Home

Gerechtshof Amsterdam, 26-02-2019, ECLI:NL:GHAMS:2019:857, 18/00126 t/m 18/00128

Gerechtshof Amsterdam, 26-02-2019, ECLI:NL:GHAMS:2019:857, 18/00126 t/m 18/00128

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
26 februari 2019
Datum publicatie
17 juli 2019
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2019:857
Zaaknummer
18/00126 t/m 18/00128

Inhoudsindicatie

Parkeerbelasting. Belanghebbende maakt niet aannemelijk dat sprake was van een verschoonbare termijnoverschrijding bij het indienen van het beroepschrift. Belanghebbende maakt evenmin aannemelijk dat sprake was van laden en lossen en niet van parkeren.

Uitspraak

Kenmerken 18/00126, 18/00127 en 18/00128

26 februari 2019

uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer

op de hoger beroepen van

[naam] , wonende te [woonplaats] , belanghebbende,

tegen de uitspraken met kenmerken AMS 17/4845, 17/5068 en 17/5440 van de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) in de gedingen tussen

belanghebbende

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam, de heffingsambtenaar,

(gemachtigde: mr. B. Brekveld).

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende drie naheffingsaanslagen parkeerbelasting opgelegd .

1.2.

Na tegen de naheffingsaanslagen gemaakte bezwaren heeft de heffingsambtenaar bij uitspraken op bezwaar, gedagtekend 24 juni 2017, 4 juli 2017 en 4 augustus 2017, de bezwaren ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen die uitspraken beroep ingesteld. Bij uitspraak van 22 februari 2018 heeft de rechtbank als volgt beslist :

“Beslissing

De rechtbank verklaart in de procedures 17/4845 (kenmerk Hof 18/00126) en 17/5068 (kenmerk Hof 18/00127) de beroepen niet-ontvankelijk.

De rechtbank verklaart in de procedure 17/5540 (kenmerk Hof 18/00128 het beroep ongegrond.”

1.4.

De tegen deze uitspraak door belanghebbende (in één geschrift) ingestelde hoger beroepen zijn bij het Hof ingekomen op 21 maart 2018. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 februari 2019. Aldaar zijn verschenen belanghebbende en namens de heffingsambtenaar de gemachtigde voornoemd. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Tussen partijen vaststaande feiten

Nu de uitspraak van de rechtbank geen afzonderlijke vaststelling van de feiten bevat, stelt het Hof de feiten als volgt vast.

2.1.

Belanghebbende is houder van [een auto] met kenteken [kenteken] (hierna: de Auto).

2.2.

Controle op het tijdig voldoen van de verschuldigde parkeerbelasting vindt in [plaats] plaats door, kortgezegd, een scanauto; een auto die rondrijdt en foto’s (‘scans’) maakt van de kentekens van stilstaande voertuigen. De gescande kentekens worden vergeleken met de kentekens van auto’s

  1. waarvoor een parkeervergunning als bedoeld in artikel 4, lid 2 van de Verordening Parkeerbelastingen 2017 (verder de Verordening) is afgegeven;

  2. waarvoor de parkeerbelasting als bedoeld in artikel 4, lid 1 van de Verordening is voldaan

(hierna: de Controle).

Zaak 18/00126

2.3.

De Auto stond op [datum 1] 2017 om circa [tijdstip 1] stil op [straatnaam] te [plaats] ter hoogte van huisnummer [huisnummer 1] .

2.4.

Bij Controle bleek dat de volgens de Verordening bij parkeren verschuldigde parkeerbelasting niet was voldaan. Om die reden is op 1 juni 2017 de in geschil zijnde naheffingsaanslag opgelegd.

2.5.

Bij uitspraak op bezwaar van 24 juni 2017 is de naheffingsaanslag gehandhaafd.

2.6.

Op 17 augustus 2017 heeft de rechtbank belanghebbendes tegen de uitspraak op bezwaar gerichte beroepschrift ontvangen.

Zaak 18/00127

2.7.

De Auto stond op [datum 2] 2017 om circa [tijdstip 2] stil op [straatnaam] te [plaats] ter hoogte van huisnummer [huisnummer 2] .

2.8.

Bij de Controle bleek dat de volgens de Verordening bij parkeren verschuldigde parkeerbelasting niet was voldaan. Om die reden is op 14 juni 2017 de in geschil zijnde naheffingsaanslag opgelegd.

2.9.

Bij uitspraak op bezwaar van 4 juli 2017 is de naheffingsaanslag gehandhaafd.

2.10.

Op 28 augustus 2017 heeft de rechtbank belanghebbendes tegen de uitspraak op bezwaar gerichte beroepschrift ontvangen.

Zaak 18/00128

2.11.

De Auto stond op [datum 3] 2017 om circa [tijdstip 3] stil op [straatnaam] te [plaats] ter hoogte van huisnummer [huisnummer 3] .

2.12.

Bij de Controle bleek dat de volgens de Verordening bij parkeren verschuldigde parkeerbelasting niet was voldaan. Om die reden is op 12 juli 2017 de in geschil zijnde naheffingsaanslag opgelegd.

2.13.

Bij uitspraak op bezwaar van 4 augustus 2017 is de naheffingsaanslag gehandhaafd.

2.14.

Op 13 september 2017 heeft de rechtbank belanghebbendes tegen de uitspraak op bezwaar gerichte beroepschrift ontvangen.

3 Geschil in hoger beroep

Evenals bij de rechtbank is in hoger beroep in geschil:

Met betrekking tot 18/00126 en 18/00127 (rechtbankkenmerken 17/4845 en I7/5068)

3.1.

Is met betrekking tot het bij de rechtbank instellen van beroep sprake geweest van een verschoonbare termijnoverschrijding als bedoeld in artikel 6:11 Awb?

Met betrekking tot alle hoger beroepszaken

3.2.

Is de naheffingsaanslag parkeerbelasting terecht opgelegd?

Het geschil spitst zich toe op de vraag of sprake was van ‘parkeren’, dan wel van ‘laden of lossen van zaken’ als bedoeld in artikel 2 onder a van de Verordening.

3.3.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Voor hetgeen zij daaraan ter zitting van het Hof hebben toegevoegd wordt verwezen naar het van het verhandelde ter zitting opgemaakte proces-verbaal.

4 Het oordeel van de rechtbank

5 Beoordeling van het geschil

6 Kosten

7 Beslissing