Home

Gerechtshof Amsterdam, 08-01-2019, ECLI:NL:GHAMS:2019:418, 17/00505 en 17/00511

Gerechtshof Amsterdam, 08-01-2019, ECLI:NL:GHAMS:2019:418, 17/00505 en 17/00511

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
8 januari 2019
Datum publicatie
15 februari 2019
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2019:418
Zaaknummer
17/00505 en 17/00511

Inhoudsindicatie

Aan belanghebbende is een aanslag leges opgelegd voor de aanvraag van een legaliserende bouwaanvraag. Dit in verband met de plaatsing van een berging. Het Hof acht aannemelijk dat de gemeente erin heeft bewilligd dat de berging vrij van vergunning kon blijven, althans dat bij belanghebbende een zodanig vertrouwen is gewekt. De aanslag leges is dan ten onrechte opgelegd.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

kenmerken 17/00505 en 17/00511

8 januari 2019

uitspraak van derde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [plaats] , belanghebbende,

gemachtigde: mr. K. van Driel (Rechtmaat Juristen te Heemskerk)

en het hoger beroep van

de heffingsambtenaar van de gemeente Heemskerk, de heffingsambtenaar,

gemachtigde: drs. J. Slomp, Vereniging van Nederlandse Gemeenten (hierna: VNG)

tegen de uitspraak van 25 augustus 2017 in de zaak met kenmerk HAA 16/3677 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de heffingsambtenaar.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De heffingsambtenaar heeft met dagtekening 24 februari 2016 aan belanghebbende een

aanslag leges opgelegd ten bedrage van € 471,18, welke is onderverdeeld in “Leges plaatsen van een berging [adres] ” (€ 215,20) en “Achteraf ingediende aanvraag (legalisatie)” (€ 255,98).

1.2.

Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak op bezwaar, gedagtekend 13 mei 2016, de hiervoor genoemde aanslag gehandhaafd en het bezwaar ongegrond verklaard.

1.3.

Op het tegen de uitspraak op bezwaar door belanghebbende ingestelde beroep heeft de rechtbank in haar uitspraak van 25 augustus 2017 als volgt beslist (in de uitspraak wordt belanghebbende als ‘eiser’ en de heffingsambtenaar als ‘verweerder’ aangeduid):

“De rechtbank:

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar;

- vermindert de aanslag leges tot een bedrag van € 430,40;

- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 990.

- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 46 aan eiser te vergoeden.”

Procedurekenmerk Hof 17/00505

1.4.

Het tegen de uitspraak van de rechtbank ingestelde hoger beroep van belanghebbende is bij het Hof ingekomen op 3 oktober 2017 en aangevuld bij brief van 30 oktober 2017. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Bij brief van 8 februari 2018 heeft de heffingsambtenaar een nader stuk ingediend.

1.6.

Bij brief van 11 februari 2018 heeft belanghebbende een nader stuk ingediend.

Procedurekenmerk Hof 17/00511

1.7.

Het tegen de uitspraak van de rechtbank ingestelde hoger beroep van de heffingsambtenaar is bij het Hof ingekomen op 3 oktober 2017. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.

1.8.

De heffingsambtenaar heeft bij brief 3 januari 2018 een conclusie van repliek ingediend.

1.9.

Belanghebbende heeft bij brief van 11 februari 2018 een conclusie van dupliek ingediend.

Procedurekenmerken Hof 17/00505 en 17/00511

1.10.

Belanghebbende heeft bij brief van 16 november 2018 nadere stukken ingediend.

1.11.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 november 2018. Namens belanghebbende is verschenen zijn zoon [naam] , vergezeld van de gemachtigde voornoemd. Namens de heffingsambtenaar zijn verschenen P.N.A. van der Post en G. Lukken, vergezeld van de gemachtigde van de heffingsambtenaar, voornoemd.

Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 2. Feiten

2.1.

De rechtbank heeft in haar uitspraak de navolgende feiten vastgesteld:

“1. Eiser heeft in het jaar 2000 het perceel [adres] gekocht van de gemeente Heemskerk.

2. De gemeente Heemskerk heeft op 20 januari 2016 van eiser een aanvraag tot het afgeven van een omgevingsvergunning voor het plaatsen van een berging op genoemd adres ontvangen. Het betrof een achteraf ingediende aanvraag (legalisering). In verband hiermee is eiser een aanslag leges van € 471,18 opgelegd. Blijkens de aanslag is dit bedrag als volgt opgebouwd:

“Omschrijving Te betalen bedrag

Leges plaatsen van een berging [adres] 215,20

Achteraf ingediende aanvraag (legalisatie) 255,98

FACTUURTOTAAL 471,18 ”

3. De Verordening op de heffing en de invordering van leges gemeente Heemskerk 2016 (hierna: de verordening) houdt, voor zover hier van belang, in:

"Artikel 2 Belastbaar feit

Onder de naam ‘leges’ worden rechten geheven voor:

a. het genot van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten:

b. (...);

een en ander zoals genoemd in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel.

Artikel 3 Belastingplicht

Belastingplichtig is de aanvrager van de dienst, (...) dan wel degene ten behoeve van wie de dienst is verleend of de handelingen zijn verricht.

(…)

Artikel 5 Maatstaven van de heffing en de tarieven

1. De leges worden geheven naar de maatstaven en de tarieven, opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel.

(…)

3. Voor de berekening van de leges wordt een gedeelte van een in de tarieventabel genoemde eenheid als een volle eenheid aangemerkt.”

4. In de bij de verordening behorende Tarieventabel leges Heemskerk (hierna: de tarieventabel) is in Titel 2, Hoofdstuk 3, onder meer het volgende opgenomen

“Hoofdstuk 3 Omgevingsvergunning

2.3.1

Bouwactiviteiten

2.3.1.1 Indien de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een

bouwactiviteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wabo,

bedraagt het tarief:

2.3.1.1.1 2.500 euro of minder bedragen voor ieder 500 euro of gedeelte daarvan € 38,40

met een minimum van € 215,20

(…)

Achteraf ingediende aanvraag

2.3.1.4. Onverminderd het bepaalde in hoofdstuk 3 bedraagt het tarief, indien

de in dat onderdeel bedoelde aanvraag wordt ingediend na aanvang of

gereedkomen van de activiteit: 30%

van de op grond van dat onderdeel verschuldigde leges

(…)

2.3.3

Planologisch strijdig gebruik waarbij tevens sprake is van een bouwactiviteit

Indien de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een

activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo, en

tevens sprake is van een bouwactiviteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste

lid, onder a, van de Wabo, bedraagt het tarief, onverminderd het bepaalde

in onderdeel 2.3.1:

(…)

2.3.3.2 indien artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2°, van de Wabo i

beoordeeld (buitenplanse kleine afwijking): € 215,20”

5. In het Gemeenteblad van de Gemeente Heemskerk, nr. 96, d.d. 23 november 2004, is onder meer het volgende vermeld:

“onderwerp: vaststelling Legesverordening 2005

Aan de raad,

Inleiding

Voor u ligt de Legesverordening voor hernieuwde vaststelling. Naast de wijziging van een aantal tarieven, stellen wij ook inhoudelijke aanpassingen voor die samenhangen met ontwikkelingen in de jurisprudentie en met nieuw beleid.

Voorgesteld besluit

De Legesverordening 2005 vast te stellen.

Motivering/toelichting voorgesteld besluit

(…)

Met betrekking tot de bouwleges achten wij het gewenst om een verhoging van de verschuldigde leges toe te kunnen passen indien een aanvankelijk illegaal bouwwerk alsnog wordt gelegaliseerd. Enerzijds ter dekking van de extra kosten die met de dienstverlening samenhangen en anderzijds in aansluiting op het actieve beleid dat de gemeente voert gericht op het tegen gaan van illegale bouw. In dat verband stellen wij u voor om in de Legesverordening een bepaling op te nemen welke het mogelijk maakt om de verschuldigde leges voor het in behandeling nemen van een aanvraag voor het verkrijgen van een bouwvergunning met 25 procent te verhogen indien het de legalisering van een illegaal bouwwerk betreft.

(…)

Heemskerk, 23 november 2004

Burgemeester en wethouders van Heemskerk

(…)”

6. In een brief van 31 mei 2016 aan eiser en [naam] schrijft de gemeente Heemskerk, bureau Leefomgeving, onder meer:

“2. Op de huurovereenkomst en uit foto’s lijkt het alsof de originele erfafscheiding nog steeds intact is. Door het omzetten van de huurovereenkomst naar een koopovereenkomst zijn de bewoners eigenaar geworden van de aanwezige erfafscheidingen, hierdoor is het niet mogelijk voor de gemeente om een aanvraag om omgevingsvergunning in te dienen. Dit dient te gebeuren door de eigenaar zelf. De gemeente is bereid u tegemoet te komen door geen legeskosten in rekening te brengen voor het in behandeling nemen van de omgevingsvergunning.”

(…)”

2.2.

Nu de hiervoor vermelde feiten door partijen op zichzelf niet zijn bestreden, zal ook het Hof daarvan uitgaan. In aanvulling hierop voegt het Hof nog de volgende feiten toe.

2.3.

De onderhavige bouwleges hebben betrekking op een berging van 4,8 x 3,3 x 2,3 (l x b x h) die in 1991 is gebouwd op een perceel dat toen in eigendom was van de gemeente en aan belanghebbende werd verhuurd. Dit perceel is in 2000 door de gemeente aan belanghebbende verkocht.

2.4.

Tot de stukken behoort een kopie van een verslag van een gesprek van een (niet genoemde) vertegenwoordiger van de gemeente Heemskerk met onder meer belanghebbende en [zoon] , mede door belanghebbende ondertekend op 22 januari 2016. In dit stuk is onder meer het volgende vermeld:

“1. [Belanghebbende] toont een document uit het jaar 2000 waaruit zou blijken dat (…) in dat jaar [belanghebbende] (…) het perceel van de gemeente heeft gekocht inclusief de berging waarvoor nu (…) een aanvraag wordt ingediend.Gezien het feit dat de gemeente de grond heeft gekocht [het Hof leest: verkocht] inclusief de op [het] perceel staande bebouwing vinden zowel (…) [zoon] als (…) dat de kosten gemoeid met een aanvraag omgevingsvergunning voor de gemeente moeten zijn. Niet ter discussie staat het feit dat de berging er nu illegaal staat en dat er een vergunning aangevraagd dient te worden.(…)Ruimte voor op- of aanmerkingen:[handgeschreven] Wij gaan alleen akkoord mits de gemeente zijn verantwoording hierin draagt. In de kosten (legeskosten) van deze aanvraag.”

2.5.

In het verweerschrift in eerste aanleg is onder meer het volgende vermeld:

“Legesnota (…)Leges plaatsen berging [adres] : € 215,20Achteraf ingediende aanvraag (legalisatie) : € 255,98Totaal bedrag : € 471,18

Als gevolg van een administratieve omissie is het legesbedrag zoals vermeld op de legesnota niet volledig juist en onvoldoende duidelijk wat betreft de samenstelling.Uit onderstaande toelichting blijkt de juiste opbouw en omvang van het verschuldigde bedrag.(…)

Nieuwbouwkosten : 2.400,00 euroReductie > dan 10 jaar oud : 1.600 euro (…)Basis voor bouwleges : 800,00 euroTarief te heffen bouwleges : 215,20 euro (…)Tarief voor ontheffing bp : 215,20 euro (buitenplanse kleine afwijking)Basistarief voor legalisatie : 64,56 euro (30% van bouwleges, artikel 2.3.1.4)Totaal te betalen leges : 494,96 euroIn rekening gebracht : 471,18 (administratieve onjuistheid, geen naheffing).”

2.6.

Ter zitting van het Hof is door [zoon] onder meer het volgende verklaard:

“De aantekening onder het gespreksverslag is van mijn hand. Ik heb dat opgeschreven voor mijn ouders. Er is uitgebreid met de gemeente gesproken over de aanvraag voor een legaliserende vergunning voor de berging. De gemeente kon de vergunning niet aanvragen. Toen heb ik gezegd ik wil dat wel doen, maar daar gaan mijn ouders geen leges voor betalen. Toen is door de heer Lukken gezegd “dat komt wel goed”. Zo is het in het kort gegaan.

Ik wil dat ook wat uitgebreider toelichten. Het zit namelijk zo. De standplaatsen voor woonwagens waar wij het hier over hebben, zijn aangelegd voor onze familie. Het ging in totaal om drie kavels met drie opstallen. Mijn ouders huurden één perceel met opstallen. Toen mijn ouders de standplaats gingen huren in 1991, is tegen een ambtenaar van de gemeente gezegd dat zij een berging wilden neerzetten op het perceel. Mijn ouders hebben toen gevraagd of zij daar een vergunning voor nodig hadden. Neen, werd gezegd door de ambtenaar waar zij toen contact mee hadden. Dat was in 1991. Dat zij de berging mochten neerzetten is toen mondeling goedgekeurd. U vraagt mij naar de naam van deze ambtenaar. Dat was de heer [ambtenaar Y] . Wij hebben alle stukken van vroeger bewaard. Dus de huurcontracten, koopcontracten en foto’s. Vandaar dat wij alles in detail nog zo weten. Mijn ouders hebben voordat zij het perceel met de opstallen in het jaar 2000 overnamen van de gemeente eerst tien jaar huur betaald. In de huursom zat ook de berging begrepen. Toen wij bij de notaris zaten in het jaar 2000 is heel nauwkeurig gekeken naar de tekening van het perceel. Alles wat op het perceel stond en gehuurd werd door mijn ouders, is door mijn ouders gekocht. De berging stond ook op de tekening en werd dus ook gekocht. Nooit is door de gemeente iets opgemerkt over deze berging. Als deze illegaal zou zijn geplaatst, dan had het toch voor de hand gelegen dat de gemeente daarover iets zou hebben opgemerkt bij de verkoop in het jaar 2000.”

2.7.

Ter zitting van het Hof is namens de heffingsambtenaar onder meer het volgende verklaard:

“- Wij hebben niet gereageerd op het gespreksverslag. (…) Ik heb ook niet tijdens dat bewuste gesprek gezegd dat geen leges geheven zouden worden. Ik betwist dan ook dat ik gezegd zou hebben dat het wel goed komt met de leges. Als ik het wel zo heb gezegd dan bedoelde ik daarmee dat het wel goed kwam met de aanvraag voor de legaliserende omgevingsvergunning. Met betrekking tot de erfafscheiding is heel duidelijk verklaard dat geen leges geheven zouden worden. Het ging hier om een erfafscheiding die is geplaatst door de gemeente zelf. De berging is echter geplaatst door belanghebbende. (…)

- U vraagt mij wie de heer [ambtenaar Y] is. De heer [ambtenaar Y] was werkzaam voor de gemeente Heemskerk. Hij werkt inmiddels al een kleine tien jaar niet meer voor de gemeente. De heer [ambtenaar Y] verzorgde het contact tussen de gemeente en de woonwagenbewoners. Hij was voor de woonwagenbewoners het aanspreekpunt namens de gemeente. Voor wat betreft het verlenen van vergunningen had hij echter geen mandaat. Hij was dus niet bevoegd om te verklaren dat de berging geplaatst kon worden zonder vergunning.”

3 3. Geschil in hoger beroep

In hoger beroep is het volgende in geschil:

  1. is de heffingsambtenaar ontvankelijk in zijn hoger beroep;

  2. is de Verordening waar het betreft de onderdelen 2.3.1.1.1, 2.3.1.4 en 2.3.3.2 verbindend;

  3. is de tariefverhoging als vermeld in onderdeel 2.3.1.4 van de Verordening terecht in de aanslag begrepen, in het bijzonder de vraag of het de gemeente heeft vrijgestaan om zonder overgangsmaatregel ter zake van een reeds lang bestaande situatie in de heffing van leges voor een legaliserende bouwaanvraag “als prikkel” een opslag van 30% mee in aanmerking te nemen;

  4. heeft de heffingsambtenaar door van belanghebbende leges te heffen ter zake van de aanvraag bouwvergunning voor een berging het vertrouwensbeginsel geschonden;

  5. heeft belanghebbende recht op een integrale vergoeding van zijn proceskosten.

Partijen hebben geen grieven naar voren gebracht ter zake van de beslissing van de rechtbank betreffende de tijdigheid en in verband daarmee de ontvankelijkheid van het beroep. Het Hof volgt de hierover door de rechtbank genomen beslissing.

4 Beoordeling van het geschil

5 5. Kosten

6 6. Beslissing