Gerechtshof Amsterdam, 10-12-2019, ECLI:NL:GHAMS:2019:4365, 19/00047
Gerechtshof Amsterdam, 10-12-2019, ECLI:NL:GHAMS:2019:4365, 19/00047
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 10 december 2019
- Datum publicatie
- 25 december 2019
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2019:4365
- Zaaknummer
- 19/00047
Inhoudsindicatie
Douane. Vergunning AV en aanzuiveringsafrekening. Het te laat indienen van de aanzuiveringsafrekening leidt niet tot verzuim zonder werkelijke gevolgen (artikel 859 UCDW), omdat sprake is van nalatigheid. Belanghebbende heeft geen omstandigheden aangevoerd ter verklaring van de te late indiening van de aanzuiveringsafrekening. Dat belanghebbende deze werkzaamheden heeft overgedragen aan een douanevertegenwoordiger, doet hier niet aan af.
Hoger beroep gegrond.
Uitspraak
kenmerk 19/00047
10 december 2019
uitspraak van de meervoudige douanekamer
op het hoger beroep van
de inspecteur van de Belastingdienst/Douane, de inspecteur.
tegen de uitspraak in de zaak met kenmerk HAA 16/3507 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
de inspecteur
en
[X] , gevestigd te [plaats] , belanghebbende,
(gemachtigde: mr. ing. B.J.B. Boersma RB)
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft met dagtekening 19 februari 2016 aan belanghebbende een uitnodiging tot betaling (hierna: utb) uitgereikt ten bedrage van € 412.715,35 aan definitieve antidumpingrechten en € 100,28 aan compenserende interest.
Na daartegen gemaakte bezwaar heeft de inspecteur bij uitspraak op bezwaar, gedagtekend 9 juni 2016, de utb gehandhaafd.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld. De rechtbank heeft in haar uitspraak van 17 december 2018 als volgt beslist (belanghebbende wordt in de uitspraak van de rechtbank aangeduid als ‘eiser’ en de inspecteur als ‘verweerder’):
“De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vermindert de utb tot € 360.540,84 met dienovereenkomstige vermindering van de compenserende interest;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.500;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 334 aan eiseres te vergoeden.”
Het tegen deze uitspraak door de inspecteur ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 17 januari 2019. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 november 2019. Namens belanghebbende is verschenen de gemachtigde voornoemd. Namens de inspecteur zijn verschenen mr. A.J.M. Koopman, M.H. van der Bij en N.M.M. Lever. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2 Tussen partijen vaststaande feiten
De rechtbank heeft de volgende feiten vastgesteld:
“1. Blijkens een uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel van 4 januari 2016 bestaan de activiteiten van eiseres uit de vervaardiging van producten van rubber (geen banden) en van lijm en bereide kleefmiddelen. Zij houdt zich bezig met de fabricage van en de handel in transportbanden, brandslangen, aanverwante artikelen en grondstoffen daarvoor.
2. Op 20 juli 2012 is aan eiseres voor de eerste keer een vergunning actieve veredeling schorsingssysteem (hierna ook: AV/S) verleend. De ingangsdatum van de vergunning is 15 mei 2012 en de vervaldatum is 14 mei 2015. De aanzuiveringstermijn is drie maanden. In de vergunningsvoorwaarden staat onder het kopje “Aanzuiveringsafrekening” dat deze binnen 30 dagen na het verstrijken van de aanzuiveringstermijn moet worden ingediend. Onder het kopje “Individuele voorwaarden” staat hoe de aanzuiveringsafrekening moet worden ingediend.
3. In een controlerapport (initieel onderzoek) van 12 oktober 2012 wordt geconcludeerd dat eiseres in aanmerking kan komen voor de vergunning AV/S.
4. Op 18 februari 2013 heeft verweerder een gewijzigde vergunning AV/S verleend. De ingangsdatum van de vergunning is 15 mei 2012 en de vervaldatum is 14 mei 2015. De aanzuiveringstermijn is zes maanden. In de vergunningsvoorwaarden staat onder het kopje “Aanzuiveringsafrekening” dat deze binnen 30 dagen na het verstrijken van de aanzuiveringstermijn moet worden ingediend. Onder het kopje “Individuele voorwaarden” staat hoe de aanzuiveringsafrekening moet worden ingediend.
5. Met ingang van 3 april 2013 heeft eiseres goederen onder de douaneregeling AV/S geplaatst. [Douanevertegenwoordiger] te [plaats] (hierna: [Y] ) is door eiseres ingeschakeld om de aanzuiveringsafrekeningen bij te houden. Eiseres had al eerder van de diensten van [Y] gebruik gemaakt.
6. Een e-mailbericht van 24 september 2013 van [A] , werkzaam bij eiseres, aan [B] , werkzaam bij [Y] , met als onderwerp: ‘aanzuivering staalkoord [eiseres] – 1e levering’ houdt, voor zover van belang, onder meer in:
“Onderstaande afroep van staalkoord willen we graag Douane technisch afronden.
3-Oktober is deadline, dan is de periode van 6 maanden na afroep verstreken
(…)
Graag organiseren en in gang zetten.
Indien verder informatie nodig dit graag aangeven.
Tevens graag een afspraak met de Douane organiseren in Oktober voor toetsing – ik ben verhinderd van 4 t/m 11 oktober.”
7. Op 28 oktober 2013 heeft verweerder aan eiseres een model voor de aanzuiveringsafrekening toegestuurd.
8. Op 21 oktober 2014 heeft een klantmanager van verweerder een bespreking met [A] in het kader van de vergunning AV/S. Daarbij is een brief overhandigd waarin is gewezen op het belang zich aan alle in de vergunning gestelde voorwaarden te houden. In het KRM journaal staat hierover:
“Uitleg brief in het kader van het stringenter uitvoeren van de bepalingen in de vergunning. De brief is ter plekke uitgereikt en besproken.
Uitleg gegeven dat er specifiek gelet wordt op overschrijding van douanewaarde en hoeveelheden.
(…)
Aangegeven dat niet tijdige inlevering van de aanzuiveringsafrekeningen de verantwoording blijft van [eiseres].”
9. Op 23 april 2015 heeft [A] telefonisch aan een klantcoördinator van verweerder gemeld dat er ‘met de aanzuiveringsafrekening mogelijk wat niet goed gaat’.
10. Op 29 april 2015 heeft de klantcoördinator gesproken met [A] en [B] . [A] heeft onder meer medegedeeld dat met ingang van 3 april 2013 voor $ 1.250.000 onder de regeling is geplaatst, maar dat is verzuimd daarvoor een aanzuiveringsafrekening in te dienen, dat de aanzuiveringstermijn van zes maanden bijna nooit is gehaald, dat eiseres de aanzuiveringstermijn niet zo strikt interpreteerde als nodig is en dat zowel [Y] als eiseres de voorwaarden van de vergunning hebben onderschat. Afgesproken is dat in de nieuwe vergunning een aanzuiveringstermijn van twaalf maanden zal worden opgenomen.
11. Naar aanleiding hiervan heeft verweerder een controle bij eiseres uitgevoerd betreffende de naleving van de vergunningsvoorwaarden in de periode van 15 mei 2012 tot 15 mei 2015. Het controlerapport van 1 december 2015 houdt, voor zover van belang, onder meer in:
“4.4 Inleveren aanzuiveringsrekening
(…)
In april 2015 heeft [eiseres] contact opgenomen met de Douane waarin wordt gemeld dat het een en ander niet loopt zoals het zou moeten gaan. Op 29 april 2015 vindt een gesprek plaats tussen de Douane en [eiseres]. Vervolgens wordt begin mei (de rechtbank begrijpt: 2015) een aanzuiveringsafrekening door [eiseres] ingediend van de goederen die in de periode 2013 en 2014 onder de regeling AVS zijn gebracht. Eind juni (de rechtbank begrijpt: 2015) wordt een aanzuiveringsafrekening ingediend voor eerste half jaar van 2015.
Beoordeling aanzuiveringsafrekeningen
(…)
AVS
In de vergunning is een aanzuiveringstermijn van zes maanden opgenomen. Tijdens de controle is gebleken dat voor een douanewaarde van € 194.883,38 aan AVS-goederen binnen de aanzuiveringstermijn zijn wederuitgevoerd en dat voor een deel van € 59.686,76 dat niet het geval was. Ook is vastgesteld dat men niet heeft voldaan aan de vergunning voorwaarden zoals beschreven in hoofdstuk 4.4 (het niet tijdig indienen van de aanzuiveringsafrekening). Men zal alsnog ADH moeten betalen over beide bedragen.
Nog te betalen ADH 2012 (de rechtbank begrijpt: 2013) € 49.425,89
Nog te betalen ADH 2013 (de rechtbank begrijpt: 2014) € 85.447,88
Nog te betalen ADH 2015 € 18.996,52
(…)”
Nu daartegen door partijen geen bezwaren zijn ingebracht, gaat ook het Hof van die feiten uit. In aanvulling op de door de rechtbank vastgestelde feiten stelt het Hof de volgende feiten vast.
Op grond van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 102/2012 van de Raad van 27 januari 2012 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op stalen kabels van oorsprong uit de Volksrepubliek China (…), zoals uitgebreid tot stalen kabels verzonden uit Marokko, Moldavië en de Republiek Korea, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit deze landen (…), was ten tijde van de plaatsing van de invoergoederen (kabels en strengen van ijzer of staal van GN-code 7312 1081) onder de regeling actieve veredeling een definitief antidumpingrecht van toepassing van 60,4%.
3 Geschil in hoger beroep
In hoger beroep is uitsluitend in geschil of de rechtbank de utb terecht heeft verminderd met een bedrag van € 52.174,51, zoals door de inspecteur wordt bestreden en door belanghebbende wordt bevestigd.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in
de van hen afkomstige stukken. Voor hetgeen zij daaraan ter zitting hebben toegevoegd wordt verwezen naar de naar aanleiding van het verhandelde ter zitting opgemaakte proces-verbaal.