Home

Gerechtshof Amsterdam, 08-10-2019, ECLI:NL:GHAMS:2019:3590, 18/00491 en 18/00505

Gerechtshof Amsterdam, 08-10-2019, ECLI:NL:GHAMS:2019:3590, 18/00491 en 18/00505

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
8 oktober 2019
Datum publicatie
23 oktober 2019
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2019:3590
Zaaknummer
18/00491 en 18/00505

Inhoudsindicatie

Specifieke zorgkosten en pkv, dubbel hoger beroep. Belanghebbende heeft geen recht op aftrek voor extra kleding beddengoed. Belanghebbende heeft wel recht op kostenvergoeding voor bezwaar die door de rechtbank niet is toegekend.

Hoger beroep van inspecteur slaag niet, daar de noodzaak tot het instellen van beroep niet uitsluitend voortvloeide uit de handelswijze van belanghebbende. Hoger beroep belanghebbende is gegrond en hoger beroep van inspecteur is ongegrond.

Uitspraak

kenmerken 18/00491 en 18/00505

8 oktober 2019

uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[A] , wonende te [plaats] , belanghebbende,

(gemachtigde: J.A. Klaver)

alsmede

op het hoger beroep van

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur,

tegen de uitspraak in de zaak met kenmerk HAA 18/139 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende,

en

de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2015 op 10 februari 2017 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen opgelegd (hierna: IB), berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 21.519.

1.2.

Na daartegen gemaakte bezwaar heeft de inspecteur bij uitspraak op bezwaar van 24 november 2017 de aanslag gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld. Bij uitspraak van 18 juli 2018 heeft de rechtbank als volgt beslist (in deze uitspraak is belanghebbende aangeduid als ‘eiseres’ en de inspecteur als ‘verweerder’) :

“De rechtbank:

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar;

- vermindert de aanslag tot een berekend naar een belastbaar

inkomen uit werk en woning van € 21.264 en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar;

- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.002.

- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 46 aan eiseres te vergoeden.”

1.4.

Het tegen deze uitspraak door belanghebbende ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 27 augustus 2018. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

Het tegen de uitspraak door de inspecteur ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 28 augustus 2018. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 oktober 2019. Aldaar is verschenen de gemachtigde van belanghebbende, voornoemd. Van de zijde van de inspecteur is verschenen mr. M. Gomez. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Feiten

2.1.

De rechtbank heeft de volgende feiten vastgesteld:

“1. Eiseres (geboren op 15 april 1940) is gehuwd met [Y] (geboren op 20 augustus 1945). Eiseres heeft in haar aangifte een bedrag van € 1.618 (waarvan € 7 is toegerekend aan de echtgenoot) aan specifieke zorgkosten als aftrekpost aangegeven. De uitgaven voor specifieke zorgkosten zijn als volgt onderverdeeld:

Omschrijving

Bedrag

Uitgaven voor hulpmiddelen

€ 28

Uitgaven voor vervoer in verband met ziekte of invaliditeit

€ 50

Dieetkosten

€ 1.000

Extra uitgaven voor kleding en beddengoed

€ 620

Genees-en heelkundige hulp

€ 277

Totaal uitgaven

€ 2.230

Drempel uitgaven specifieke zorgkosten

€ 613

Aftrekbare uitgaven specifieke zorgkosten

€ 1.618

Verweerder heeft bij de behandeling van de aangifte om een specificatie en onderbouwing van de zorgkosten verzocht. De reactie van eiseres heeft verweerder aanleiding gegeven om alleen de kosten voor de pedicure € 67 en de tandarts € 90 (onderdeel van genees- en heelkundige hulp), derhalve € 157 als aftrekpost te accepteren. Omdat dit bedrag lager is dan het drempelbedrag komt het niet voor aftrek in aanmerking.

2. In de bezwaarfase heeft verweerder de volgende bedragen aan specifieke zorgkosten geaccepteerd: vervoerskosten ten bedrage van € 8 en uitgaven voor extra kleding en beddengoed ten bedrage van € 310. In de bezwaarfase wordt, rekening houdend met het hiervoor vermelde bedrag van € 157, het bedrag aan specifieke zorgkosten becijferd op € 475; derhalve lager dan het drempelbedrag.”

Partijen hebben geen bezwaren aangevoerd tegen de door de rechtbank vastgestelde feiten. Het Hof zal eveneens van deze feiten uitgaan en vult deze als volgt aan.

2.2.

De inspecteur heeft belanghebbende in een schrijven van 25 juni 2016 verzocht om een toelichting op (bepaalde) in de aangifte IB 2015 opgenomen aftrekposten. Vermeld is onder meer:

“Ziektekosten

U hebt in uw aangifte bij ‘Specifieke zorgkosten’ € 1.611 afgetrokken. Stuur mij daarom:

(…)

- als u een dieet op medisch voorschrift volgde: de originele dieetverklaring, met daarop vermeld de naam van de aandoening en de naam van het gevolgde dieet, ondertekend door de arts of diëtiste die het dieet heeft voorgeschreven

- bij aftrek voor kleding en beddengoed: de naam en geboortedatum van degene voor wie de

uitgaven zijn gedaan; een beschrijving van de aard van de ziekte of invaliditeit; een overzicht van alle uitgaven voor kleding en beddengoed voor deze persoon en de nota’s en betalingsbewijzen

van al deze uitgaven.”

2.3.

In een schijven van 1 november 2016 schrijft de gemachtigde van belanghebbende aan de inspecteur onder meer:

“De huisarts van cliënte wilde geen medewerking verlenen te verklaren dat cliënte en haar echtgenoot dieetkosten en extra bewassingskosten hebben”.

2.4.

De in de aangifte opgenomen aftrek voor dieetkosten is bij aanslagregeling (10 februari 2017) niet gehonoreerd.

2.5.

Belanghebbendes bezwaar ziet mede op de correctie ten aanzien van de (gestelde) dieetkosten. Tot de stukken uit de bezwaarfase behoort een ongedateerde verklaring van belanghebbende (binnengekomen bij de inspecteur op 20 juni 2017) met daarin onder meer opgenomen:

“Bij de huisarts in samen werking met UMC Utrecht een dieet traject ingegaan. Nu vier huisartsen verder. (…) Aan gezien de huisarts geen verklaring en gegevens wil verstrekken (dit is de vierde huisarts na 2003), steeds wisselde, Op de vraag wilt u dit voor mij invullen is het antwoord ,Ik heb het niet uitgeschreven dus nee, Was verbouwereerd door het antwoord en ben er al weken beroerd van.”

Belanghebbende heeft (ook) in de bezwaarfase geen dieetverklaring(en) overgelegd. Bij de uitspraak op bezwaar (24 november 2017) wordt geen aftrek ter zake van de (gestelde) dieetkosten verleend.

2.6.

Als bijlage bij het beroepschrift wordt een op 15 december 2017 gedateerd document “2014 dieetbevestiging” (ook: de dieetverklaring) overgelegd dat is ondertekend door arts [naam] Hierop is vermeld dieetnummers 21 (metabole ziekten) en 6 (hartziekten). Als ingangsdatum en einddatum is voor beide diëten “van 2014 permanent” vermeld. In de bij het beroepschrift opgenomen specificatie zorgkosten 2015 is onder meer vermeld:

“Nierdieet man € 100.

Hypercholesterolemiedieet man + vrouw € 200.

Natriumbeperkt dieet i.v.m. hartklachten man + vrouw € 100.”

2.7.

Ter zitting van het Hof heeft belanghebbendes gemachtigde een op 12 februari 2016 gedateerd schrijven van de belastingdienst gericht aan een mevrouw [Z] (huisarts te [plaats] ) overgelegd. Dit schrijven betreft een andere belastingplichtige dan belanghebbende (X). Hierin is onder meer opgenomen:

“Bij de behandeling van een bezwaarschrift inkomstenbelasting over het jaar 2014 ontving ik van de gemachtigde van (X) een verklaring (zie bijgaand document). Mede omdat gemachtigde (Hof: hiermee wordt gedoeld op de gemachtigde van belanghebbende) van (X) verdacht wordt van vervalsing (o.a.) wil ik uw mening omtrent deze verklaring.

Vraag:

Is de verklaring door u ondertekend?

Heeft u (X) verwezen naar de coffeeshop voor marihuana (i,p.v. het gebruik van Bedrocan flos via de apotheek)?”

3 Geschil in hoger beroep

3.1.

In het hoger beroep van belanghebbende is in geschil of belanghebbende recht heeft op een hogere aftrek van uitgaven voor specifieke zorgkosten in verband met gestelde uitgaven voor extra kleding en beddengoed. Voorts is in geschil of belanghebbende recht heeft op proceskostenvergoeding voor de bezwaarfase.

3.2.

In het hoger beroep van de inspecteur is (uiteindelijk) in geschil of de rechtbank de inspecteur terecht heeft veroordeeld tot vergoeding van de kosten van het beroep.

3.3.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Voor hetgeen zij daaraan ter zitting hebben toegevoegd verwijst het Hof naar het van de zitting opgemaakte proces-verbaal.

4 Het oordeel van de rechtbank

5 Beoordeling van het hoger beroep

6 Kosten

7 Beslissing