Gerechtshof Amsterdam, 03-09-2019, ECLI:NL:GHAMS:2019:3212, 18/00627
Gerechtshof Amsterdam, 03-09-2019, ECLI:NL:GHAMS:2019:3212, 18/00627
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 3 september 2019
- Datum publicatie
- 2 oktober 2019
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2019:3212
- Zaaknummer
- 18/00627
Inhoudsindicatie
Parkeerbelasting, eenduidige aanwijzing van functiewijziging noodzakelijk?
Uitspraak
Kenmerk 18/00627
3 september 2019
uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] , wonende te [Z] , belanghebbende,
tegen de uitspraak in de zaak met kenmerk AMS 18/2554 van de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam, de heffingsambtenaar,
(gemachtigde: mr. B. Brekveld).
1 Ontstaan en loop van het geding
1.1.De heffingsambtenaar heeft met dagtekening 17 februari 2018 aan belanghebbende een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd ten bedrage van € 50,40 bestaande uit € 1,40 aan parkeerbelasting en € 49 aan kosten naheffingsaanslag (verder ook: de naheffingsaanslag).
Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak op bezwaar van 22 maart 2018 de naheffingsaanslag gehandhaafd.
Bij uitspraak van 21 september 2018 heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard.
Het tegen deze uitspraak door belanghebbende ingestelde hoger beroep is bij het Hof
ingekomen op 1 november 2018. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 augustus 2019. Belanghebbende is verschenen, vergezeld door zijn zoon. Namens de heffingsambtenaar is verschenen mr. B. Brekveld. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2 Tussen partijen vaststaande feiten
De rechtbank heeft de volgende feiten vastgesteld (in deze uitspraak is belanghebbende aangeduid als ‘eiser’ en de heffingsambtenaar als ‘verweerder’):
“2. Verweerder heeft aan eiser de naheffingsaanslag opgelegd, omdat zijn auto met kenteken [kenteken] op [datum] om [tijdstip] stil stond ter hoogte van [locatie] in Amsterdam terwijl daar geen parkeerbelasting voor was betaald.”
Het Hof gaat van dezelfde feiten uit.
3 Geschil in hoger beroep
Evenals in eerste aanleg is in hoger beroep in geschil of de naheffingsaanslag terecht is opgelegd. Daarbij spitst het geschil zich toe op de vraag of op de locatie voor het parkeren parkeerbelasting verschuldigd was.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Voor hetgeen zij daaraan ter zitting van het Hof hebben toegevoegd wordt verwezen naar het van het verhandelde ter zitting opgemaakte proces-verbaal.