Home

Gerechtshof Amsterdam, 08-01-2019, ECLI:NL:GHAMS:2019:417, 17/00400

Gerechtshof Amsterdam, 08-01-2019, ECLI:NL:GHAMS:2019:417, 17/00400

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
8 januari 2019
Datum publicatie
20 februari 2019
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2019:417
Zaaknummer
17/00400

Inhoudsindicatie

De woning van belanghebbende bevindt zich op een terrein waar ook woningen staan die voor recreatieve doeleinden worden gebruikt. Anders dan de rechtbank is het Hof van oordeel dat de heffingsambtenaar terecht de aanslag zuiveringsheffing aan belanghebbende heeft opgelegd (en derhalve niet aan de eigenaar van het terrein).

Uitspraak

kenmerk 17/00400

8 januari 2019

uitspraak van derde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

de heffingsambtenaar van het Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht, de heffingsambtenaar,

tegen de uitspraak van 19 juli 2017 in de zaak met kenmerk AMS 16/2851 van de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

[X] te [plaats] (gemeente Uithoorn), belanghebbende,

en

de heffingsambtenaar.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende voor het jaar 2016 – op één aanslagbiljet verenigd – een aanslag zuiveringsheffing woonruimte (€ 53,11) en een aanslag watersysteemheffing ingezetenen (€ 105,43) opgelegd. Het aanslagbiljet is gedagtekend 30 januari 2016.

1.2.

Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de heffingsambtenaar bij uitspraken, gedagtekend 11 maart 2016, de hiervoor genoemde aanslagen gehandhaafd en de bezwaren ongegrond verklaard.

1.3.

Op het tegen de uitspraken op bezwaar door belanghebbende ingestelde beroep heeft de rechtbank in haar uitspraak van 19 juli 2017 als volgt beslist (in de uitspraak wordt belanghebbende als ‘eiser’ en de heffingsambtenaar als ‘verweerder’ aangeduid):

“De rechtbank:

- verklaart het beroep gegrond, voor zover dat betrekking heeft op de aan eiser

opgelegde aanslag zuiveringsheffing;

- vernietigt de bestreden uitspraak, voor zover daarbij de aanslag zuiveringsheffing

in stand is gelaten;

- vernietigt de aan eiser opgelegde aanslag zuiveringsheffing en bepaalt dat deze

uitspraak in de plaats treedt van de bestreden uitspraak voor zover deze is

vernietigd;

- verklaart het beroep voor het overige ongegrond.

- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 46,- aan eiser te vergoeden.”

1.4.

Het tegen de uitspraak van de rechtbank ingestelde hoger beroep van de heffingsambtenaar is bij het Hof ingekomen op 21 augustus 2017 en aangevuld bij brief van 18 september 2017. Belanghebbende heeft geen verweerschrift ingediend.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 november 2018. Belanghebbende is niet verschenen. Namens de heffingsambtenaar zijn verschenen mr. A.J. van Griethuysen en C. Wittekoek. Blijkens gegevens van PostNL is de aan belanghebbende op 25 september 2018 per aangetekende post verzonden uitnodiging om op de zitting te verschijnen, onder vermelding van plaats en tijdstip, op 29 september 2018 bezorgd op het door de belanghebbende aangegeven adres ( [adres] ). Vervolgens is de aangetekende brief op 1 oktober 2018 bij het Hof retour gekomen met de vermelding dat deze is geweigerd. Blijkens de de Basisregistratie personen (BRP) is voornoemd adres het laatst bekende adres van belanghebbende. Het Hof heeft vervolgens de uitnodiging voor de zitting op 3 oktober 2018 bij gewone post aan belanghebbende verstuurd. Belanghebbende is aldus tijdig en op de juiste wijze uitgenodigd, zodat de zitting doorgang heeft kunnen vinden.

Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met de uitspraak wordt meegezonden.

2 Feiten

2.1.

Het Hof stelt de feiten als volgt vast:

2.2.

Aan belanghebbende is ter zake van de onroerende zaak [adres] , gemeente Uithoorn, (hierna: de woning) voor het jaar 2016 een aanslag zuiveringsheffing naar één vervuilingseenheid opgelegd.

2.3.

Volgens de BRP staat belanghebbende uitsluitend ingeschreven op het hiervoor vermelde adres.

2.4.

De woning bevindt zich op een terrein waar ook woningen staan die voor recreatieve doeleinden worden gebruikt. De gebruikers van laatstbedoelde woningen worden voor de zuiveringsheffing op de voet van artikel 19, tweede lid, van de Verordening zuiveringsheffing Amstel, Gooi en Vecht (hierna: de Verordening) aangeslagen door middel van een aanslag bedrijfsruimte aan de exploitant van die woningen.

2.5.

In de Verordening is onder meer het volgende vermeld:

Belastbaar feitArtikel 1Ter bestrijding van kosten die zijn verbonden aan de behartiging van de taak inzake het zuiveren van afvalwater, wordt onder de naam zuiveringsheffing een directe belasting geheven ter zake van het direct of indirect afvoeren op een zuiveringtechnisch werk in beheer bij het waterschap.

Begripsbepalingen

Artikel 2 Deze verordening verstaat onder:(…)f. woonruimte: een ruimte die blijkens haar inrichting bestemd is om als een afzonderlijk geheel te voorzien in woongelegenheid en waarvan de delen blijkens de inrichting van die ruimte niet bestemd zijn om afzonderlijk in gebruik te worden gegeven;g. bedrijfsruimte: een naar zijn aard en inrichting als afzonderlijk geheel te beschouwen terrein of ruimte, niet zijnde een woonruimte, een zuiveringtechnisch werk of een riolering.(…)

Heffingsplicht

Artikel 4 1. Aan de heffing worden onderworpen: a. ter zake van het afvoeren vanuit een woonruimte of een bedrijfsruimte: degene die het gebruik heeft van die ruimte;(…)2. Voor de toepassing van lid 1, onderdeel a, is heffingsplichtig: a. in geval van gebruik van een woonruimte door de leden van een huishouden: degene die door de ambtenaar belast met de heffing is aangewezen; b. in geval van gebruik door degene aan wie een deel van een bedrijfsruimte in gebruik is gegeven: degene die dat deel in gebruik heeft gegeven met dien verstande dat degene die het deel in gebruik heeft gegeven, bevoegd is de heffing als zodanig te verhalen op degene aan wie dat deel in gebruik is gegeven. (…)

Meting, bemonstering en analyse

Artikel 10 1. Het aantal vervuilingseenheden van zuurstofbindende en andere stoffen wordt berekende met behulp van door meting, bemonstering en analyse verkregen gegevens. (…).(…)

Vervuilingswaarde van woonruimten

Artikel 19 1. In afwijking van artikel 10, lid 1, wordt de vervuilingswaarde van de stoffen die vanuit een woonruimte worden afgevoerd, gesteld op drie vervuilingseenheden. De vervuilingswaarde van de stoffen die vanuit een door één persoon gebruikte woonruimte worden afgevoerd, bedraagt één vervuilingseenheid.2. Lid 1 is niet van toepassing op de voor recreatiedoeleinden bestemde woonruimten die zich bevinden op een voor verblijfsrecreatie bestemd terrein dat als zodanig wordt geëxploiteerd. De in de vorige volzin bedoelde woonruimten worden tezamen aangemerkt als een bedrijfsruimte dan wel als onderdeel van een bedrijfsruimte.”

3 Geschil in hoger beroep

In geschil is of de woning moet worden aangemerkt als een voor recreatiedoeleinden bestemde woonruimte die zich bevindt op een voor verblijfsrecreatie bestemd terrein dat als zodanig wordt geëxploiteerd. Bevestigende beantwoording van die vraag heeft als gevolg dat niet artikel 19, eerste lid, Verordening van toepassing is omdat de woning moet worden aangemerkt als een bedrijfsruimte dan wel als onderdeel van een bedrijfsruimte. Alsdan is niet belanghebbende op de voet van artikel 4, tweede lid, aanhef en onderdeel a, van de Verordening belastingplichtig, maar degene die – het deel van – de bedrijfsruimte in gebruik heeft gegeven op de voet van artikel 4, tweede lid, aanhef en onderdeel b, Verordening.

4 Beoordeling van het geschil

5 5. Kosten

6 Beslissing