Gerechtshof Amsterdam, 20-08-2019, ECLI:NL:GHAMS:2019:3644, 18/00400
Gerechtshof Amsterdam, 20-08-2019, ECLI:NL:GHAMS:2019:3644, 18/00400
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 20 augustus 2019
- Datum publicatie
- 27 mei 2020
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2019:3644
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2020:1419
- Zaaknummer
- 18/00400
Inhoudsindicatie
Inkomstenbelasting; specifieke zorgkosten; formeel recht (horen); inspecteur was in de gegeven omstandigheden niet gehouden om belanghebbende voor een tweede hoorgesprek als bedoeld in art. 7:9 Awb uit te nodigen
Uitspraak
kenmerk 18/00400
20 augustus 2019
uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X], te [Z], belanghebbende,
gemachtigde: mr. J.R.R. Oevering
tegen de uitspraak van 27 juni 2018 in de zaak met kenmerk HAA 17/3380 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft met dagtekening 24 februari 2017 aan belanghebbende voor het jaar 2015 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 9.102 (hierna: de aanslag). Gelijktijdig is bij afzonderlijke beschikking € 1 aan belastingrente aan belanghebbende vergoed.
Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de inspecteur bij uitspraak, gedagtekend 20 juni 2017, de aanslag gehandhaafd.
Bij uitspraak van 27 juni 2018 heeft de rechtbank het daartegen door belanghebbende ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Het tegen de uitspraak van de rechtbank ingestelde hoger beroep van belanghebbende is bij het Hof ingekomen op 6 juli 2018. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Op 16 mei 2019 is bij het Hof een nader stuk van belanghebbende ingekomen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 mei 2019. Namens belanghebbende is verschenen mr. J.R.R. Oevering. Belanghebbende is na aanvang van de zitting verschenen. Namens de inspecteur zijn verschenen M. El-Harraoui en mr. J.H. van Wier. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2 2. Feiten
In de uitspraak van de rechtbank zijn de navolgende feiten vastgesteld. Belanghebbende is in deze uitspraak aangeduid als ‘eiseres’, de inspecteur als ‘verweerder’.
“1. Eiseres heeft op 30 april 2016 aangifte ib/pvv voor het jaar 2015 gedaan. In haar aangifte heeft eiseres € 16.306 specifieke zorgkosten en € 616 aftrekbare giften (inclusief € 152 verhoging aftrek culturele instelling) in aanmerking genomen. Het aangegeven inkomen uit werk en woning (tevens verzamelinkomen) is € 0 na toepassing van een persoonsgebonden aftrek van in totaal € 16.922.
2. Bij brief van 30 juni 2016 heeft verweerder eiseres verzocht om informatie betreffende de aftrek specifieke zorgkosten en giften. Hierop is geen reactie gekomen. Bij brief van 28 oktober 2016 heeft verweerder nogmaals verzocht om informatie betreffende de aftrek specifieke zorgkosten. Op 14 juni 2016 is eiseres met veel bescheiden op het kantoor van verweerder te Amsterdam langs geweest. Verweerder heeft om praktische redenen toegezegd dezelfde aftrek te zullen verlenen als in 2013. Vervolgens hebben eiseres en verweerder over en weer nog schriftelijk gecommuniceerd waarbij eiseres stukken heeft overgelegd.
3. Bij de vaststelling van de aanslag is verweerder van de aangifte afgeweken en heeft voor specifieke zorgkosten een bedrag van € 4.806 en voor aftrekbare giften een bedrag van € 464 (na correctie € 152 verhoging aftrek culturele instelling) in aanmerking genomen. Het inkomen uit werk en woning is door verweerder vastgesteld op € 9.102 na toepassing van de persoonsgebonden aftrek van in totaal € 5.270.
4. Naar aanleiding van het door eiseres ingediende bezwaarschrift heeft op 13 juni 2017 een hoorgesprek plaatsgevonden. Tijdens dat hoorgesprek had eiseres twijfels of haar inkomensgegevens klopten. Naar aanleiding hiervan (…) heeft verweerder de bij hem bekende inkomensgegevens over de jaren 2009 tot en met 2016 aan eiseres toegezonden. Bij e-mail van 14 juni 2017 heeft verweerder eiseres tevens uitgenodigd voor een tweede hoorgesprek op 19 juni 2017 om 11.00 uur bij verweerders kantoor in Amsterdam.
5. Voor aanvang van dit hoorgesprek heeft eiseres telefonisch contact met verweerder opgenomen met de mededeling dat zij onderweg naar het hoorgesprek door de politie is aangehouden en het hoorgesprek afzegt.”
Tegen de vaststelling van de feiten door de rechtbank zijn door partijen geen bezwaren aangevoerd. Het Hof zal dan ook van die feiten uitgaan en voegt daar nog het volgende aan toe.
Bij brief van 27 mei 2017 heeft belanghebbende de inspecteur in gebreke gesteld in verband met het niet (tijdig) doen van uitspraak op bezwaar. Bij beschikking van 6 juli 2017 is een dwangsom toegekend van € 140.
In de uitspraak op het bezwaarschrift is onder meer het volgende vermeld:
“Horen In verband met de overschrij[d]ing van de termijn tot het doen van uitspraak verzoekt u om binnen 2 weken uitspraak te doen op het bezwaarschrift.
Voordat ik dat doe, heb ik u nog in de gelegenheid gesteld om uw bezwaarschrift mondeling toe te lichten. Op 6 juni 2017 heb ik u uitgenodigd voor een hoorzitting op dinsdag 13 juni 2017 te kantoor Amsterdam. Ik heb tevens met u afgesproken dat de uitspraak op uw bezwaarschrift zal worden uitgesteld tot na de hoorzitting.Op 13 juni 2017 bent u op kantoor te Amsterdam verschenen voor een hoorzitting. Tijdens de hoorzitting is aan u uitgelegd waarom u over 2014 en 2015 een tegemoetkoming specifieke zorgkosten heeft ontvangen. Vanaf 2014 betaal[t] u over uw inkomen weinig belasting waardoor u uw uitgaven voor specifieke zorgkosten als gevolg van heffingskortingen, niet of niet geheel kunt verzilveren. U had geen jaaropgaven bij u om te controleren of uw inkomsten, zoals die bij de Belastingdienst bekend zijn, juist zijn. Op uw verzoek is toen besloten om inkomensverklaringen uit ons systeem over de jaren 2009 tot en met 2016 naar u op te sturen, zodat u deze kan vergelijken met uw jaaropgaven. Tevens is afgesproken om een nieuwe hoorzitting te plannen op maandag 19 juni 2017 en dat de uitspraak op uw bezwaar zal worden uitgesteld tot na de hoorzitting van 19 juni 2017.”
De in onderdeel 4 van de uitspraak rechtbank vermelde inkomensgegevens zijn bij de e-mail van de inspecteur van 14 juni 2017 aan belanghebbende toegezonden.
3 Geschil in hoger beroep
Evenals voor de rechtbank is in geschil of de inspecteur de hoorplicht heeft geschonden en of belanghebbende recht heeft op een hogere aftrek specifieke zorgkosten.