Gerechtshof Amsterdam, 26-09-2019, ECLI:NL:GHAMS:2019:3642, 18/00456
Gerechtshof Amsterdam, 26-09-2019, ECLI:NL:GHAMS:2019:3642, 18/00456
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 26 september 2019
- Datum publicatie
- 20 mei 2020
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2019:3642
- Zaaknummer
- 18/00456
Inhoudsindicatie
Inkomstenbelasting; bron van inkomen; kon belanghebbende met de handel in postzegels in 2015 redelijkerwijs voordeel verwachten?
Uitspraak
kenmerk 18/00456
26 september 2019
uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] te [Z], belanghebbende,
tegen de uitspraak van 24 juli 2018 in de zaak met kenmerk HAA 18/779 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
1.1.De inspecteur heeft met dagtekening 12 mei 2016 aan belanghebbende voor het jaar 2015 een aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: de aanslag) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 8.738.
De inspecteur heeft met dagtekening 30 juni 2017 het verzoek van belanghebbende tot ambtshalve vermindering van de aanslag afgewezen. Belanghebbende heeft tegen de afwijzing bezwaar gemaakt.
De inspecteur heeft bij uitspraak van 17 januari 2018 het bezwaar afgewezen. Daartegen heeft belanghebbende beroep bij de rechtbank ingesteld.
De rechtbank heeft bij de uitspraak van 24 juli 2018 het beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen die uitspraak op 8 augustus 2018 hoger beroep bij het Hof ingesteld. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 augustus 2019. Belanghebbende is verschenen. Namens de inspecteur zijn verschenen mr. D.P. Laansma en K.H. Kippersluis. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2 Feiten
De rechtbank heeft in haar uitspraak – waarin belanghebbende en de inspecteur zijn aangeduid als ‘eiser’ respectievelijk ‘verweerder’ – de volgende feiten vastgesteld.
“1. Eiser is geboren op [...]. Hij is gehuwd met [naam partner].
2. Eiser heeft op 7 maart 2016 een aangifte ib/pvv 2015 ingediend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 8.738.
3. Verweerder heeft met dagtekening 12 mei 2016 de aanslag ib/pvv 2015 vastgesteld conform de ingediende aangifte. Deze aanslag resulteert in een te betalen bedrag van nihil.
4. Eiser heeft op 13 september 2017 een herziene aangifte over 2015 ingediend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 5.403. In deze aangifte heeft eiser zich als ondernemer aangemerkt en de ondernemersfaciliteiten toegepast.”
Nu de hiervoor vermelde feiten door partijen op zichzelf niet zijn bestreden zal ook het Hof daarvan uitgaan. Het Hof vult deze feiten als volgt aan.
Belanghebbende heeft in 1973 van een familielid een omvangrijke verzameling postzegels (circa 50.000) als belegging gekocht voor een bedrag van circa fl. 3.500. In 2006 heeft belanghebbende een deel van de postzegels (‘Nederland Compleet’; 1.000 zegels) verkocht voor een bedrag van € 1.650.
Belanghebbende is in 2014 begonnen met het te koop aanbieden van postzegels uit de verzameling op de website ‘Stampworld.com’ en heeft in dit verband afbeeldingen van de postzegels op deze website geplaatst. Tot de gedingstukken behoren afschriften van bestellingen van postzegels die gedaan zijn via www.stampworld.com/nl/market/ door een drietal kopers (in Finland, Australië en Brazilië) in de periode april-juni 2017.
Belanghebbende heeft op 30 januari 2017 bezwaar gemaakt tegen de onderhavige aanslag omdat hij, kort samengevat, als ondernemer (in de handel in postzegels) wil worden aangemerkt. Bij dit bezwaar is een balans ultimo 2015 en een winst en verliesrekening voor het jaar 2015 overgelegd. De balans respectievelijk de winst en verliesrekening luiden – voor zover hier van belang – als volgt:
“BALANS t/m 31-12-2015
Code Omschrijving Activa Passiva
0080 postzegelverzameling 7.500,00
1000 Kas 1.341,43
1600 Voorbelasting 559,37
1630 BTW Af te dragen Hoog 486,75
1700 Crediteuren 268,16
Saldo 5.963,03
Totaal 8.059,37 8.059,37”
En
“WINST & VERLIES 01-01-2015 t/m 31-12-2015
Code Omschrijving Verlies Winst
4500 Contributies en abonnementen 65,16
4550 Bankkosten 321,31
4590 Overige verkoopkosten 319,10
4700 Kantoorbenodigdheden 36,32
4740 Drukwerk, porti en vrachten 676,90
4750 Telefoon en fax 446,28
4790 Overige kantoorkosten 356,39
4850 Cursussen/ seminars 41,32
7000 Inkopen 331,45
8000 Omzet groep 1 1.417,48
8010 Omzet groep 2 897,28
9998 Eindresultaat 451,48
Saldo winst 172,01
2.766,24 2.766,24”
Een brief van 13 juni 2017 van [naam persoon] ([administratiekantoor]) aan de inspecteur in verband met vorenbedoelde bezwaar-/ verzoekprocedure luidt – voor zover hier van belang – als volgt:
“(…) Sinds 2014 is [belanghebbende] weer ondernemer geworden. Hij is postzegel handelaar. In 1975 is er een complete postzegel verzameling aangekocht als investering voor de toekomst. Het doel is om postzegels te verhandelen om het inkomen aan te vullen. Zijn hele leven is [belanghebbende] ondernemer geweest (…).
Voordat je als ondernemer genoeg winst maakt dien je te investeren. In geval van [belanghebbende] zie je dat de investering vooral zit in de uren die nodig zijn om alle zegels te catalogiseren en via de website Stampworld.com aan te bieden.
Als bijlage stuur ik u de Winst en Verliesrekeningen toe. Hieruit blijkt dat zowel de omzet als het resultaat (Winst uit onderneming) vanuit 2014 een opwaartse lijn laat zien.
Jaar Omzet Resultaat
2014 € 1368,- € 1708,- Negatief
2015 € 2314,- € 172,- Positief
2016 € 5722,- € 1461,- Positief
2017 (t/m mei 17) € 4166,- € 2667,- Positief
2017 begroot € 9000,- € 6000,- Positief
Het ligt in de lijn der verwachting dat deze trend zich voortzet. De investering uit 2014-2015 begint zich dan uit te betalen.
Over de voorraad heeft u aangegeven dat dit op niet-zakelijk gronden is gebeurd omdat dit geschat is. Dit is onjuist. De schatting is gedaan vanuit de expertise van mijn cliënt. Indien de voorraad gewaardeerd wordt tegen historische kostprijs dient er een voorraadlijst per stuk of batch te zijn en is de inkoopprijs belangrijk. In het geval van mijn cliënt is de voorraad postzegels (>100.000 stuks) niet op zegel of op batch niveau te bepalen. De inkoop uit het verleden varieert van 5 en 10 cent. Bij een gemiddelde van 100.000 stuks is dit ongeveer € 7.500. (…)”
De inspecteur heeft met dagtekening 8 juni 2018 aan belanghebbende een voorlopige aanslag 2017 Inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (hierna: de voorlopige aanslag ZVW) opgelegd. Op het aanslagbiljet van de voorlopige aanslag ZVW is onder andere het volgende vermeld:
“Deze aanslag is voorlopig
Deze aanslag is uitsluitend gebaseerd op de gegevens uit uw aangifte 2017. De Belastingdienst gaat uw gegevens nog controleren. De definitieve aanslag kan afwijken van deze voorlopige aanslag; wellicht moet u bijbetalen of krijgt u geld terug. (…)”
Belanghebbende heeft op de zitting bij het Hof - mede op vragen van het Hof - onder andere als volgt verklaard:
“ (…) Het jaar 2014 was een ‘probeerjaar’. Er is zeer veel tijd gaan zitten in het invoeren van postzegels, het uploaden; per uur kan ik 25 tot 30 postzegels invoeren. In die periode draaide ik geen omzet. Ook in 2015 was ik bezig samen met mijn vrouw postzegels op Stampworld.com te zetten, maar eind 2015 begon de verkoop op gang te komen. Ik merkte toen dat er muziek in de mondiale postzegelhandel zat. In eerste instantie was ik bezig om de verzameling van mijn oom in te voeren op Stampworld.com. (…) Wanneer ben ik gestart met de inkoop van postzegels? Dat was eind 2015 en verder. (…) Het Hof houdt mij de in deze zaak overgelegde winst- en verliesrekening voor het jaar 2015 voor. (…) Wat wordt onder ‘Inkopen’ verstaan? Dit zijn de door mij in 2015 ingekochte postzegels. Op een vraag van het Hof wat de inkoopwaarde van de ingebrachte verzameling postzegels uit de jaren 70 is, antwoord ik € 7.000. Dit bedrag heb ik op de beginbalans gezet. Het gaat hier om een schatting (…). (…) Ook is de vraag op welke wijze de inkoopwaarde van de uit die verzameling verkochte postzegels valt te relateren aan de in 2015 behaalde omzet? Het Hof wijst mij erop dat dit van belang is voor de vraag of in 2015 met de verkoop van deze zegels redelijkerwijs voordeel was te verwachten. Mijn antwoord hierop is dat het onmogelijk is een één op één relatie te leggen, dat wil zeggen per postzegel de inkoopwaarde koppelen aan de opbrengst daarvan. Ik heb op dit moment circa 130.000 postzegels in de verkoop staan, maar ik registreer niet de inkoopwaarde van iedere postzegel apart; ik koop hele verzamelingen op. Ik hanteer het kasstelsel. Ik stel de jaarwinst als volgt vast: totale jaaromzet minus de inkopen van het jaar minus de kosten voor verzending en kantoor. Ik heb een voorraad postzegels maar ik houd niet de waarde per zegel bij. (…)”
3 Geschil in hoger beroep
Evenals bij de rechtbank is bij het Hof in geschil of de activiteiten van belanghebbende in 2015 aangaande de koop en verkoop van postzegels (hierna ook: handel in postzegels) aan te merken zijn als een bron van inkomen, hetgeen belanghebbende bepleit en de inspecteur betwist. In hoger beroep heeft belanghebbende zich voorts beroepen – onder verwijzing naar de onder 2.7 vermelde voorlopige aanslag ZVW – op het vertrouwensbeginsel.