Home

Gerechtshof Amsterdam, 10-10-2019, ECLI:NL:GHAMS:2019:4591, 18/00432

Gerechtshof Amsterdam, 10-10-2019, ECLI:NL:GHAMS:2019:4591, 18/00432

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
10 oktober 2019
Datum publicatie
25 december 2019
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2019:4591
Zaaknummer
18/00432

Inhoudsindicatie

WOZ. Heffingsambtenaar heeft ten onrechte geen rekening gehouden met slechte staat van de fundering.

Uitspraak

kenmerk 18/00432

10 oktober 2019

uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

Stichting tot Behoud van het Monument [A gracht ] [1], gevestigd te Amsterdam, belanghebbende,

tegen de uitspraak van 19 juni 2018 in de zaak met kenmerk AMS 17/6625 van de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam, de heffingsambtenaar.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De heffingsambtenaar heeft bij beschikking krachtens artikel 22 van de Wet waardering

onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) met dagtekening 28 februari 2017 de waarde van de onroerende zaken [A gracht ] [1-B] , [1-C] en [1-D] te Amsterdam (hierna afzonderlijk: de woning, en gezamenlijk: de woningen) voor het jaar 2017 (hierna ook: de WOZ-waarde) vastgesteld op respectievelijk € 454.000, € 454.000 en € 523.500. In hetzelfde geschrift zijn ook de aanslagen onroerendezaakbelastingen 2017 bekend gemaakt.

1.2.

Belanghebbende heeft tegen voormelde beschikking bezwaar gemaakt. De

heffingsambtenaar heeft bij uitspraak van 10 oktober 2017 de vastgestelde waarden gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld bij de rechtbank.

Bij de uitspraak van 19 juni 2018 heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Het tegen de uitspraak van de rechtbank ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 20 juli 2018. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 januari 2019, alwaar het onderzoek

is geschorst teneinde de heffingsambtenaar in de gelegenheid te stellen het Hof nader te informeren over de staat van de fundering van de woningen en van de vergelijkingsobjecten. Het van het verhandelde ter zitting opgemaakte proces-verbaal is op 18 januari 2019 aan partijen verzonden.

1.6.

Belanghebbende heeft nadere stukken ingediend met dagtekening 16 januari 2019, 13 maart 2019, 1 mei 2019 en 24 juni 2019. De heffingsambtenaar heeft nadere stukken ingediend met dagtekening 26 februari 2019, 10 april 2019 en 23 mei 2019. Afschriften van deze stukken zijn steeds aan de wederpartij gezonden.

Desgevraagd hebben partijen laten weten geen nadere zitting op prijs te stellen; het Hof heeft daarop het onderzoek gesloten.

2 Feiten

2.1.

Aangezien de uitspraak van de rechtbank geen afzonderlijke vaststelling van de feiten bevat, stelt het Hof de feiten als volgt vast.

2.2.

Belanghebbende is eigenaar van de woningen [A gracht ] [1-B] , [1-C] en [1-D] . De woningen zijn verhuurd en bevinden zich in een pand dat is geplaatst op de monumentenlijst. De woning [A gracht ] [1-B] is gesitueerd op de tweede verdieping van het pand en heeft een oppervlakte van 77 m². De woning [A gracht ] [1-C] bevindt zich op de derde verdieping van het pand en heeft eveneens een oppervlakte van 77 m². De woning [A gracht ] [1-D] is een zolder op de vierde verdieping met een vliering. De zolder heeft een oppervlakte van 77 m² en de vliering van 40 m².

3 Geschil in hoger beroep

3.1.

Evenals in eerste aanleg is bij het Hof in geschil of de WOZ-waardes van de woningen te hoog zijn vastgesteld.

3.2.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Voor hetgeen zij daaraan ter zitting hebben toegevoegd wordt verwezen naar het van het verhandelde ter zitting opgemaakte proces-verbaal.

4 Overwegingen van de rechtbank

5 Beoordeling van het geschil

6 Kosten

7 Beslissing