Home

Gerechtshof Amsterdam, 15-01-2019, ECLI:NL:GHAMS:2019:88, 18/00024

Gerechtshof Amsterdam, 15-01-2019, ECLI:NL:GHAMS:2019:88, 18/00024

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
15 januari 2019
Datum publicatie
27 februari 2019
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2019:88
Zaaknummer
18/00024

Inhoudsindicatie

Wet waardering onroerende zaken; uitspraak op bezwaar deugdelijk en voldoende gemotiveerd

Uitspraak

kenmerk 18/00024

15 januari 2019

uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[naam] te [woonplaats] , belanghebbende,

tegen de uitspraak van 21 december 2017 in de zaak met kenmerk HAA 17/2454 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Heemstede, de heffingsambtenaar.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De heffingsambtenaar heeft bij beschikking krachtens artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) met dagtekening 28 februari 2017 de waarde van de onroerende zaak [object 1] te [plaats] (hierna: de woning) voor het jaar 2017 vastgesteld op € 782.000. Tegelijk is de aanslag onroerendezaakbelastingen (OZB) voor het jaar 2017 bekendgemaakt.

1.2.

Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak van

30 april 2017 de vastgestelde waarde gehandhaafd.

1.3.

De rechtbank heeft bij de uitspraak van 21 december 2017 het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank op 16 januari 2018 hoger beroep bij het Hof ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Belanghebbende heeft bij brief van 7 september 2018 een nader stuk ingediend.

1.6.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 december 2018. Aldaar zijn verschenen belanghebbende en, namens de heffingsambtenaar mr. E. Brouwer, bijgestaan door [naam taxateur] (taxateur). Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Feiten

2.1.

Belanghebbende is eigenaar van de woning.

2.2.

Tot de gedingstukken behoort een “Taxatieverslag Woning” raadpleegbaar via internet, dat aan belanghebbende is nagezonden. Het taxatieverslag bevat – ter onderbouwing van de vastgestelde WOZ-waarde – (verkoop)gegevens van de objecten [object 2] , [object 3] en [object 4] , alle gelegen te [plaats] .

2.3.

De heffingsambtenaar heeft ter (verdere) onderbouwing van de WOZ-waarde in eerste aanleg een op 19 juli 2017 door [naam taxateur] opgemaakt taxatierapport (hierna: het Waarderapport) met een daarbij horende ‘Bijlage Waardeopbouw’ ingebracht. De waarde van de woning is in het Waarderapport aan de hand van (verkoop)gegevens van voornoemde drie objecten (alsmede van het object [object 5] ) onderbouwd. Volgens dat rapport is bij de waardering van de woning een zogenoemde grondstaffel gehanteerd.

3 Geschil in hoger beroep

Belanghebbende heeft ter zitting desgevraagd verklaard dat hij zich neerlegt bij de door de heffingsambtenaar vastgestelde waarde. Vanwege het ontbreken van een deugdelijke motivering in de bezwaarfase was hij gedwongen beroep bij de rechtbank in te stellen. Hierin had de rechtbank aanleiding moeten zien de heffingsambtenaar te veroordelen in de proceskosten; ook het griffierecht had moeten worden vergoed.

De heffingsambtenaar betwist dat er grond is voor vergoeding van proceskosten en griffierecht.

4 Oordeel van de rechtbank

5 Beoordeling van het geschil

6 Kosten

7 Beslissing