administratie niet kan vinden. Tevens geeft u nogmaals aan dat u de zitting niet zal bijwonen, zoals u ook al had vermeld in uw hogerberoepschrift.

Het Hof ziet geen aanleiding om de geplande zitting uit te stellen. In de omstandigheid dat uw woning/administratie gedurende uw afwezigheid 'overhoop is gegooid', ziet het Hof, mede gelet op het feit dat u heeft aangegeven niet ter zitting te zullen verschijnen, geen zwaarwegende omstandigheid die uitstel van de geplande zitting rechtvaardigt. De geplande zitting zal daarom doorgang vinden. Het Hof zal zich daarbij baseren op de door u bij de rechtbank en het Hof ingediende stukken.”

1.6.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 januari 2019. Belanghebbende is, zoals aangekondigd in het hoger beroepschrift en de onder 1.5.2 genoemde brief, niet verschenen. Namens de inspecteur is verschenen L.J. Keijser, bijgestaan door mr. J.H. van Wier. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Feiten

2.1.

In de uitspraak van de rechtbank zijn de navolgende feiten vastgesteld (daarin is belanghebbende aangeduid als ‘eiseres’ en de inspecteur als ‘verweerder’):

“1. Eiseres, geboren in 1949 en ongehuwd, woonde gedurende het gehele jaar 2013 alleen. Zij heeft samen met [A] twee kinderen, [B] , geboren in 1982 en [C] , geboren in 1985. Beide kinderen woonden in het jaar 2013 in de Verenigde Staten van Amerika.

2. Eiseres en [A] zijn niet gehuwd geweest en zijn alleen in het jaar 1992 van 6 februari tot 4 maart op hetzelfde adres ingeschreven geweest in de gemeentelijke basisadministratie.”

2.2.

Tegen de vaststelling van de feiten door de rechtbank zijn door partijen geen bezwaren aangevoerd. Het Hof zal dan ook van die feiten uitgaan.

3 Geschil in hoger beroep

3.1.

In geschil is of de aanslag op het juiste bedrag is vastgesteld.

3.2.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken.

4 Beoordeling van het geschil

5 Kosten

6 Beslissing