Home

Gerechtshof Amsterdam, 03-09-2019, ECLI:NL:GHAMS:2019:5024, 17/00564

Gerechtshof Amsterdam, 03-09-2019, ECLI:NL:GHAMS:2019:5024, 17/00564

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
3 september 2019
Datum publicatie
27 mei 2020
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2019:5024
Formele relaties
Zaaknummer
17/00564

Inhoudsindicatie

WOZ woning; 8:42 Awb; geen schending hoorplicht; Hof maakt zelf berekening van de inhoud van de woning en stelt waarde in goede justitie vast.

Uitspraak

kenmerk 17/00564

8 oktober 2019

uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z] , belanghebbende,

tegen de uitspraak van 10 oktober 2017 in de zaak met kenmerk HAA 16/5830 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de heffingsambtenaar van de gemeente [ZZ] (Noord-Holland), de heffingsambtenaar.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De heffingsambtenaar heeft, bij een op de voet van artikel 22 van de Wet waardering

onroerende zaken (hierna: Wet WOZ) genomen beschikking met dagtekening 29 februari 2016, de waarde (hierna ook: WOZ-waarde) van de onroerende zaak [A-straat] 3 te [Z] (hierna: de woning) voor het jaar 2016 vastgesteld op € 346.000. In hetzelfde geschrift zijn ook aanslagen onroerendezaakbelasting (hierna: OZB), rioolheffing en afvalstoffenheffing voor het jaar 2016 voor die onroerende zaak bekend gemaakt.

1.2.

De heffingsambtenaar heeft bij uitspraak op bezwaar van 13 december 2016 de WOZ-

waarde voor het jaar 2016 gehandhaafd, evenals de aanslagen OZB, rioolheffing en afvalstoffenheffing 2016.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen die uitspraak beroep ingesteld. De rechtbank heeft bij

uitspraak van 10 oktober 2017 het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Het tegen de uitspraak van de rechtbank ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 13 november 2017. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Op 28 mei 2019 heeft belanghebbende een nader stuk ingediend.

1.6.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 juni 2019. Belanghebbende is

verschenen, vergezeld door zijn [B] . Namens de heffingsambtenaar is verschenen C.H. Polle. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

1.7.

Na sluiting van het onderzoek ter zitting is door het Hof een brief van belanghebbende ontvangen met dagtekening 25 juli 2019. In de inhoud van die brief heeft het Hof geen aanleiding gezien het onderzoek te heropenen.

2 Feiten

2.1.

De rechtbank heeft de feiten in haar uitspraak als volgt vastgesteld:

“1. Eiser is eigenaar van de woning. De woning is een vrijstaande woning met inpandige garage. De oppervlakte van het perceel is 490 m².”

2.2.

Nu de hiervoor vermelde feiten door partijen op zichzelf niet zijn bestreden, zal ook het Hof daarvan uitgaan.

3 Geschil in hoger beroep

Het Hof begrijpt de stukken en uitlatingen ter zitting van belanghebbende aldus dat in hoger beroep in geschil is of:

a. a) artikel 8:42 Awb is geschonden omdat niet alle op de zaak betrekking hebbende stukken zijn ingebracht en belanghebbende in zijn procesbelang is geschaad door het in eerste aanleg laattijdig indienen van het verweerschrift;

b) de heffingsambtenaar niet tijdig uitspraak op bezwaar heeft gedaan;

c) de heffingsambtenaar de hoorplicht heeft geschonden;

d) de WOZ-waarde van de woning voor het jaar 2016 niet te hoog is vastgesteld;

e) de aanslagen rioolheffing en afvalstoffenheffing voor het jaar 2016 terecht en naar de juiste bedragen zijn vastgesteld;

f) belanghebbende een vergoeding van proceskosten ten onrechte is onthouden.

Verder is in geschil of de heffingsambtenaar en de rechtbank het motiveringsbeginsel hebben geschonden in het bijzonder ook in verband met het geschilpunt onder e.

4 Overwegingen van de rechtbank

5 Beoordeling van het geschil

6 Kosten

7 Beslissing