Gerechtshof Amsterdam, 15-01-2019, ECLI:NL:GHAMS:2019:530, 18/00021
Gerechtshof Amsterdam, 15-01-2019, ECLI:NL:GHAMS:2019:530, 18/00021
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 15 januari 2019
- Datum publicatie
- 24 juli 2019
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2019:530
- Zaaknummer
- 18/00021
Inhoudsindicatie
Naheffingsaanslag parkeerbelasting. Kennelijk onredelijk gebruik van procesrecht in de zin van artikel 6:15, derde lid, Awb.
Uitspraak
Kenmerk 18/00021
15 januari 2019
uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[belanghebbende] , wonende te [woonplaats] , belanghebbende,
(gemachtigde: mr. drs. J.M.C. Niederer),
tegen de uitspraak in de zaak met kenmerk HAA 17/1135 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Beverwijk, de heffingsambtenaar,
1 Ontstaan en loop van het geding
De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende op 20 april 2016 een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd ten bedrage van € 61,25 (€ 1,25 aan parkeerbelasting en € 60 aan kosten in verband met het opleggen van de naheffingsaanslag). Met dagtekening 31 mei 2016 heeft de heffingsambtenaar een duplicaatnaheffingsaanslag aan belanghebbende verzonden.
Volgens belanghebbende is op 2 juni 2016 per e-mail bezwaar gemaakt tegen de naheffingsaanslag. Bij brief van 2 januari 2017 heeft hij de heffingsambtenaar in gebreke gesteld wegens het uitblijven van een uitspraak op bezwaar. Bij brief van 27 februari 2017 heeft hij beroep ingesteld tegen het niet tijdig doen van een uitspraak op bezwaar.
Bij uitspraak op bezwaar van 7 maart 2017 heeft de heffingsambtenaar belanghebbendes bezwaar tegen de naheffingsaanslag parkeerbelasting niet-ontvankelijk verklaard wegens overschrijding van de bezwaartermijn.
Belanghebbende heeft tegen die uitspraak eveneens beroep ingesteld.
Ter zitting van 13 september 2017 heeft belanghebbende de wraking verzocht van de behandelend rechter. Dit verzoek is bij Beslissing van 27 oktober 2017, nr. [nummer] , afgewezen. Bij uitspraak van 10 januari 2018 heeft de rechtbank als volgt beslist:
“De rechtbank:
- verklaart het beroep tegen de uitspraak op bezwaar van 7 maart 2017 ongegrond;
- verklaart het beroep tegen het niet-tijdig doen van een uitspraak op bezwaar
niet-ontvankelijk.”
Het tegen deze uitspraak door belanghebbende ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 12 januari 2018. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
Op 14 maart 2018 en 15 maart 2018 zijn bij de griffie van het Hof nadere stukken van belanghebbende ingekomen. Een afschrift hiervan is aan de heffingsambtenaar gezonden.
Op 16 november 2018 is bij de griffie van het Hof een nader stuk van belanghebbende ingekomen. Een afschrift hiervan is aan de heffingsambtenaar gezonden.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 november 2018.
Belanghebbende en zijn gemachtigde zijn, met bericht, aldaar niet verschenen. Namens de heffingsambtenaar is verschenen A.M. de Bie-Stokman. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2 Tussen partijen vaststaande feiten
Aangezien de uitspraak van de rechtbank geen afzonderlijke vaststelling van de feiten bevat, stelt het Hof de feiten als volgt vast.
Op 20 april 2016 omstreeks 11.16 uur stond de auto van belanghebbende, een [auto] met kenteken [kenteken] , stil op [adres 1] in de gemeente Beverwijk [auto]
Bij controle op het onder 2.2. vermelde tijdstip heeft een parkeercontroleur geconstateerd dat geen parkeerbelasting was voldaan. Om die reden is de naheffingsaanslag met nummer [nummer] ten bedrage van € 61,25 opgelegd. Omdat dit bedrag niet is betaald heeft de heffingsambtenaar een duplicaat aanslagbiljet met dagtekening 31 mei 2016 aan belanghebbende verzonden.
De door de heffingsambtenaar overgelegde “Toelichting duplicaat naheffingsaanslag parkeerbelasting” vermeldt onder meer:
“Indien u een bezwaarschrift wilt indienen tegen de naheffingsaanslag, kunt u (zoals dit op de originele naheffingsaanslag staat vermeld) dit bezwaarschrift indienen binnen zes weken na dagtekening van de opgelegde naheffingsaanslag. U kunt het bezwaarschrift schriftelijk indienen bij de gemeente Beverwijk, Postbus 796, 2130 AT Hoofddorp (…)”.
Het bedrag van de naheffingsaanslag is na aanmaning op 27 augustus 2016 op 6 september 2016 voldaan.
Op 5 januari 2017 is bij de heffingsambtenaar ingekomen een brief van de gemachtigde, gedagtekend 2 januari 2017 en gericht aan: “Heffingsambtenaar Gemeente Beverwijk, Postbus 450, 1940 AL Beverwijk, info@beverwijk.nl waarin is vermeld:
“Betreft: uitblijven beslissing op bezwaar
(…)
Het bezwaarschrift dat ik als bijlage aan deze brief meezend, zond ik u tijdig.
De beslistermijn is thans verstreken zonder dat u de gevraagde beslissing op dat bezwaarschrift heeft genomen. Gelet daarop verzoek ik u binnen uiterlijk twee weken na heden en als in artikel 4:17 van de Awb de gevraagde beslissing te nemen”.
Als bijlagen zijn bij deze brief gevoegd:
- Een bezwaarschrift gedagtekend 2 juni 2016, gericht tegen naheffingsaanslag d.d.
20 april 2016 met kenmerk [nummer] en geadresseerd aan “Heffingsambtenaar
Gemeente Beverwijk, Postbus 450, 1940 AL Beverwijk, Email: info@beverwijk.nl;
- -
-
Een kopie van vorengenoemde duplicaat naheffingsaanslag parkeerbelasting;
- -
-
Een machtiging van belanghebbende.
De heffingsambtenaar heeft overgelegd een kopie van een brief van 16 februari 2017 waarin de ontvangst van vorengenoemd brief met bijlagen wordt bevestigd en daarbij te kennen gegeven dat niet eerder dan op 5 januari 2017 een bezwaarschrift tegen aanslag nr. [nummer] bij hem was ingekomen, zodat geen sprake kan zijn van ingebrekestelling.
Belanghebbende heeft door hem als “verzendbewijzen” aangeduide bescheiden overgelegd, waarop onder meer is vermeld: “Verstuurd- Google 2 juni 2016 17:07”.
Belanghebbende heeft “schermprints” van de website van de gemeente Beverwijk overgelegd waarop het mailadres info@beverwijk.nl is vermeld.
De heffingsambtenaar heeft de “servicedesk” gevraagd te onderzoeken of een van belanghebbende afkomstige e-mail betreffende bezwaar tegen de onderhavige naheffingsaanslag parkeerbelasting bij het e-mailadres info@beverwijk.nl is ingekomen en doorgezonden naar de heffingsambtenaar. De servicedesk heeft geantwoord:
“ik heb een discovery search gedaan op exchange, ik zie dan alle emails en alle inhoud welke betrekking heeft. Er wordt in ons e-mailsysteem dan gezocht naar alle e-mail (in elke mailbox en zelfs deleted items) naar mails met de opgegeven kenmerken. Alle data, en alle afzenders gaven alleen als resultaat jouw mails waarin je rondvraag doet naar de mail die je zoekt.
Ik ben er vrij zeker van dat deze mail nooit is aangekomen.”.
De door de gemachtigde bij de in 2.4 genoemde brief overgelegde, door belanghebbende aan gemachtigde verstrekte machtiging vermeldt – voor zover hier van belang – het volgende:
“(…) [belanghebbende] (…)machtigt hierbij mr. drs. J.M.C. Niederer h.o.d.n. J.M.C. Niederer interim management B.V. en/of legal control gevestigd te [adres 2] om hem te vertegenwoordigen en alle handelingen te verrichten teneinde geschillen in- en buiten rechte te bestrijden alsmede al hetgeen daartoe door gemachtigde noodzakelijk wordt geacht, een en ander met het recht van substitutie. Hieronder dient in ieder geval te worden begrepen het zo nodig aanwenden en intrekken van alle beschikbare rechtsmiddelen en proceshandelingen en het opvragen van verdere gegevens, bijvoorbeeld door middel van de Wet openbaarheid van bestuur of middels een kennisnemingsverzoek in de zin van de Wet Politiegegevens en/of de Wet bescherming persoonsgegevens, zo ook het aanwenden van alle rechtsmiddelen m.b.t. deze gegevensverzoeken en de daaruit resulterende besluiten, alsook het aannemen van bedragen zoals vergoedingen voor proceskosten, griffierechten e.d., een en ander in de ruimste zin van het woord. Ondergetekende draagt in het kader van cessie de vordering(en) uit hoofde van verschuldigde proceskosten door de Staat in de Wahv
bezwaar en/of (hoger)beroepsprocedure over aan de gevolmachtigde. (…)”.
De machtiging is door belanghebbende ondertekend.
De brief van de rechtbank van 14 maart 2017, waarop belanghebbende zich in verband met de wraking van de rechter heeft beroepen, luidt, voorzover van belang, als volgt:
“Ingevolge artikel 6:6 van de Awb kan het bezwaar, indien niet is voldaan aan artikel 6:5, niet-ontvankelijk worden verklaard mits de indiener de gelegenheid heeft gehad het verzuim te herstellen binnen een hem daartoe gestelde termijn. Deze termijn is door u overschreden. In uw beroepschrift bent u niet nader ingegaan op de reden van het te laat indienen van het bezwaarschrift. Gelet hierop stel ik u alsnog in de gelegenheid om mij binnen vier weken na de dagtekening van deze brief een deugdelijke reden aan te voeren voor het te laat indienen van de gronden van het bezwaarschrift.”.
3 Geschil in hoger beroep
In hoger beroep is in geschil:
- of het beroep behandeld is door een partijdige rechter;
- of de rechtbank de feiten juist heeft vastgesteld;
- of tijdig een bezwaarschrift is ingediend tegen de naheffingsaanslag parkeerbelasting,
- of de heffingsambtenaar zijn hoorplicht heeft geschonden;
- of de heffingsambtenaar tijdig in gebreke is gesteld.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Voor hetgeen zij daaraan ter zitting van het Hof hebben toegevoegd wordt verwezen naar het van het verhandelde ter zitting opgemaakte proces-verbaal.