Gerechtshof Amsterdam, 04-12-2019, ECLI:NL:GHAMS:2019:4230, 18/00468
Gerechtshof Amsterdam, 04-12-2019, ECLI:NL:GHAMS:2019:4230, 18/00468
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 4 december 2019
- Datum publicatie
- 4 december 2019
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2019:4230
- Zaaknummer
- 18/00468
Inhoudsindicatie
Vervoerskosten niet aannemelijk gemaakt met een enkele verwijzing naar 9292.nl
Uitspraak
kenmerk 18/00468
19 november 2019
uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] , wonende te [Z] , belanghebbende,
(gemachtigde: M. Collij)
tegen de uitspraak in de zaak met kenmerk HAA 17/5355 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de inspecteur van de Belastingdienst, inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft met dagtekening 7 januari 2017 aan belanghebbende voor het jaar 2015 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 17.566.
Belanghebbende heeft bezwaar ingediend. De inspecteur heeft bij uitspraak van 20 oktober 2017 de aanslag verminderd tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 15.351.
Bij uitspraak van 5 juli 2018 heeft de rechtbank het daartegen door belanghebbende ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Het tegen deze uitspraak door belanghebbende ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 14 augustus 2018, aangevuld bij brief van 15 september 2018. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Partijen hebben het Hof toestemming gegeven tot het achterwege laten van een onderzoek ter zitting. Hierna heeft het Hof het onderzoek gesloten.
2 Tussen partijen vaststaande feiten
De rechtbank heeft onder meer de volgende feiten vastgesteld (in deze uitspraak is belanghebbende aangeduid als ‘eiseres’ en de inspecteur als ‘verweerder’):
“1. Eiseres geniet in 2015 een bedrag van € 17.566 aan inkomsten.
2. Eiseres bezit geen auto.
3. Op 14 april 2016 is de aangifte IB/PVV 2015 ingediend. In deze aangifte is een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 15.245 aangegeven, bestaande uit de inkomsten van € 17.566 en een persoonsgebonden aftrek (specifieke zorgkosten) van € 2.321. De specifieke zorgkosten bestaan uit uitgaven voor vervoer voor € 50, dieetkosten voor € 850, extra uitgaven voor kleding en beddengoed voor € 310 en genees- en heelkundige hulp voor € 32.
4. Met dagtekening 25 juni 2016 wordt door verweerder aan eiseres verzocht om informatie met betrekking tot de specifieke zorgkosten en is verzocht om een reactie te geven vóór 16 juli 2016. Hierbij wordt onder meer verzocht bij vervoerskosten een berekening van de opgevoerde kosten met de bijbehorende bewijsstukken zoals afsprakenkaarten aan te leveren. In de brief van 1 juli 2016 heeft verweerder de termijn voor indienen van informatie verlengd tot 23 juli 2016.
5. In de brief van 20 september 2016 verstrekt eiseres informatie en stuurt diverse bescheiden mee. Er zijn geen nadere bescheiden omtrent de vervoerskosten overgelegd.
6. Met dagtekening 14 november 2016 wordt een voornemen tot afwijking van de aangifte verzonden. Hierop wordt geen reactie ontvangen. Vervolgens wordt de aanslag vastgesteld, waarbij het belastbaar inkomen uit werk en woning is vastgesteld op € 17.566.
7. In de bezwaarfase stelt eiseres zich op het standpunt dat de vervoerskosten € 25 bedragen.
8. In de uitspraak op bezwaar heeft verweerder van het bedrag van specifieke zorgkosten, een bedrag van € 2.215 in aftrek toegelaten. De vervoerskosten zijn niet geaccepteerd. De dieetkosten (€ 850), extra uitgaven voor kleding en beddengoed (€ 310) alsmede de genees- en heelkundige hulp (€ 33) zijn wel in aftrek toegelaten.”
Nu de hiervoor vermelde feiten door partijen niet zijn bestreden, zal ook het Hof daarvan uitgaan.
3 Geschil in hoger beroep
Evenals in eerste aanleg is in hoger beroep in geschil of belanghebbende aanspraak kan maken op aftrek van specifieke zorgkosten tot een bedrag van € 20, voor reiskosten in verband met medische behandelingen.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken.