Home

Gerechtshof Amsterdam, 08-01-2019, ECLI:NL:GHAMS:2019:536, 18/00006

Gerechtshof Amsterdam, 08-01-2019, ECLI:NL:GHAMS:2019:536, 18/00006

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
8 januari 2019
Datum publicatie
24 juli 2019
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2019:536
Zaaknummer
18/00006

Inhoudsindicatie

Parkeerbelasting. De heffingsambtenaar heeft niet onzorgvuldig gehandeld. Van het horen kon worden afgezien nu met de vernietiging van de naheffingsaanslag volledig aan het bezwaar van belanghebbende tegemoetgekomen is.

Uitspraak

Kenmerk 18/00006

8 januari 2019

uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[belanghebbende] , wonende te [woonplaats] , belanghebbende,

(gemachtigde: mr. J. van Gemert),

tegen de uitspraak in de zaak met kenmerk AMS 16/7160 van de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Ouder-Amstel, de heffingsambtenaar,

(gemachtigde: mr. J.M. van Heijningen).

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende op 22 september 2016 een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd.

1.2.

Na tegen de naheffingsaanslag gemaakt bezwaar heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak op bezwaar, gedagtekend 11 november 2016, het bezwaar gegrond verklaard en de naheffingsaanslag vernietigd.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen die uitspraak beroep ingesteld. Bij uitspraak van 6 december 2017 heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Het tegen deze uitspraak door belanghebbende ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 7 januari 2018. De heffingsambtenaar heeft op 12 april 2018 een verweerschrift ingediend.

1.5.

Op 13 april 2018 en 5 juli 2018 (gedateerd 2 juli 2018) zijn bij de griffie van het Hof nader stukken van de heffingsambtenaar ingekomen. Op 19 juni 2018 is bij de griffie van het Hof een nader stuk van belanghebbende ingekomen. Afschriften van de nadere stukken zijn over en weer verzonden.

1.6.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 november 2018. Belanghebbende is, met bericht, niet verschenen, namens de heffingsambtenaar is mr. J.M. van Heijningen verschenen. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Tussen partijen vaststaande feiten

Aangezien de uitspraak van de rechtbank geen afzonderlijke vaststelling van de feiten bevat, stelt het Hof deze feiten als volgt vast.

2.1.

Belanghebbende heeft op 22 september 2016 om 13:33 uur zijn auto, met kenteken [kenteken] , (hierna: de auto) tot stilstand gebracht ter hoogte van [adres] . Voor deze locatie is parkeerbelasting verschuldigd. Deze belasting was door belanghebbende op het moment (13.33 uur) dat de auto werd gecontroleerd, niet voldaan.

Belanghebbende heeft met een parkeerbewijs aangetoond dat hij op de bewuste datum om 13:36 uur parkeerbelasting had voldaan.

2.2.

In zijn nader stuk van 2 juli 2018 schrijft de heffingsambtenaar “Ik stuur u een aanvullende verklaring van de tweede handhavingsambtenaar, de heer [naam 2] , die evenals de heer [naam 1] aanwezig was ten tijde van het constateren van de parkeerovertreding van [belanghebbende] .”

2.3.

Tot de gedingstukken behoren een tweetal door de heffingsambtenaar ingebrachte verklaringen. Het betreft een verklaring van [naam 1] en een verklaring van [naam 2] , beide zijn gemeentesurveillant DUOplus.

De verklaring van [naam 1] luidt als volgt:

“In het verweerschrift staan een aantal punten genoemd welke uitleg cq verweer behoeven.

• De werkwijze tijdens het handhaven op betaald parkeren is alsvolgt:

De controleur controleert het voertuig op de aanwezigheid van een parkeerkaartje of

parkeerontheffing. Bij afwezigheid wordt het kenteken gescand en digitaal bevraagd bij

SHPV. Hierop wordt dan een reactie gegeven: aangemeld of niet aangemeld via belparkeren.

Vervolgens wordt gekeken of er iemand bij de parkeerautomaat staat, die bezig is met het

kopen van een parkeerkaartje. Staat iemand bij de parkeerautomaat, wordt gevraagd welk

voertuig van hem/haar is. Vervolgens wordt overgegaan tot het uitschrijven van een

naheffingsaanslag. Deze werkwijze neemt ruim 2 minuten tijd in beslag.

• Ook wordt hierbij rekening gehouden met de fysieke afstand tot de dichtstbijzijnde

parkeerautomaat.

• De korte tijd waarover de verweerder spreekt wordt hierdoor dus met 2 minuten verlengt.

• De 10 minuten regel wordt (volgens jurisprudentie) alleen toegepast bij een verlopen

parkeerkaartje. De bestuurder/eigenaar heeft na het verlopen van het parkeerkaartje 10

minuten om bij zijn voertuig te komen, weg te rijden of een nieuw parkeerkaartje te kopen.

• Er stonden op het moment van controleren van het voertuig van verweerder geen personen

bij de parkeerautomaat. Dit was voor de controleur makkelijk te controleren, want de

parkeerautomaat stond op nog geen 10 meter van het geparkeerde voertuig. (

zie de bijgevoegde foto google maps. Het voertuig van verweerder stond op de vrije parkeerplaats tussen de zwarte en rode auto.) Deze parkeerplaats is vervolgens ook af te leiden uit de overtredingsfoto.

• Verweerder geeft aan dat hij het tarief op de parkeerautomaat heeft bekeken, zijn

portemonnee heeft gepakt en naar kleingeld heeft gezocht. Vervolgens dit kleingeld heeft

ingeworpen en het kaartje heeft gepakt. Het probleem is echter dat geheel Amsterdam

Duivendrecht voorzien is van parkeerautomaten met enkel een mogelijkheid tot bankkaart transactie.”

De verklaring van [naam 2] luidt als volgt:

“Op 22 september 2016 omstreeks 13:33 uur bevond ik, [naam 2] , mij samen met mijn collega, [naam 1] op de [adres] .

Wij waren bezig met de handhaving betaald Parkeren.

Ter hoogte van [adres] zag ik een voertuig, [merk] [kleur] met kenteken [kenteken] , geparkeerd staan in een parkeervak.

Bij controle van dit voertuig zag ik dat er geen parkeerkaartje of vergunning zichtbaar in het voertuig aanwezig was.

Ik zag dat er niemand bij de parkeerautomaat stond. Deze parkeerautomaat (nr. 17) stond op een afstand van ongeveer 14 meter van bovengenoemd voertuig. Ik had vrij uitzicht op de

parkeerautomaat. Vervolgens heb ik het kenteken gescand op deelname aan mobiel parkeren. Ook dit was niet het geval.

Vervolgens heb ik een naheffingsaanslag uitgeschreven.

Mijn collega [naam 1] stond gedurende deze tijd voor het voertuig en ook hij had vrij zicht op de parkeerautomaat.”

3 Geschil in hoger beroep

3.1.

Evenals bij de rechtbank is in hoger beroep in geschil of belanghebbende een proceskostenvergoeding voor de bezwaarfase toekomt.

3.2.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Voor hetgeen zij daaraan ter zitting van het Hof hebben toegevoegd wordt verwezen naar het van het verhandelde ter zitting opgemaakte proces-verbaal.

4 Het oordeel van de rechtbank

5 Beoordeling van het geschil

6 Kosten

7 Beslissing