Home

Gerechtshof Amsterdam, 08-01-2019, ECLI:NL:GHAMS:2019:90, 17/00592

Gerechtshof Amsterdam, 08-01-2019, ECLI:NL:GHAMS:2019:90, 17/00592

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
8 januari 2019
Datum publicatie
20 februari 2019
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2019:90
Zaaknummer
17/00592

Inhoudsindicatie

Parkeerbelasting; voldoende kenbaar dat parkeerbelasting was verschuldigd was

Uitspraak

kenmerk 17/00592

8 januari 2019

uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] , te [Z], belanghebbende,

tegen de uitspraak van 30 oktober 2017 in de zaak met kenmerk HAA 17/339 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Zaanstad, de heffingsambtenaar.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De heffingsambtenaar heeft met dagtekening 23 december 2016 een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd van in totaal € 62 (€ 2 parkeerbelasting en € 60 naheffingskosten).

1.2.

Na daartegen gemaakt bezwaar, heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak van 10 januari 2017 het bezwaar ongegrond verklaard en de naheffingsaanslag gehandhaafd.

1.3.

De rechtbank heeft bij de uitspraak van 30 oktober 2017 het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld, ingekomen bij het Hof op 11 december 2017. Het hoger beroep is bij brief van 8 januari 2018 gemotiveerd. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 31 oktober 2018. Belanghebbende is zonder bericht van verhindering niet verschenen. Blijkens gegevens van PostNL is de naar belanghebbende op 14 september 2018 per aangetekende post verzonden uitnodiging om op de zitting te verschijnen op 19 september 2018 bezorgd op het adres van belanghebbende. Belanghebbende is aldus tijdig en op de juiste wijze uitgenodigd, zodat de zitting doorgang heeft kunnen vinden. Namens de heffingsambtenaar is verschenen mr. R. Wittenberg. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Feiten

2.1.

Op 23 december 2016, tijdstip 17.48 uur, is tijdens een parkeercontrole geconstateerd dat de auto van belanghebbende met kenteken [kentekennummer] (hierna: de auto), geparkeerd stond aan de Vaartkade te (centrum) Zaandam (hierna: de locatie), zonder dat parkeerbelasting was voldaan.

2.2.

Ingevolge de Verordening op de heffing en invordering van parkeerbelastingen 2016 van de gemeente Zaanstad is voor het parkeren op de locatie op voornoemd tijdstip belasting verschuldigd.

2.3.

Belanghebbende heeft bij de rechtbank een plattegrond overgelegd (bijlage 5 bij het beroepschrift) waarop hij heeft aangegeven via welke route (hierna: de aanrijroute) hij heeft gereden naar de locatie. Op de aanrijroute is belanghebbende – volgens de hieronder vermelde opgaaf van de heffingsambtenaar en geïllustreerd aan de hand van in hoger beroep overgelegde foto’s – de volgende borden betaald parkeren c.q. parkeerautomaten gepasseerd:

“ 1. Borden bij het binnenrijden van de parkeerzone Westzijde bij het Papenpad (…);

2. Herhalingsbord op de Westzijde (…);

3. Herhalingsbord op de kruising Westzijde/Stationsstraat (…);

4. Twee maal een parkautomaat op de Stationsstraat (…) en (…);

5. Een bord ‘Betaald parkeren’ op de hoek van Herenstraat/Herengracht met een pijl in de richting van de Vaartkade (…)”

2.4.

Ongeveer op 40 meter van de locatie (niet op de aanrijroute) staat een (herhalings)bord betaald parkeren (afgebeeld op een foto opgenomen als bijlage 6 bij het verweerschrift in hoger beroep).

3 Geschil in hoger beroep

In geschil is of de naheffingsaanslag parkeerbelasting terecht is opgelegd. Evenals voor de rechtbank spitst het geschil zich in hoger beroep toe op de vraag of de verschuldigdheid van parkeerbelasting op de locatie voor belanghebbende voldoende kenbaar was.

4 Beoordeling van het geschil

5 Kosten

6 Beslissing