Gerechtshof Amsterdam, 07-02-2019, ECLI:NL:GHAMS:2019:520, 18/00180
Gerechtshof Amsterdam, 07-02-2019, ECLI:NL:GHAMS:2019:520, 18/00180
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 7 februari 2019
- Datum publicatie
- 28 mei 2019
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2019:520
- Zaaknummer
- 18/00180
Inhoudsindicatie
Inkomstenbelasting, zorgkosten: belanghebbende maakt niet aannemelijk dat hij recht heeft op een hogere aftrek van uitgaven voor specifieke zorgkosten dan reeds is toegekend. Wel is sprake van een schending van de hoorplicht, omdat de inspecteur in de bezwaarfase het verzoek van belanghebbende om telefonisch te worden gehoord zonder gegronde redenen heeft afgewezen.
Uitspraak
Kenmerk 18/00180
7 februari 2019
uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[naam] , te [woonplaats] , belanghebbende,
gemachtigde: M. Collij,
tegen de uitspraak van 28 februari 2018 in de zaak met kenmerk HAA 17/2144 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft met dagtekening 25 november 2016 aan belanghebbende voor het jaar 2015 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 10.534 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 733 (hierna: de aanslag IB/PVV 2015).
Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de inspecteur bij uitspraak, gedagtekend 10 maart 2017, de aanslag IB/PVV 2015 verminderd tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 10.109 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 733.
Bij uitspraak van 28 februari 2018 heeft de rechtbank het daartegen door belanghebbende ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Het tegen deze uitspraak ingestelde hoger beroep van belanghebbende is bij het Hof ingekomen op 10 april 2018 en is aangevuld bij brief van 3 mei 2018. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Op 8 januari 2019 is bij het Hof een nader stuk van belanghebbende ingekomen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 januari 2019. Namens belanghebbende is verschenen gemachtigde voornoemd. Namens de inspecteur zijn verschenen mr. M.S.H. Lange en L.J. Keijzer. Ter zitting is het hoger beroep gelijktijdig behandeld met de zaak met kenmerk AMS 18/00181 (van belanghebbendes echtgenote).Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2 Feiten
In de uitspraak van de rechtbank zijn de navolgende feiten vastgesteld. Belanghebbende is in deze uitspraak aangeduid als ‘eiser’, de inspecteur als ‘verweerder’.
“1. Eiser is geboren op [geboortedatum] . Op 10 februari 2016 heeft eiser voor het jaar 2015 aangifte ib/pvv (hierna: de aangifte) gedaan naar een verzamelinkomen van € 11.267. De aangifte is als volgt samengesteld:
Loon: € 10.534
Specifieke zorgkosten
Medicijnen € 567
Uitgaven hulpmiddelen € 15
Uitgaven voor vervoer ivm ziekte/invaliditeit € 500
Dieetkosten € 950
Extra uitgaven kleding en beddengoed € 310
Genees- en heelkundige hulp € 203
Af: drempel € 376
Aftrek specifieke zorgkosten € 4.816
Verzamelinkomen : € 11.267
2. Verweerder heeft bij de uitspraak op bezwaar, zoals toegelicht in het verweerschrift de volgende specifieke zorgkosten op de hierna te noemen wijze in aftrek toegelaten:
Medicijnen € 23
Uitgaven hulpmiddelen € 15
Uitgaven voor vervoer ivm ziekte/invaliditeit € 182
Dieetkosten € 0
Extra uitgaven kleding en beddengoed € 310
Genees- en heelkundige hulp € 71”
Tegen de vaststelling van de feiten door de rechtbank zijn door partijen geen bezwaren aangevoerd. Het Hof zal dan ook van die feiten uitgaan en voegt daar nog het volgende aan toe.
De geclaimde aftrek (zie onder 1 van de rechtbankuitspraak) ter zake van de specifieke zorgkosten is deels verantwoord in de aangifte van belanghebbende (€ 2.585) en deels in de aangifte van zijn echtgenote (€ 2.231).
Tot de gedingstukken behoort een door belanghebbende ten behoeve van belanghebbendes echtgenote overgelegde “dieetbevestiging 2014” waarop als dieetnummers 30 en 21 zijn vermeld en als “ingangsdatum dieet en einddatum” staat vermeld “van 01-01(..) t/m 31/12” (hierna: Dieetverklaring 2014) en een door belanghebbende ten behoeve van zijn echtgenote overgelegde “dieetbevestiging 2015” waarop als dieetnummers. 30 en 21 zijn vermeld en onder “ingangsdatum dieet en einddatum” niets is vermeld (hierna: Dieetverklaring 2015). Beide documenten zijn ondertekend (Dieetverklaring 2014 op 20 augustus 2015 en Dieetverklaring 2015 op 28 november 2017) door dr. [naam persoon 1] en voorzien van een stempel van de […] Poli, [naam ziekenhuis] te [plaats] .
3 Geschil in hoger beroep
In hoger beroep is in geschil of en zo ja, voor welk bedrag belanghebbende recht heeft op aftrek van uitgaven voor specifieke zorgkosten. Meer specifiek is in geschil of belanghebbende recht heeft op aftrek van dieetkosten. Voorts is in geschil of de hoorplicht is geschonden.