Home

Gerechtshof Amsterdam, 08-01-2019, ECLI:NL:GHAMS:2019:528, 17/00442

Gerechtshof Amsterdam, 08-01-2019, ECLI:NL:GHAMS:2019:528, 17/00442

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
8 januari 2019
Datum publicatie
28 mei 2019
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2019:528
Zaaknummer
17/00442

Inhoudsindicatie

Forensenbelasting: Nu de wetgever geen limiet heeft gesteld aan de hoogte van de forensenbelasting, kan het ontbreken van een limiet in de Verordening de heffingsambtenaar niet worden tegengeworpen. Verder is weliswaar sprake van een ongelijke behandeling tussen inwoners en niet-inwoners, maar daarmee is geen sprake van een verboden discriminatie, omdat voor die ongelijke behandeling een rechtvaardigingsgrond aanwezig is, te weten de omstandigheid dat de bijdrage die een gemeente ontvangt uit het Gemeentefonds, mede afhankelijk is van het aantal inwoners van die gemeente en woonforensen daarbij niet tot de inwoners worden gerekend.

Uitspraak

kenmerk 17/00442

8 januari 2019

uitspraak van derde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[naam] te [woonplaats] , belanghebbende,

tegen de uitspraak van 24 juli 2017 in de zaak met kenmerk HAA 16/2244 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Bergen, de heffingsambtenaar.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De heffingsambtenaar heeft met dagtekening 31 december 2015 aan belanghebbende voor het jaar 2014 een aanslag opgelegd in de forensenbelasting ten bedrage van € 5.210 (hierna: de aanslag).

1.2.

Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak op bezwaar, gedagtekend 18 maart 2016, de aanslag gehandhaafd.

1.3.

Bij uitspraak van 24 juli 2017 heeft de rechtbank het daartegen door belanghebbende ingestelde beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Het tegen de uitspraak van de rechtbank ingestelde hoger beroep van belanghebbende is bij het Hof ingekomen op 3 september 2017. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Op 29 oktober 2018 is bij het Hof een nader stuk van de heffingsambtenaar ingekomen, en op 9 november 2018 is door het Hof een nader stuk van belanghebbende ontvangen.

1.6.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 november 2018. Belanghebbende is verschenen, bijgestaan door [naam echtgenote] , zijn echtgenote. Namens de heffingsambtenaar is verschenen S. Marzak.Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 2. Feiten

2.1.

In de uitspraak van de rechtbank zijn de navolgende feiten vastgesteld. Belanghebbende is in deze uitspraak aangeduid als ‘eiser’, de heffingsambtenaar als ‘verweerder’.

“1. Eiser is eigenaar van de gemeubileerde recreatiewoning [adres] te [plaats 1] (hierna: de woning).

2. Eiser heeft zijn hoofdverblijf in [plaats 2] .”

2.2.

Nu de hiervoor vermelde feiten door partijen op zichzelf niet zijn bestreden, zal ook het Hof daarvan uitgaan.

3 Geschil in hoger beroep

Evenals voor de rechtbank is voor het Hof in geschil of de aanslag forensenbelasting terecht aan belanghebbende is opgelegd.

4 Beoordeling van het geschil

5 5. Kosten

6 Beslissing